Samenvatting Hersenen & Gedrag
Deel - H1, M4.1, H2, M14.1, H3, H4, H7 & College 1 t/m 7
Introductie
Psychologie
Psychologie is de studie van gedrag en mentale processen. Er zijn verschillende
perspectieven in de psychologie:
- Biologische perspectief - Gedrag en biologische processen
- Cognitief perspectief - Mentale processen
- Sociale perspectief - Gedrag in verband met anderen
- Ontwikkelingsperspectief - Ontwikkelingsprocessen
- Klinisch perspectief - Psychologisch welzijn
Klassieke conditionering
Is een vorm van stimulus-respons leren, waarbij een stimulus met een aangeboren reflex wordt
gekoppeld aan een neutrale stimulus, en hierdoor aangeleerd wordt om dezelfde respons op te
roepen.
Voor
Na
Operante conditionering
Hierbij wordt de respons op een stimulus aangepast door de gevolgen van de respons. Hierbij is
er sprake van de Wet van effect, wat staat voor het idee dat leren wordt geleid door de
consequenties. Gedrag dat wordt beloond wordt herhaald, gedrag dat wordt bestraft niet. Bij
operante conditionering wordt er gebruik gemaakt van een bekrachtiger (reinforcement). Dit is
iets dat een respons versterkt.
, Genen
Van Gen naar Gedrag
Genen zijn stukjes DNA die coderen voor een erfelijke eigenschap. Elk gen is een stukje DNA,
die codeert voor een eiwit. Je hebt ongeveer 20.000 verschillende genen. Elk gen heeft een
code van wel duizenden letters. Er zijn 4 letters:
● Guanine
● Cytosine
● Adenine
● Thymine
A gaat altijd samen met T, G gaat altijd samen met C. (en andersom) De genetische code is
een streng (dubbele helix) aan basis paren. Als je dezelfde genen hebt op beide chromosomen,
ben je homozygote (homozygous) voor dat gen. Als je 2 verschillende genen hebt, ben je
heterozygote (heterozygous) voor dat gen.
Ook is er sprake van dominante genen en recessieve genen. Dominante genen hebben een
sterk effect in zowel een homozygote of heterozygote situatie. Recessieve genen hebben alleen
effect in een homozygote situatie.
Omzetting DNA
Het DNA zit in de celkern. Hier wordt het DNA gekopieerd, wat het RNA heet. Het RNA gaat uit
de celkern naar de ribosome. De ribosome leest het RNA, plakt hier aminozuren tegenaan die
worden omgezet in een eiwit. 3 letters van het RNA coderen voor 1 aminozuur. Je hebt 20
verschillende soorten aminozuren.
Chromosomen
Je genen zitten op je chromosomen. Elk mens heeft 46 chromosomen (23 paar). 22 paar
autosomale chromosomen, en 1 paar geslachtschromosomen. De genen liggen verspreid over
die 23 paar chromosomen. Bij autosomale chromosomen heeft elk gen 2 allelen (varianten).
Van elk gen heb je 2 varianten (papa variant & mama variant). Een allel is een variant van een
gen. De X & Y dragen de ‘sex-linked’ genen.
Vrouwelijk - XX (gen; 2 allelen)
Mannelijk - XY (gen; 1 allel)
Wanneer een gen onverbiddelijk is, zorgt het gen zeker voor een specifiek gedrag (ziekte
Huntington). Een gen is niet onverbiddelijk wanneer de gen zorgt voor een bepaalde aanleg,
maar die niet perse hoeft te worden geuit in gedrag. Hiervoor geldt de regel: Genen neigen,
maar dwingen niet.
Sex-limited genen kunnen op alle chromosomen voorkomen. Maar worden alleen afgelezen in
1 van de 2 geslachten, onder invloed van geslachtshormonen. Dit leidt tot verschillen in
eigenschappen, bijvoorbeeld gedrag.