SAMENVATTING SOCIAL PROBLEMS: A DOWN-TO-EARTH APPROACH (10E)
H1 – HOE SOCIOLOGEN SOCIALE PROBLEMEN BEKIJKEN: HET ABORTUS DILEMMA
Sociologische verbeelding
Onder sociologische verbeelding wordt verstaan dat er gekeken wordt naar de acties en attitudes van mensen in een grotere
context. Met grotere context worden de sociale krachten om mensen heen bedoeld, die hen gevormd hebben. Hiermee
kunnen we kijken hoe onze persoonlijke problemen gerelateerd zijn aan de grotere ontwikkelingen in onze maatschappij. We
kunnen als voorbeeld nemen dat onze attitudes over abortus niet zomaar ergens vandaan komen, deze worden gevormd
door onder andere technologische ontwikkelingen, ‘gender relations’ en de wetgeving.
Als deze dingen veranderen, verandert ook onze kijk op deze onderwerpen. Daarom zijn er zulke verschillen tussen het
standpunt van bijvoorbeeld oude en jonge mensen op het gebied van het plegen van abortus. Door met sociologische
verbeelding naar dit soort onderwerpen te kijken, kunnen we zien hoe persoonlijke meningen gerelateerd zijn aan sociale
context.
Voor we verder gaan, zal wel nog gespecificeerd worden wat verstaan wordt onder context. ER wordt onderscheid gemaakt
tussen brede sociale context (bv. historische gebeurtenissen, economische veranderingen en welvaart van de maatschappij),
enge sociale context (bv. Ras, religie, gender en sociale klasse) en persoonlijke sociale context (bv. De relaties die een individu
heeft). Deze sociale context kan de ideeën van een individu vormen, ofwel we kijken met sociologische verbeelding hoe een
persoonlijke kijk gerelateerd is aan veranderingen in de maatschappij.
Sociale Locatie
Sociale locatie refereert naar de plek waar jij staat in de maatschappij. Niet alleen geografisch, maar ook persoonlijk, dat wil
zeggen hoe je geschoold bent, je sekse, je ras, je leeftijd, je gezondheid enzovoorts. Veel mensen onderschatten hoe
belangrijk je sociale locatie is, maar ondertussen is bewezen door middel van vele onderzoeken dat deze karakteristieken een
grote impact hebben op ons dagelijks leven en onze denkbeelden. Een voorbeeld hierbij is dat ongetrouwde vrouwen
ongeveer vier keer zoveel abortussen plegen als getrouwde vrouwen. Op pagina 4 in het boek staat een uitgebreide tabel
over de relaties tussen deze karakteristieken en de frequentie van het aantal abortussen die gepleegd zijn.
Het is belangrijk om te onthouden dat sociale locatie belangrijk is bij het vormgeven van je kijk op onderwerpen als
abortussen, maar niet onze acties bepalen. Ze hebben slechts invloed op wat we doen en helpen onze beslissingen
vormgeven. Hierdoor kunnen we wel proberen te voorspellen wat mensen gaan doen, maar nooit determineren.
Wat is een sociaal probleem?
Sociale problemen zijn aspecten van een maatschappij waar een grote groep mensen zich zorgen over maakt en die ze graag
veranderd zouden zien. Sociale problemen zijn een sociale constructie, dat betekent simpelweg dat mensen bepalen of iets
een probleem is. We zullen verder kijken naar de karakteristieken van sociale problemen.
Allereerst heeft een sociaal probleem objectieve condities, ofwel waarden die gemeten kunnen worden. In het geval van
abortus kan dit bijvoorbeeld zijn of het legaal is, welke mensen een abortus plegen of onder welke omstandigheden dit
gebeurd. Ten tweede moeten er ook subjectieve zorgen zijn. Een significant aantal mensen moet zich zorgen maken over de
condities. Dit kan in twee richtingen gebeuren. In het geval van het plegen van abortus maken sommigen zich zorgen over
vrouwen die ongewenste kinderen krijgen, terwijl anderen zich zorgen maken over het beëindigen van een zwangerschap.
Ten derde is een sociaal probleem dynamisch. Als de maatschappij verandert, dan ook het sociale probleem. Vroeger
maakten mensen zich zorgen over de erbarmelijke omstandigheden waarin vrouwen abortussen lieten plegen, omdat het
illegaal was. Echter werden andere mensen weer bezorgd toen het legaal werd. Sociale problemen krijgen meer vorm
naarmate de ene groep weer op de andere groep reageert. Ten vierde is een sociaal probleem relatief. Wat mensen zien als
een sociaal probleem ligt aan hun waarden en normen (het geloof dat iets goed of slecht is). Als laatste zijn er concurrerende
meningen. ER zullen eenmaal over een probleem door verschillende sociale contexten ook altijd verschillende meningen zijn.
