Samenvatting Socialezekerheidsrecht
Hoofdstuk 1 Inleiding in het socialezekerheidsrecht
1.1 Inleiding
In Nederland is de publieke sociale zekerheid gestart met de Armenwet uit 1853. Pas in het
begin van de twintigste eeuw heeft het stelsel van sociale zekerheid een vogelvlucht
genomen. Het veranderlijke karakter maakt de sociale zekerheid een lastige. Regels zijn net
van kracht of ze worden alweer gewijzigd. De snelle veranderlijkheid van de sociale
zekerheid heeft te maken met de maatschappelijke context waarin regels tot stand komen
en hun werking hebben.
art. 20 Grondwet zorgt ervoor dat het sociaal zekerheidsrecht bestaat: het bieden van
bestaanszekerheid door het verstrekken van uitkeringen en prestaties in natura
(waarborgfunctie) en bevordering van arbeidsparticipatie (activeringsfunctie).
Sociale zekerheid biedt door de overheid inkomenszekerheid als mensen bijvoorbeeld door
ziekte niet meer kunnen werken. Deze bestaanszekerheid, ook wel de waarborgfunctie is
een kant van het sociale zekerheid. De andere kant is de activeringsfunctie. Verwacht wordt
dat een ieder meedoet binnen de sociale zekerheid, bijvoorbeeld inspannen om werk te
zoeken bij werkloosheid of bij ziekte re-integreren. Ook van degenen die geen uitkering
ontvangen, wordt verwacht dat zij actief participeren in de maatschappij.
Sociale zekerheid is het publieke stelsel dat het geheel van voorzieningen omvat die tot doel
hebben het waarborgen van de financiële zekerheid van burgers en hen te activeren. In veel
socialezekerheidswetten staat centraal wat iemand nog kan, waarbij een beroep op de eigen
verantwoordelijkheid wordt gedaan. Socialezekerheidsrecht is het stelsel van rechten en
plichten die gelden binnen de sociale zekerheid. Een recht is het krijgen van bijvoorbeeld
een werkloosheidsuitkering. Een plicht is bijvoorbeeld premiebetaling.
Er zijn 3 pijlers van het sociale zekerheid:
1. wettelijk socialezekerheidsrecht stelsel; (bv. WW)
2. collectieve sociale zekerheid; (bv. cao)
3. private voorzieningen. (bv. spaarregelingen)
Gehanteerd onderscheid: bij elke wet ga je kijken wie of wat het is en hoe het wordt
gefinancierd.
- verzekeringsbeginsel > wie of wat?
- wijze van financiering > hoe?
personele werkingssfeer is: wie betaalt? Materiële werkingssfeer is: welk sociaal risico is
verzekerd?
Wie krijgt een uitkering? Basisregels:
A) werknemersverzekeringen
a) Verzekerde (ZW, Wet Wia, en WAO)
b) Werknemer (WW)
,Wanneer is iemand werknemer/verzekerde?
1. Natuurlijke persoon die in privaat- of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat en niet
de pensioengerechtigde leeftijd heeft art. 3 WW.
3 elementen: arbeid, loon en gezag om te betalen of iemand in dienst is.
2. Fictieve dienstbetrekking: bv. aanneming van werk (art. 4 WW) of profvoetballer (art.
5 WW).
3. Ontvanger van bepaalde sociale zekerheidsuitkeringen:
Uitzonderingen > art. 6 WW
B) Volksverzekeringen (AKW, AOW, Anw)
a) Ingezetene
b) Geen ingezetene > in NL in dienstbetrekking (of continentaal plat) + LB
c) Sommige vreemdelingen (met verblijfsvergunning)
Wanneer is iemand ingezetene?
- Waar iemand woont
- beoordeling naar omstandigheden
- duurzame band van persoonlijke aard
- Wil in NL wonen + duurzaamheid verblijf: is Matthijs de ligt ingezetene? Ja, hij heeft
een duurzame band met NL.
1.2 Het stelsel van sociale zekerheid
Binnen het stelsel wordt om enige structuur aan te brengen het volgende onderscheid
gemaakt:
1. Sociale verzekeringen; en
2. Sociale voorzieningen. (Bv. participatiewet, TW en huurtoeslag)
Voor de verzekeringen, behalve voor de kinderbijslag, wordt premie afgedragen en voor de
voorzieningen niet. Deze worden betaald uit de belastingopbrengsten. Maar ook een deel
van de (volks)verzekeringen wordt mede uit de algemene middelen gefinancierd. Een
bijzondere groep vormen de gemoedsbezwaarden, deze zijn ontheven van betaling van
premies in verband met hun levensovertuiging. Via een omweg middels een speciale
belastingheffing wordt meer belasting betaald en behouden ze het recht op een verzekering.
De hoogte van de premies wordt jaarlijks vastgesteld en is afhankelijk van het inkomen en
de leeftijd.
Voorts is binnen de sociale verzekeringen een tweedeling:
a. De werknemersverzekeringen; en
b. De volksverzekeringen.
Bij de werknemersverzekering is de verzekerde een werknemer of daarmee gelijkgesteld.
De werknemer is een natuurlijk persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft
bereikt (behalve in de ZW) en in een privaat- of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat.
Een dienstbetrekking is aanwezig als aan de voorwaarden van art. 7:610 BW is voldaan.
Bij de volksverzekeringen gaat het meestal om de ingezetene, iemand die in Nederland
woont. Ook vallen personen die bijvoorbeeld in België wonen, maar in Nederland werken
onder de volksverzekeringen.
,De werknemersverzekeringen worden uitgevoerd door het UWV en de meeste
volksverzekeringen door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Echter zijn er veel
uitzonderingen, zoals bijvoorbeeld de Toeslagenwet die een sociale voorziening is maar
door het UWV wordt uitgevoerd.
De uitvoeringsinstantie hoeft maar een keer naar de gegevens te vragen omdat ze worden
opgeslagen in een Digitaal Klantdossier (DGK). Het dossier bevat gegevens op het terrein
van werk en inkomen, gemeenten en ook overige gegevens zoals het bezit van een auto. De
medewerker van een uitkeringsinstantie, zoals het UWV, kan via het Suwinet de gegevens
opvragen en zo nodig aanvullende gegevens van de betrokkene vragen. Suwinet is een
service waarmee overheidsorganisaties gegevens van burgers en bedrijven digitaal bij
elkaar kunnen opvragen en naar elkaar kunnen sturen. Het Suwinet bevat overigens geen
gegevens over detentie. Op deze manier kan er efficiënt gewerkt worden, wordt de
betrokkene niet lastig gevallen om meerdere malen dezelfde gegevens te verstrekken en
ook kan fraude makkelijker worden opgespoord. De klant wordt beschermd middels de AVG.
De klant kan zelf ook in zijn eigen dossier kijken via de website van de instanties middels
een DigiD. Als het werk en inkomen betreft werken het UWV, de gemeente en de SVB veel
samen, ook wat betreft de gezamenlijke dienstverlening. Dit alles is geregeld in de Wet
structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI).
1.3 Rechtsbescherming
De meeste procedures binnen het socialezekerheidsrecht zijn bestuursrechtelijke
procedures. Dat wil zeggen dat de regels van de AWB worden gevolgd. Een belangrijke
uitzondering bestaat voor de Zvw-geschillen. Deze worden door de burgerlijke rechter
afgedaan in verband met de privaatrechtelijke structuur van de Zvw. Wanneer je naar de
bestuursrechter stapt is er geen verplichte procesvertegenwoordiging, de wetgever probeert
op deze wijze de rechtsbescherming laagdrempelig te houden. De rechter heeft onlangs
vastgesteld dat ook derden binnen het sociaal domein met een zogenoemd afgeleid belang
belanghebbenden kunnen zijn. De bestuursrechter toetst in het socialezekerheidsrecht in de
hoofdregel ex tunc en alleen de rechtmatigheid. Een belangrijke uitzondering is de
vaststelling van de hoogte van de boete in het kader van de draagkracht. In deze zaken
toetst de bestuursrechter ex nunc.
, Hoofdstuk 2 Kinderen
2.1 Inleiding
Je hebt 4 kindregelingen, namelijk: de kinderbijslag, het kindgebonden budget, de
kinderopvangtoeslag en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. We bespreken alleen
de eerste 2. Een hoog inkomen bij kinderbijslag doet er niet toe, ook betaal je geen premie.
De AKW wordt uit de algemene middelen belastingen bekostigd. De AKW wordt onder de
volksverzekeringen geplaatst.
2.2 Uitvoering en aanvraag
De AKW is een volksverzekering en wordt uitgevoerd door de SVB art. 34 Wet SUWI jo. art.
14 AKW. Kinderbijslag hoeft maar 1 keer worden aangevraagd, de SVB wordt automatisch
van de geboorte van een kind op de hoogte gebracht. De SVB stuurt bij de geboorte van het
1e kind binnen 2-4 weken een aanvraagformulier naar de ouders. Bij adoptie geldt dat voor
ieder geadopteerd kind kinderbijslag moet worden aangevraagd. De kinderbijslag kan
schriftelijk of digitaal worden aangevraagd waarop de SVB vaststelt of recht op kinderbijslag
bestaat art. 14 lid 1-2 AKW.
2.3 Voorwaarden
Het recht op kinderbijslag komt aan de verzorgers toe, niet aan het kind zelf. Het is mogelijk
dat bijvoorbeeld de oma voor het kind zorgt en niet de moeder, die krijgt dan kinderbijslag.
Voorwaarden voor het recht op kinderbijslag zijn:
1. Behoren tot de kring van verzekerden (art. 6 AKW);
2. Een kind dat jonger is dan 18 jaar en dat:
a. Tot het huishouden van de verzekerde behoort; of
b. Door de verzekerde wordt onderhouden (art. 7 lid 1 AkW).
Voorwaarde 1: Kring van verzekerden
De grootste groep verzorgers van kinderen die tot de kring van verzekerden hoort, is de
ingezetene (art. 6 lid 1 sub a AKW). Ingezetene is degene die in Nederland woont (art. 2
AKW). Waar iemand woont, wordt naar de omstandigheden beoordeeld (art. 3 lid 1 AKW),
uit de omstandigheden en feiten moet blijken dat er sprake is van een duurzame band van