100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Ontwikkelingspsychologie en Psychopathologie Samenvatting €7,49
In winkelwagen

Samenvatting

Ontwikkelingspsychologie en Psychopathologie Samenvatting

 48 keer bekeken  4 keer verkocht

Volledige samenvatting van de stof van het vak Ontwikkelingspsychologie en Psychopathologie. Gebaseerd op de hoorcolleges en aanvullingen vanuit het boek.

Voorbeeld 4 van de 38  pagina's

  • 27 augustus 2020
  • 38
  • 2018/2019
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (28)
avatar-seller
fabruiters
Ontwikkelingspsychologie en Psychopathologie
Week 1 Ontwikkeling van psychopathologie (P&T H1 t/m H3, N-H H1)
Psychopathologieintens, regelmatig en/of aanhoudend abnormale patronen van emotie, cognitie
en gedrag.
‘Childhood disorders are better understoond when considered within the context of normal
depevlopment.’
Drie criteria om onderscheidt te maken tussen normaal en psychopathologisch:
 Statistische afwijkingen in emoties, cognities en gedrag.
 Afwijkend gedrag van de standaard.
 Mentale gezondheid van kind volgens klinische standaarden (volgens DSM-5)
o Negatieve kwaliteit van leven, beperkt in functioneren, vertonen van symptomen.
Ontwikkeling psychopathologiebenadrukt dat verschillende patronen voorkomen in de context
van normale ontwikkeling en kunnen leiden tot actuele en toekomstige problemen bij zuigelingen,
kinderen en adolescenten.

Wat is normaal?
 Statistical diviancete veel of te weinig van elk leeftijd-verwachte gedrag/emoties.
 Socio-culturele standaardengeloof en verwachtingen van een bepaalde groep over welke
soort emoties, cognities en gedragen onacceptabel zijn.
 Geestelijke gezondheidszorg definities (bv. DMS-5)theoretische klinische gebaseerde
beoordeling van ‘distress’ en ‘dysfunction’. De gemoedstoestand van het kind is het
belangrijkste en de invloeden hiervan op het ervaren van specifieke situaties.

Prevalentieproportie van de populatie met een stoornis (aantal huidige cases).
Incidentiesnelheid waarmee aantal nieuwe cases toeneemt (alle nieuwe cases in een bepaalde
periode).

Continue modellengeleidelijke schaal van normaal naar afwijkend.
Discontinue modellenafgebakende en kwalitatieve verschillen tussen normaal en afwijkend.

Theoretische modellen
De theoretische modellen ontstaan door klinische interventies, onderzoek en
interventieprogramma’s. Vaak worden ze afzonderlijk van elkaar bekeken, maar ze staan wel met
elkaar in verband. Samen vormen ze een complementair perspectief op complexe klinische patronen.
 Fysiologische modellennadruk op de fysiologische basis van alle psychische processen en
evenementen (structureel, biologisch, chemisch).
o Disthesis-stress modelnadruk om de combinatie van verschillende fysiologische
factoren en stress.
 Diathesisfysiologische kwetsbaarheden zoals genetische afwijking,
structurele pathologie en biochemische verstoringen.
 Stressfysiologisch of van de omgeving.
 Psychodynamische modellen
o Onbewuste cognitieve, affectieve en motivatieprocessen.
o Geestelijke voorstellingen van zichzelf, anderen en relaties.
o Betekenis van individuele, subjectieve ervaringen.
o Ontwikkeling van persoonlijkheidsproblemen en kindertijd psychologische
uitdagingen tijdens het ouder worden.
 Gedrags- en cognitieve modellen
o Normaal en afwijkend gedrag zijn aangeleerd.
o Individueel observationeel gedrag in een specifieke omgeving.