Echter welke mening wint? Dit ligt vaak aan wie de meeste macht heeft, ofwel de mogelijkheid om je zin te krijgen ondanks
weerstand.
Natuurlijke geschiedenis van sociale problemen
Sociale problemen worden gevormd en dit gebeurt in vier fases, die hieronder beschreven zullen worden.
Fase 1 is het probleem definiëren, leiders komen op en er begint een organisatie om het probleem heen te komen. Mensen
moeten zich zorgen gaan maken om de objectieve omstandigheden, dus er is een verandering gekomen in een mening die
iedereen voor lief nam. In het geval van abortus begon die verandering ongeveer in 1964 in Hawaii. het was eerst illegaal om
abortus te plegen, echter onder speciale omstandigheden –bijvoorbeeld bij dreiging van het leven van de moeder- niet. Toen
in ‘64 een uitbraak was van Duitse mazelen, werden er veel abortussen gepleegd om het risico te voorkomen dat er te veel
kinderen werden geboren met misvormingen. Dat was een omslagpunt. Daarnaast waren in de jaren 60 veel sociale
veranderingen. Jonge mensen gingen alle normen en waarden in twijfel trekken. Ook was de vrouwenbeweging was ook op
komst. Toen was er steun genoeg om ook te gaan kijken naar het legaliseren van het plegen van abortussen.
1
,Vincent Yano, een diplomatisch individu in Hawaii maakte zich hard voor het legaliseren. Hij meldde dat er beter geen wet
met uitzonderingen kon zijn als het een zonde was voor de kerk. Hierdoor kon hij zowel voor legalisatie zijn als zijn
christelijke kijk behouden. Joan Hayes ging verder en vermeldde dat het een recht was om te mogen kiezen als vrouw. Ze
bereikte meer invloedrijke mensen en kreeg veel publieke steun voor haar standpunten.
In fase twee komt er een officiële respons op het sociale probleem. Echter kunnen alle fases wel altijd overlappen. Er waren
bijvoorbeeld in Hawaii al vaker moties geweest om de wet te verslappen die abortussen illegaal maakten. Toen Yano zei dat
hij het schrappen van de wet zou steunen, kwamen er ook veel andere publieke reacties. Er kwamen publieke discussies en
dit was een grote brug voor het passieve publiek, die er toen ook mee te maken kreeg. Uit een poll bleek dat het grootste
gedeelte van het volk het ermee eens was dat de wet geschrapt zou worden. In 1973 is in Hawaii de wet dan ook geschrapt.
In fase 3 komt er een reactie op deze officiële respons. De officiële respons kan namelijk deel van het probleem worden.
Doordat in Hawaii de wet geschrapt werd, besloot ‘the supreme court’ alle staatswetten over abortus te schrappen. Hierdoor
kwamen er anti-abortusgroepen. Ook kwamen er pro-abortusgroepen. Deze groep vond namelijk dat er nog niet genoeg
faciliteiten waren. Zij wilden bv. Dat ziekenhuizen de juiste faciliteiten kregen om abortussen te plegen in grotere aantallen.
In de laatste fase worden alternatieve strategieën ontwikkeld om naar het probleem te kijken. Zo kunnen we bijvoorbeeld
kijken naar hoe de groep voor en de groep tegen abortus hun standpunten promoten om het sociale probleem naar hun zin
op te lossen.
De antigroep probeerde staten zover te krijgen om de geschrapte wet terug te krijgen na de beslissing Roe vs. Wade (’73). Zo
kregen ze het voor elkaar om federale financiering te schrappen voor militairen, hun afhankelijken, peacecorpsmedewerker.
Daarnaast is abortus ook niet verzekerd voor federale medewerkers. Ook is het Hyde amendement aangemoen: geen
medicaid dekking meer voor mensen om abortus te plegen, tenzij hun leven in gevaar was. Daarnaast hebben ze ‘crisis
pregnancy centers’. Hier kregen mensen hulp van counselors, die hen vertelden dat er genoeg steun was en hen pushten om
toch de zwangerschap door te zetten.
Er zit wel een verschil tussen hoe gematigden en radicalen actie voeren tegen de legalisatie. Gematigden zijn vooral passief in
actie voeren, bv. Door middel van het internet (blogs, sites, doorsturen van emails) of reclame in kranten of door voor
klinieken te gaan liggen. De radicale actievoerders gebruiken extremere methoden, zoals klinieken afbranden, doktoren
vermoorden of deuren van de kliniek dichtlijmen.
