Spelling – Nederlands tentamen
H1, ons spellingsysteem
Een pictografisch schriftsysteem is een manier om woorden weer te geven
door middel van tekeningen en afbeeldingen. Bij een logografisch
schriftsysteem staat elk plaatje voor één woord bijv. bij Chinese taal.
Een foneem is een spraakklank die betekenisverschil veroorzaakt; b/ee/r
heeft 3 fonemen. Nederland kent 34 verschillende fonemen.
Een grafeem is een letter/lettercombinatie die verwijst naar een foneem,
daar kent Nederland er 36 van, dit komt door de ei/ij en ou/au.
Een foneem is dus eigenlijk hoe je het hoort, en een grafeem is hoe je iets
schrijft.
Bij de woorden ‘put, de, een, lelijk’ hoor je ‘put, du, un, leluk’, die ‘u’ die je
hoort is dus een foneem. Maar hoe je het dan werkelijk schrijft, met een u,
e, ee en ij zijn de grafemen.
Bij een fonologisch principe schrijf je de woorden zoals je ze hoort
(klankzuivere woorden), bijvoorbeeld: maan.
Bij het morfologische principe gaat het om de vorm van een woord.
Woorden zijn opgebouwd uit kleine elementen, die ieder een eigen
betekenis hebben, dit noem je morfemen onwijs bestaat uit 2 morfemen
‘on’ en ‘wijs’.
Gebonden morfemen zijn voorvoegsels, die altijd aan een bestaan woord
worden toegevoegd.
Het morfologische principe is op te splitsen in twee regels:
1. De regel van gelijkvormigheid
2. De regel van overeenkomst
- Bij de regel van gelijkvormigheid kijken we altijd naar hetzelfde woord;
‘hond’ met een ‘d’ omdat het in meervoud ook met een ‘d’ wordt. (En
nooit een ‘z’ of een ‘v’ aan het einde van een lettergreep.)
- Bij de regel van overeenkomst ga je vergelijken met andere woorden.
Hij loopt, dus hij vindt
Stationsstraat, dus stationsgebouw
Maar nooit een dubbele medeklinker aan het einde van een zin, dus niet
‘hij zett’ / ‘hij schiett’
Bij het syllabisch principe gaat het om de klankgroepen in een woord, dit
wordt ook wel syllaben genoemd. (Is anders dan een morfeem, een
morfeem heeft altijd een betekenis en een syllabe niet)
Bijvoorbeeld bij het woord ‘bakker’ lettergrepen: bak/ker, syllaben:
ba/kur
Ook bij het syllabisch principe gelden er twee regels:
1. De verenkelingsregel
2. De verdubbelingsregel
Wanneer een syllabe eindigt op een lange klank, schrijven we het met 1
medeklinker.
, Raa/mun wordt dus ‘ramen’.
En als een syllabe eindigt op een korte klank, schrijven we het met 2
medeklinkers.
Ko/ffer, wordt dus koffer.
Het etymologisch principe houdt in dat de herkomst bepalend is voor de
schrijfwijze van een woord. We schrijven ‘zei’ en ‘zij’ anders, omdat die
woorden in het oud Nederlands anders werden uitgesproken.
Leenwoorden vallen ook onder het etymologisch principe.
Dus:
- Fonologisch spraakklanken
- Morfologisch morfemen (2 regels)
- Syllabisch klankgroepen (2 regels)
- Etymologisch herkomst
H2, het spellingsproces
Een theorie over de wijze waarop woorden in ons geheugen zijn
opgeslagen, noemen we de versmeltingstheorie van Ehris.
Een woord met een akoestisch identiteit is de wijze waarop een woord
klinkt.
Bijv: garage gaaraazju
Onder semantische identiteit verstaan we de betekenis van een woord
(woordenboek).
Homofonen zijn woorden die hetzelfde klinken, maar een andere betekenis
hebben ‘wei’ en ‘wij’.
Bij syntactische identiteit gaat het om de mogelijkheden van een woord.
Vint hij vindt. Dit weet je pas wanneer je weet dat het om een
persoonsvorm gaat.
En de spelling van een woord noemen we orthografisch identiteit.
Wanner een speller een manier gebruikt om tot de juiste schrijfwijze te
komen, gebruiken we een spellingstrategie:
1. Directe spellingstrategieën
2. Indirecte spellingstrategieën
Bij de directe spellingstrategie gaat het spellen van een woord
automatisch, we schrijven het op zonder erbij na te denken.
Bij indirecte spellingstrategie pas je een bepaalde denkhandeling toe. We
kennen er hier 5 van:
- Fonologische strategie wanneer je een woord opsplitst in klanken
of klankgroepen. Ook deze is weer onderverdeeld in 2; De
elementaire spellinghandeling en de klankklusterstrategie.
- Woordbeelstrategie Dit is visueel, dit zijn weetwoorden.