, o Cognitieve tekortkomingen of defecten in relatie tot leerprocessen van het kind.
 Probabilistische modellennadruk op interpretatie van hoe en waarom
kinderen leren en denken.
 Neoconstructivistische modellennadruk op evolutionaire context.
o Componenten en processen van de geest en mentaal ontwikkeling.
 Humanistische modellen
o Persoonlijke betekenisvolle ervaringen.
o Aangeboren motivatie voor gezonde groei.
o Een creatie van een zelfbeeld door het kind.
o Positieve psychologie
 Familie / systemische modellen
o Begrijpen van persoonlijke en psychopathologie van het kind gebaseerd op familie
dynamiek.
o Overwegen van een gedeeld (shared) en niet-gedeelde (nonshared) omgeving van
familieleden.
o Diagnostiek en therapie zijn gefocust op het kind binnen de
familie.
 Socioculturele modellen
o Sociale context (gender, etniciteit, sociaaleconomische status)
o Culturele beïnvloedt de ontwikkeling
o Componenten van ecologische modellen zijn thuis, klaslokaal en
de wijk/buurt.
o Geboortecohortmensen die zijn geboren in een bepaalde
historische periode delen ervaringen en evenementen.
o Bronfenbrennermodel5 ringen van micro-tot chronosysteem.

3 typen verkeerde aanpassingen:
 Vertraging (delay)
 Fixatiegedrag blijven vertonen dat niet meer past bij leeftijd.
 Afwijkinganders ontwikkelen.

‘Een van de voornaamste taken van de ontwikkeling en
psychopathologie is het definiëren van families of
ontwikkelingspaden, waarvan sommige geassocieerd zijn met
psychopathologie met een hoge waarschijnlijkheid en andere met
een lage waarschijnlijkheid’ (Sroufe, 1990).
Breed ontwikkelingspadgrote schaal aan doelgerichte patronen
van gevoelens, gedachten en gedragingen over verschillende
domeinen.
Smal ontiwkkelingspadspecifieke doelen.
Initiating pathwaysselecteren van omgeving d.m.v. kiezen van
activiteiten die kind in richting duwen.
Supporting trajectoriesouders helpen kind omgaan met
moeilijkheden en vermijden van negatieve ontwikkelingspaden.

Afwijkingen van normaal ontwikkelingspad:
 Multifinalitysprake van een stoornis waarbij de beginsituatie hetzelfde is, maar waarbij
andere ontwikkelingspaden worden gekozen.
 Equifinalityverschillende begincondities leiden tot overeenkomende uitkomsten.

,Competentiemogelijkheid tot het adapteren aan de omgeving en het maken van normale
ontwikkelingsstappen. Ieder kind laat verschillende domeinen van competentie zienareas of
comfort.
Riscotoenemende gevoeligheid voor een stoornis.
Risicofactorenhet individu, familie en sociale karakters die zijn geassocieerd met een toenemende
gevoeligheid voor een stoornis.
 Unspecified risktoenemende gevoeligheid voor ieder, of veel soorten stoornissen.
 Specific risktoenemende gevoeligheid voor een bepaalde stoornis.
Resilience/veerkrachtadaptie of competentie ondanks tegenslagen, het veranderd over tijd en
situaties.
 Beschermende factorenhet individu, familie en sociale karakters die zijn geassocieerd met
een positieve adaptatie.
o Verminderen van de invloed van risicofactoren
o Verminderen van negatieve reacties die volgen na blootstelling aan een risico
o Dienen voor het behalen of behouden van een gevoel van de zelf en zelfcontrole
o Toenemende mogelijkheden tot ontwikkeling en groei.
Interactionele modelrisico- en beschermende variabelen leiden tot een uitkomt in de
ontwikkeling.
Transactionele modelontwikkeling is resultaat van voortdurende, reciproque transacties tussen
individu en omgeving over tijd.

Divergent 4 D’s:
 Dysfunctiongedrag, gedachtes, gevoelens die persoon belemmeren in dagelijks leven.
 Distressgevoelens en gedragingen die distress opleveren voor individu of omgeving.
 Devianceafwijkens gedrag van de norm.
 Dangergedrag dat gevaar levert voor persoon of omgeving.