Mensen die voor de legalisatie zijn voeren op een andere manier actie. Zo voeren ze campagne, lobbyen ze wetmakers en
maken ze publiciteit rondom hun standpunten. Zo nodigen ze vaak vrouwen uit die eigen ervaringen vertellen over de
gevaren van ‘back alley’ praktijken. Een strategie van beiden is om de ander te beschuldigen dat hun punten slecht zijn.
The Supreme Court na Roe vs. Wade
Een andere strategie van beiden is om de president ervan te overtuigen om individuen die voor hun standpunt staan te
kiezen voor ‘the supreme court’. Hierdoor kunnen ze invloed uitoefenen op het aannemen van bepaalde wetten. Vier
belangrijke voorbeelden hiervan worden hieronder besproken.
Bijvoorbeeld Webster v. reproductive services(1989). In deze wet staat dat staten geen verplichting hebben om abortussen te
financieren. Ze kunnen ook abortussen bannen in staatsziekenhuizen en begeleiding niet financieren. Daarnaast werd er in
1992 de wet Casey v. planned parenthood aangenomen. Vrouwen onder de 18 moeten hun ouders inlichten en toestemming
hebben. Ook is er 24 uur wachttijd voordat je een abortus mag plegen. De derde is een overwinning voor de pro-
abortusgroepen. Namelijk FACE (1994). Hierbij werd gespecificeerd dat demonstraties niet dichterbij gehouden mogen
worden dan 300 ‘feet’ van de kliniek. De laatste is Gonzales v. carhart(2007). Hierbij werd een ‘partial birth abortus’ ban
ingesteld. Dit soort abortus werd als inhumaan gezien, het hoofdje van de foetus werd namelijk gepunctureerd alvolgens de
foetus uit de baarmoeder werd getrokken.
De twee groepen hebben nauwelijks ‘middle ground’, waardoor voor deze kwestie moeilijk een compromis te vinden is. De
pro-abortusgroepen willen graag een ‘federal freedom of choice law’, wat betekent dat vrouwen altijd het recht hebben om
te kiezen, terwijl de anti-abortusgroep graag een ‘federal right to life law’ wilt, wat betekent dat het leven begint bij
conceptie.
De rol van sociologie in sociale problemen
Sociologen kunnen in deze kwesties verder kijken dan de emoties, ze kijken met een objectieve blik. Ze leveren in deze
kwesties vijf bijdragen. Ze kunnen objectieve condities meten en daardoor informatie krijgen over het onderwerp.
Bijvoorbeeld hoeveel mensen abortus plegen, of hoe de staten verschillen in wetgeving en faciliteiten. Ook kunnen ze
subjectieve zorgen meten. Bijvoorbeeld welke attitude mensen hebben ten opzichte van abortus. Daarnaast kunnen ze
sociologische verbeelding toepassen. Ze kunnen het probleem plaatsen in een bredere context. Als vierde kunnen ze een
sociaal beleid identificeren dat toegepast kan worden. Zij kunnen door hun onderzoek kijken of bijvoorbeeld bepaalde
2
,campagnes ingevoerd kunnen worden. Als laatste kunnen ze kijken welke consequenties dit beleid heeft. Ze kunnen het
beleid evalueren. Bijvoorbeeld hoe bepaalde wetten ‘the birthrate’ of ‘crime rate’ beïnvloeden.
Sociologie en logisch beredeneren
Waarom doen we onderzoek en vertrouwen we niet op onze logische redenaties? Omdat redenaties foutieve gedachten
kunnen zijn. Een paar voorbeelden hiervan zijn dat abortus een laatste maatregel is, dat vrouwen die niet zwanger willen
worden altijd voorbehoedsmiddelen gebruiken of dat vrouwen die een abortus plegen niet zwanger wilden worden. Deze
redenaties hoeven niet altijd waar te zijn, maar worden wel vaak gedacht. Omdat het dus mogelijk is dat redenaties fout zijn,
hebben we een objectieve blik nodig. Maar hoe gebeurt dat dan?
Onderzoeksmethoden
Onderzoekers kunnen kiezen uit meerdere methoden om hun onderzoeken uit te voeren. Ze kiezen door middel van het
beantwoorden van drie vragen. De eerste is welke vraag ze willen onderzoeken. Is of deze vraag open of gesloten? En is deze
breed of verdiepend? Als tweede kijken ze praktisch naar de mogelijkheden.
Je kunt wel elke vrouw in Amerika willen interviewen hierover, maar vaak is daar geen geld of tijd voor. Als laatste kijken
onderzoekers naar ethiek. Ze mogen namelijk met hun onderzoek geen mensen pijn doen of hun privacy verstoren.
Welke studiemethoden zijn er dan?
Casusstudies. Hierin bestuderen onderzoekers één specifieke casus waardoor ze een diepte beeld krijgen, dit beeld
valt vaak niet te generaliseren.
Vragenlijsten. Deze worden vaak gebruikt omdat ze beter te generaliseren zijn. Wel krijg je meer een breed beeld en
minder een diep beeld van de situaties. Bij deze studie gebruiken ze een ‘sample’ om voor de hele populatie te
spreken.
Experiment. Hierbij heb je twee groepen, een experimentgroep en een controlegroep. De experimentgroep krijgt
een nieuwe conditie en de controlegroep niet. Hierdoor kunnen we kijken wat voor effecten deze nieuwe conditie
heeft. Het is wel moeilijk bij de abortuskwestie, aangezien je geen problemen of stress mag creëren voor mensen.
Veldstudies. Hierbij ga je in het veld kijken naar hoe mensen zich gedragen. Een pluspunt is dat gedragingen
natuurlijker zijn dan in een lab.
En welke manieren zijn er dan om informatie te verzamelen in een studie?
Interviews. Hierbij vraag je mensen naar onderwerpen waarover je meer informatie wilt hebben, dit kan
gestructureerd of ongestructureerd gaan (dat wil zeggen, soms staan de vragen al vast en soms niet), maar je moet
er altijd op letten dat je bepaalde onderwerpen wel in het gesprek behoudt.
Vragenlijsten. Deze kan zowel met open als gesloten vragen zijn. Met open vragen zul je een beter antwoord krijgen,
maar deze is wel moeilijker te verwerken.
Documenten. Deze kunnen ook waardevolle data bevatten.
Observaties. Hierbij kun je als onderzoeker ‘overt observator’ zijn (waarbij mensen dus weten dat je een
onderzoeker bent) of ‘covert observator’ (waarbij mensen dus niet weten dat je hen onderzoekt).
Meestal wordt een combinatie gebruikt van deze methoden, voor een beter beeld van de situatie.
Moeten sociologen een kant kiezen?
Er loopt al jaren een debat waarin gediscussieerd wordt over het kiezen van een kant binnen het sociaal probleem door
sociologen. Sociologen hebben namelijk ook hun eigen zorgen en gedachtes over een sociaal probleem, aangezien zij –net als
wij- mensen zijn.
Ondanks dat sociologie geen basis kan leggen over welke argumenten binnen een sociaal probleem juist zijn, kiezen
sociologen vaak –uit moreel besef- de kant van de onderdrukten. Ze willen hen bewust maken van de status die ze hebben in
het leven, denk hierbij aan armoede. Echter werkt dit bij het abortusdilemma niet. Allebei de kanten van deze kwestie
kunnen doorgaan voor onderdrukten. De pro-abortusgroep kan zeggen dat vrouwen onderdrukt worden en niet het recht
hebben om te kiezen, terwijl de anti-abortusgroep kan zeggen dat foetussen onderdrukt zijn en niet voor zichzelf kunnen
spreken.
Sociologen zouden hierin eigenlijk niet mogen kiezen, omdat hun persoonlijke kijk op het probleem de objectiviteit van het
onderzoek zou verminderen. Ze lossen dit meestal op door de resultaten van het onderzoek en hun eigen mening allebei wel
te geven, maar deze te scheiden van elkaar en ook gescheiden te geven. Sociologen hebben de middelen om objectieve
resultaten te genereren en deze zijn handig gebleken voor de vorming van een mening door anderen en het vormen van
beleid voor een land. Dat is de bijdrage die voor sociologen belangrijk is.
3
, H2 – INTERPRETEREN VAN PROBLEMEN: VERGRIJZING
Theorieën verklaren hoe twee of meer concepten(feiten uit de maatschappij, condities) gerelateerd zijn aan elkaar, ze geven
een ‘framework’. We gaan drie theorieën bespreken die een framework geven om het probleem ouderen te bekijken. Ze
zouden niet los van elkaar gezien moeten worden, omdat ze gecombineerd meer waarde hebben.
Functionalisme
Functionalisten denken dat de maatschappij een zelfregulerende machine is. Elk gedeelte van die machine heeft een functie
en deze delen beïnvloeden elkaar ook. Een voorbeeld is de gezondheidszorg van Amerika. Een gedeelte van het geld voor de
gezondheidszorg gaat naar het onderzoeken van ziektes waar ouderen vaak door getroffen worden. Echter helpt dit mensen
van alle leeftijden, niet alleen ouderen.
Deze delen van de machine werken niet altijd naar behoren, dit worden dysfuncties genoemd. Deze delen van de “machine ”
kunnen dan ook problemen creëren voor andere delen, aangezien ze elkaars functioneren beïnvloeden.
Ontwikkeling van het functionalisme
August Comte: hij zag de maatschappij als een dier, aangezien een dier bestaat uit allerlei organen, die ook moeten
samenwerken als het dier wilt overleven. In een maatschappij moeten alle delen ook samenwerken en de delen in balans
zijn.
Emile Durkheim: hij keek ook naar hoe delen van de maatschappij functioneren. De maatschappij kon in een normale staat
zijn, als alles in balans was. Echter kon hij ook in abnormale staat zijn, als delen van de maatschappij niet goed functioneren.
We moeten niet alleen kijken naar de functie van delen van de maatschappij maar ook naar hoe ze gerelateerd zijn aan
elkaar en elkaar beïnvloeden.
Robert Merton: hij definieerde functies als de consequenties van de acties van mensen. Er zijn manifeste functies, een actie
die bedoeld is om een deel van de maatschappij te helpen. Ook zijn er latente functies, waarbij de consequentie van de actie
onbedoeld is. Een voorbeeld hiervan is het onderzoeken van ziektes die vaak voorkomen bij ouderen. Een latente functie is
dat mensen van alle leeftijden hier baat bij hebben. Hij vermeld dat er ook negatieve consequenties kunnen zijn. Deze zijn
altijd onbedoeld en worden dus latente dysfuncties genoemd. Bijvoorbeeld de duizend regels die ‘social security’ heeft,
waardoor het moeilijker wordt om ouderen snel te helpen.
Functionalisme in de praktijk
Een sociaal probleem is volgens functionalisten een conditie waarbij een deel van de maatschappij niet naar behoren werkt.
Bijvoorbeeld de functie van verpleeghuizen. Vroeger werden vrouwen aangekeken voor de zorg van ouderen. Echter toen
begonnen ze buitenshuis te werken en schoot de leeftijdsverwachting drastisch omhoog. Zo ontstonden verpleeghuizen. De
manifeste functie is het verlichten van taken (van vrouwen) en ouderen verzorgen. Een latente functie is dat de relatie tussen
ouder en kind beter wordt, omdat kinderen niet meer verplicht zijn voor hun ouders te zorgen. Er zijn echter ook dysfuncties.
Er zijn te weinig man om alle ouderen adequaat te verzorgen, soms worden ouderen dus verwaarloosd. Een andere
dysfunctie is het gebruik van ‘chemical straitjackets’, waarbij ouderen genoeg drugs krijgen om ze stil te houden.
Een sociaal probleem komt dus op omdat een deel van de maatschappij verandert van functie en andere delen van de
maatschappij zich niet aanpassen aan de verandering.
Conflicttheorie en sociale problemen
De conflicttheorie gaat ervanuit dat delen van de maatschappij concurreren met elkaar om gelimiteerde bronnen. In
tegenstelling tot functionalisme denkt de conflict theorie juist dat er altijd een onbalans en conflict is, en niet een balans. De
essentie van een sociaal probleem is conflict tussen twee groepen.
De ontwikkeling van de conflicttheorie
Karl Marx: Hij is de bedenker van de conflicttheorie. Tijdens de industriële revolutie kwamen duizenden mensen naar het
stedelijke gebied. Armoede en exploitatie van de armen groeide. Deze periode wordt gekenmerkt door een strijd om meer
macht. Toen het kapitalisme opkwam, kreeg een kleine groep controle over bijna alle middelen van de productie. Ook
controleerden deze mensen met deze macht de politiek. Marx ging ervanuit dat de geëxploiteerde mensen uiteindelijk een
revolutie ontketenen.
George Simmel: hij vergeleek de relatie tussen bovengeschikten en ondergeschikten. Bovengeschikten willen hun positie en
privileges beschermen, echter hebben ondergeschikten wel nog een beetje macht, dus moeten bovengeschikten rekening
met ze houden. Hierdoor is er een uitwisseling van macht. Conflict heeft ook voordelen volgens hem. Wanneer er een
externe dreiging is, kunnen beiden samenkomen(bv in tijden van oorlog).
4