BOB model bij vergaderen/besluitvorming:
Beeldvorming: vragen stellen die een speelveld schetsen voor het te nemen besluit.
Wat is het probleem, wat is de context, welke stakeholders, wat zijn
mogelijkheden, welke ideeën leven er al, …?
Oordeelvorming: uitwisselen van informatie en discussiëren over de verschillende
opties. Hebben we alle opties op tafel, wat zijn voor- en nadelen, welke
argumenten zijn er, wie zijn voor- tegenstanders, …?
Besluitvorming: hebben we volledig beeld van de mogelijkheden, en welke heeft de
voorkeur van de groep?
Strategie omvat de strategische besturing van een organisatie; een planmatig uitgewerkte
lange termijn visie (3-5 jaar). Gaat in essentie om de vraag hoe de organisatie extern
waarde wilt toevoegen in zijn omgeving, cq kan profiteren van de waardetoevoeging van
anderen, en zich intern moet ontwikkelen om dit mogelijk te maken. Externe
analysetraject (outside-in) onderzoekt kansen en bedreigingen door analyse van omgeving,
markt, klanten, leveranciers etc. Het interne analysetraject (inside-out) onderzoekt
sterktes en zwaktes van de managementbouwstenen mensen, middelen, structuur en
cultuur. Cruciaal is de synthese waarbij de analysegegevens worden omgezet in concrete
doelstellingen en maatregelen.
Missie (waar staan we voor?) en visie (wat willen we zijn? vormen het fundament van een
strategie. Kritieke succesfactoren (KSF): wat is cruciaal voor succes? Doelstellingen: wat
zijn resultaten die we willen bereiken en welke meetbare resultaten? Maatregelen: hoe?
KPI’s opstellen.
Een strategie concretiseert het toekomstbeeld. Scenario’s of maatregelen beschrijven het
pad waarmee de gewenste situatie bereikt kan worden.
SWOT-analyse: managementtool die ingezet kan worden bij het evalueren van de
marketingmix (product, prijs, plaats, promotie). Doelstellingen van de organisatie of
projecten en de identificatie van de interne en externe factoren die gunstig en/of
ongunstig zijn voor de verwezenlijking van de externe doelstellingen. SWOT-analyse is
altijd een moment-opname.
Interne factoren in beeld brengen bijv door 7s model van McKinsey. Externe factoren in
beeld brengen bijv mbv DESTEP-analyse en PEST-analyse.
Resultaten presenteren in SWOT matrix. Definieren van een gewenste eindsituatie of
gewenste doelstellingen.
, STERKTES ZWAKTES
Sterke punten van Zwakke punten van
project/organisatie die kunnen project/organisatie die negatief
bijdragen aan het realiseren van effect kunnen hebben op het
de beoogde doelstelling. Intern realiseren van de beoogde
en extern perspectief! doelstellingen
KANSEN
Mogelijkheden die zich voordoen BEDREIGINGEN
voor de organisatie of het Mogelijke blokkades die het
project. project of organisatie negatief
kunnen beïnvloeden vanuit de
markt.
Organisaties zijn afhankelijk van hun externe omgeving. Deze is op te splitsen in meso-
omgeving (bedrijfstak of markt waarbinnen de organisatie actief is) en macro-omgeving
(dit beïnvloed de organisatie. Met de DESTEP-analyse: voor een organisatie wordt duidelijk
hoe zij het beste met macro-economische factoren om kunnen gaan en hoe zij hun
strategie daar op aan kunnen passen.
Demografisch: richt zich op bevolkingssamenstelling. Meer inzicht kan van cruciaal belang
zijn.
Economisch: alle factoren die met economische groei, inflatie, koopkracht etc te maken
hebben.
Sociaal en cultuur: kenmerken op het gebied van cultuur en leefgewoonten.
Technologisch: alle ontwikkelingen en innovaties waar een organisatie op in moet spelen
om mee te gaan met de tijd.
Ecologisch: alle factoren op het gebied van de fysieke omgeving en het milieu.
Politiek en juridisch: alle politieke maatregelen op bestuurlijk, provinciaal en gemeentelijk
niveau.
Marktwerking in de zorg.
Voor Tegen
Kwaliteit Marktwerking is goed voor kwaliteit van zorg Marktwerking is slecht voor kwaliteit van
(concurrentie, specialisatie, innovaties, …) zorg (er wordt gelet op prijs ipv kwaliteit,
zorgaanbod kan versmallen omdat minder
geinvesteerd wordt in niet rendabele
zorg).
Kwaliteit van zorg is moeilijk te meten.
Keuzevrijheid Individuele keuzevrijheid neemt toe Keuzevrijheid neemt nauwelijks toe (door
afspraken ZV, of bij acute zorg)
Keuzevrijheid is niet gewenst (mensen
willen niet kiezen, maar gewoon beste
zorg, meer keuzestress)
Financiën Groei van zorguitgaven neemt af (dure zorg wordt niet Zorguitgaven nemen toe (beloning voor
gecontracteerd) productie ipv uitkomsten, meer creeeren
Huidig systeem stimuleert gezond leven en zinnig/zuinig vraag zorg door teveel aanbieden zorg).
zorggebruik (kostenbewustzijn, preventie) Geld dat bestemd is voor zorg wordt niet
Private financiering wordt mogelijk (minder goed besteed (behandelen ziekte is
afhankelijkheid overheid) rendabeler dan preventie)
Zorgstelsel Huidige stelsel schept duidelijkheid over governance Huidig stelsel borgt samenwerking
(duidelijke juridische bevoegdheden, taken, onvoldoende (ongelijkwaardige partijen),
verantwoordelijkheden, betere bestuurbaarheid, men verstaat elkaar niet, nauwelijks
minder last van politieke wispelturigheid.) onderhandeling)
Dwingt tot bewustere keuzes over collectief Zorg is niet geschikt voor marktwerking
gefinancierde zorg (helderheid kosten/baten, (botst met gelijk/toegankelijk/bereikbaar/
maatschappelijk debat) betaalbaar, verzakelijking en verkilling,
remming innovatie).
, Structuur: verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Horizontale
dimensie: aantal deeltaken van het betreffende individu. Verticale dimensie: mate van
zeggenschap die het betreffende individu over de deeltaak heeft.
Functionele structuur: groepering individuele posities op basis van overeenkomstige
kennis- en vaardigheidsgebieden.
Operationele, markt- of doelgroepgerichte en geografische structuren: groepering
op basis van producten of diensten, markten of doelgroepen, landen of regio’s.
Een goede structuur heeft de volgende kenmerken:
Robuust maar flexibel
Lost meer problemen op dan er gecreëerd worden
Span of support is beheersbaar, span of responsibility is voldoende
Delegeren is toegestaan waar mogelijk
Medewerkers hebben speelruimte
Er is een bewust gekozen evenwicht tussen werkprocessen, omgeving, historie en
doelen van de organisatie en haar medewerkers
Er is voorzien in systemen die de structuur ondersteunen en compenseren.
Valkuilen:
Ideale structuur bestaat niet
Steile structuur (hiërarchie) moet niet per se plaats maken voor een platte
structuur. Hiërarchie is legitiem antwoord op complexe eisen.
Structuur is niet belangrijker dan andere ontwerpvariabelen
Structuur regels slechts de formele omgang met elkaar.
Een structuur is vrijwel nooit volledig. Er blijven altijd werkzaamheden over die niet
efficiënt of effectief binnen de bestaande taak-, bevoegdheids-, en
verantwoordelijkheidsverdeling zijn uit te voeren. Dit kan gecompenseerd worden door:
Werkgroep: enkele deskundigen die een bepaald vraagstuk bestuderen en op grond
daarvan met adviezen of voorstellen komen. Tast bestaande structuur niet of
nauwelijks aan.
Taakgroep: krijgt bepaalde bevoegdheden uit de lijn gedelegeerd.
Projectgroep: verschillende specialisten in een tijdelijk samenwerkingsverband.
Gericht op het bereiken van een duidelijk en vooraf gespecificeerd resultaat.
Commissie: relatief permanent onderdeel van de organisatie. Regelmatig
terugkerende onderwerpen op een bepaald gebied.
Mintzberg: vijf structuurelementen of bouwstenen:
1. Operationele kern: mensen in het primaire proces, rechtstreeks gericht op het
realiseren van de eindresultaten.
2. Strategische top: zorgt er voor dat organisatie doelstellingen heeft, medewerkers
deze nastreven en medewerkers tegemoet komen aan de wensen en verlangens van
hen die de organisatie sturen.
3. Lijnmanagement: dagelijkse leiding en verbinding tussen de strategische top met
de operationele kern.
4. Technische staf: oefent invloed uit op de operationele kern. Trekt mensen aan en
leidt ze op.
5. Dienstverlenende staf: diensten die indirect het werk van de overige vier
elementen beïnvloeden en ondersteunen.