Adequate adaptatiewat wordt gezien als okay, acceptabel, goed genoeg?
Optimale adaptatiewat is excellent of geweldig, ‘het beste wat mogelijk is’?

Week 2 Hechting: van normal tot afwijkend (P&T H6, Artikel Sroufe)
Patronen van hechting:
 Veilige hechting (secure)consistente, gevoelige en passende band op fysiek, emotioneel
en sociale behoeften van kind.
o Gevoel van veiligheid en bescherming: ik ben geliefd, ik kan vertrouwen op reactie
van anderen,
 Afwerkende hechting (ambivalent/resistant)sprake van een inconsistente en
onvoorspelbare band. Kind kan niet vertrouwen op de aanwezigheid en zorg van de ouder.
o Leidt tot frustratie, angst en onzekerheid bij kind.
o Ambivalent/preoccupied: ik weet niet of ik geliefd ben, de wereld is soms fijn en
soms niet fijn.
o Instabiele zelfverzekerdheid, soms wel aanpassen en soms niet.
 Vermijdende hechting (avoidant)sprake van onvoldoende zorg.
o Kinderen rake emotioneel ingeperkt, afstandelijk en hebben een laag gevoel van
zelfwaarde.
o Ik ben het niet waard geliefd te zijn, de wereld is onvriendelijk en niet
beantwoordend.
o Vermijden overstimulerende interacties, verbergen emoties, proberen voor zichzelf
te zorgen en zoeken veiligheid bij anderen.
 Gedesoriënteerde hechting (disorganized)ouder wordt ervaren als bedreigend,
kwaadaardig of angstaanjagend. Het is een patroon van toenadering zoeken als ontwijken.

, o Meer en ernstige symptomen van psychopathologie.
o Voorspelt dissociatie of psychische instorting, ontwikkeling van gedragsstoornis en
ontwikkeling van borderline.

Situatie variaties Gedragspatronen
Ambivalent Moeite met het omgaan met een nieuw, Zoekt hulp bij kleinere problemen;
complex object; meer aarzeling; vraagt om meer verzoring alsog ze
minder flexibiliteit; minder effectief in het jonger zijn.
oplossen van problemen.
Avoidant Geen problemen bij het verwerken van Zoekt hulp/contact wanneer stress
nieuwe objecten; fysiek afsluiten en voorbij is; vaak ongehoorzaam;
emotionele ontmoetingen met anderen reageren vaak leerzaam en
leeftijdsgenoten zijn zeer uitdagend. controlerend, niet verzorgend.
Een veilige hechting is een extra beschermende factor, maar het hebben van een onveilige
hechting is niet direct een stoornis maar een risicofactor.

Hechtingsstoornissen volgens DMS-V:
 Reactieve hechtingsstoornisgebrek aan georganiseerd hechtingsgedrag, verminderde
sociale betrokkenheid en moeilijkheden van emotieregulering.
 Ontremde sociale betrokkenheidsstoornissociaal gedrag waarbij geen onderscheid wordt
gemaakt tussen bekenden en onbekenden, sprake van oppervlakkig gedrag, overmatig
aandacht zoeken en soms ongepast fysiek contact.




Oorzaken hechtingsstoornissen:
 Zorgfactoren: onvoldoende, oplettende, incosistente en opdringerige verzorging.
 Ouderfactoren: mentale gezondheid, persoonlijkheid, relatie ouders.
 Kindfactoren: temperament en neurologische afwijkingen.

Stresswanneer behoeften niet kunnen worden behaald met beschikbare middelen.
Copingprocessen in reactie op stress.
 HPA axis
o Allostatisstabiliteit acief houden.
o Allostatic loadslijtage aan lichaam en hersenen door te proberen de stabiliteit te
handhaven.
o Rust en reparatie is nodig en mogelijk in een veilige relatie.
 Probleemoplossend vermogen
 Hulp zoeken
 Afleiden
 Ontsnappen, vermijden

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper fabruiters. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 56326 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€7,49  4x  verkocht
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd