Week 7:
De hersenstam of truncus cerebri verbindt het prosencephalon (de grote hersenen= cerebrum, en de
tussenhersenen) met de kleine hersenen en het ruggenmerg.
De hersenstam bestuurt vitale levensfuncties als temperatuur, hartslag, ademhaling en bloeddruk. Het bestaat
uit het verlengde merg (medulla oblongata), de pons (of brug) en de middenhersenen (mesencephalon). Over
de hele lengte van de hersenstam bevindt zich de formatio reticularis, een netwerk van cellen, dat
medeverantwoordelijk is voor het bewustzijn. Tien van de twaalf paar hersenzenuwen vinden hun oorsprong in
de hersenstam. Zij hebben hier dan ook kernen (nuclei). De hersenstam bevat ook de vierde ventrikel, gevuld
met hersen-ruggenmergvloeistof (liquor cerebrospinalis).
Het cerebellum; De kleine hersenen zijn een onderdeel van het centraal zenuwstelsel. De eerste functie van
het cerebellum is de coördinatie van bewegingen om ze vlot en nauwkeurig te maken. De kleine hersenen zijn
ontwikkeld uit de achterhersenen en bestaan uit twee helften die ongeveer de grootte van een perzik hebben.
Diencephalon: of tussenhersenen, is het deel van de hersenen, dat zich middenin bevindt. Het ligt precies
tussen het telencephalon en het mesencephalon.
De thalamus, de hypothalamus, de hypofyse, de epifyse en de derde ventrikel worden tot het diencephalon
gerekend.
De thalamus geeft informatie van het ruggenmerg door aan de hersenschors en het cerebellum (kleine
hersenen).
De hypothalamus is een scheiding tussen de hersenen en het autonoom zenuwstelsel. De hypothalamus
bestuurt een groot aantal (interne) lichaamsfuncties, zoals eten, drinken, lichaamstemperatuur, nier- en
darmwerking, seksuele functies en het speelt ook een rol bij het uiten van emoties.
Cerbrale hemisferen: hersenhelft is een van beide delen van de hersenen, die verticaal in het midden
gescheiden zijn. Strikt genomen zijn er geen twee maar vier hersenhelften. Zowel de grote hersenen
(cerebrum) als de kleine hersenen (cerebellum) zijn in twee helften te verdelen. Men zou dus beter kunnen
spreken van de grote-hersenhelft (cerebrale hemisfeer/hemisphaerium cerebri) en de kleine-hersenhelft
(cerebellaire hemisfeer/hemisphaerium cerebelli), in plaats van alleen 'hersenhelft'. Bij gebruik van de term
'hersenhelft' bedoelt men veelal de grote-hersenhelft ofwel de cerebrale hemisfeer.
De cerebrale hemisferen; bestaat uit een sterk gerimpelde buitenlaag - de cortex cerebri - en drie dieper
gelegen structuren: de basale ganglia, de hippocampus en de amygdaloïde kernen.
De hersenschors (cortex cerebri) is het gebied in de hersenen, waar informatie uit de rest van het lichaam
ontvangen, geanalyseerd en geïnterpreteerd wordt. Vervolgens wordt deze geïnterpreteerde informatie in de
cortex weer omgezet in gedachten (innerlijke spraak en mentale beelden) en concrete aansturingen van het
lichaam (spreken en handelen). De cortex is de buitenste laag van de grote hersenen.
De kleine hersenen (cerebellum) hebben ook een buitenste laag die men cortex kan noemen. Men kan de
schors van de kleine hersenen en die van de grote hersenen onderscheiden door voor de eerste de term cortex
cerebelli en de tweede de term cortex cerebri te gebruiken.
De hersenen zijn opgebouwd uit roze en witte stof. De eerste wordt grijze stof genoemd, omdat de roze stof
naar grijs verkleurt bij preparatie. Zij is samengesteld uit neuronen en hun dendrieten, de witte stof bestaat uit
axonen en is wit vanwege de isolerende gliacellen er omheen. De grijze stof dient grofweg voor
gegevensopslag, de witte voor de verbindingen tussen hersengebieden.
Frontale kwab(lob): spelen een rol bij het aansturen van willekeurige bewegingen. Ook zijn ze betrokken bij
veel mentale functies, zoals impulsbeheersing, beoordelingsvermogen, probleemoplossing, planning, sociaal
gedrag, taal (via de gebieden van Broca en Wernicke) en geheugen.
Partiele kwab (deel van de grote hersenen): spelen een rol bij het integreren van de zintuiglijke informatie en
bij het ruimtelijk denken. Zie verder posterieure pariëtale cortex voor een nadere omschrijving van de functies
van het meer posterieure deel van de pariëtale kwab.