VWO 4
Samenvatting
Chemie Overal Scheikunde:
Hoofdstuk 2; Bouwstenen van
stoffen
Judith Vuijst
CSVVG Vincent van Gogh
, Scheikunde samenvatting Hs 2: Bouwstenen van stoffen
2.2 De bouw van een atoom
Atoommodel volgens Dalton: een atoom is een massief bolvormig deeltje. Elke atoomsoort heeft zijn eigen afmetingen.
Rutherford formuleerde atoommodel dat de bouw van een atoom beschrijft als een positief geladen atoomkern met
daaromheen bewegende negatief geladen elektronen. Deze elektronen vormen samen een elektronenwolk rond de
kern. Door protonen heeft atoomkern positieve lading. Volgens atoommodel van Rutherford zijn de bouwstenen van
een atoom:
- Protonen (p)
- Elektronen (e-)
- Neutronen (n)
Atoomnummer: Verschil tussen atomen wordt veroorzaakt door aantal protonen id kern. Aantal protonen bepaalt
welk atoomsoort het is, wat weergegeven wordt met het atoomnummer. Dus atoomnummer = aantal protonen.
Massagetal: Massagetal = aantal protonen + aantal neutronen. Elk atoom van een bepaalde soort heeft een vast
aantal protonen, maar het aantal neutronen kan variëren. Atomen vdzelfde soort kunnen dus verschillende
massagetallen hebben
Lading ih atoom: Atoom is elektrisch neutraal, dus de negatieve lading vd elektronenwolk moet precies even
groot zijn als de positieve lading vd kern. Dus aantal protonen = aantal elektronen. Elektrische lading van proton en
elektron druk je uit in coulomb. Lading proton is 1,6 . 10-19 coulomb. Maar je gebruikt vaak de elementaire
ladingseenheid of elementair ladingskwantum e. Het proton heeft dan een lading van +1e en het elektron van -1e.
Atoommodel van Bohr
Atoommodel van Bohr gaat uit vh model van Rutherford, maar elektronen bevinden zich in elektronenschillen,
bolvormige banen rond de kern, die een bepaald aantal elektronen kunnen bevatten. Elektronen die idzelfde schil zitten
hebben een gelijke gem afstand tot de kern. De verdeling vd elektronen over de schillen heet de elektronenconfiguratie.
Isotopen
Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen, maar een verschillend aantal neutronen. Isotopen kun je
weergeven met het symbool gevolgd door het massagetal. Bijv van magnesium tref je id natuur 3 verschillende atomen
aan: atomen met het massagetal 24,25 en 26. We noemen deze drie soorten isotopen. Hiervan verschilt alleen het
aantal neutronen. Om ze te onderscheiden zijn er 2 soorten notaties:
- Massagetal achter symbool: Mg-24, Mg-25, Mg-26
24
- Atoomnummer linksonder symbool en massagetal linksboven: Mg-24 Mg
12
2.3 Het periodiek systeem
Periodiek systeem: systeem waarin alle atoomsoorten zijn gerangschikt naar opklimmend atoomnummer. Het bestaat
uit horizontale groepen (18) en verticale perioden (7). Doordat atoomsoorten van elementen die op elkaar lijken in één
groep zijn geplaatst, is het een overzichtelijk geheel. Sommige groepen van elementen hebben een verzamelnaam:
, Alkalimetalen (groep 1) Hallogenen (groep 17)
- H behoort niet tot de alkalimetalen. - Id natuur komen al deze elementen voor als 2-atomige moleculen
- Reageren van boven naar beneden steeds - Reageren gemakkelijk met andere elementen, vooral metalen
heftiger met water -> zeer onedel - fluor, chloor, broom, jood
- lithium, natrium, kalium Edelgassen (groep 18)
Aardalkalimetalen (groep 2) - Elementen id groep reageren nauwelijks en vormen geen bindingen
- Reageren minder heftig met water - Toepassingen edelgassen hangen nauw samen met gebrek aan
- barium, calcium, magnesium reactiviteit
- helium, neon, argon, xenon, krypton, radon
Atoommodel van Bohr en periodiek systeem
Schillen in atoommodel Bohr hebben rangnummer (n) of worden Schil Nummer (n) Max verdeling (2n2)
voorgesteld door letters K,L,M,N,O,P,Q. Verband tussen ’t periodiek K 1 2
systeem en atoommodel van Bohr is dat alkalimetalen uit groep 1 L 2 8
allemaal één elektron id buitenste schil hebben, terwijl halogenen uit M 3 18
groep 17, zeven elektronen id buitenste schil hebben. Schillen die verder N 4 32
vd kern verwijderd zijn kunnen meer elektronen bevatten. O 5 32
P 6 32
Een schil met rangnummer n kan max 2n2 elektronen bevatten. Dit klopt Q 7 32
alleen voor de eerste 4 schillen. Uit plaats ih periodiek systeem kun je
voor eerste 20 elementen eenvoudig elektronenconfiguratie afleiden. Het nummer vd periode geeft aantal schillen aan
en aan het nummer vd groep kun je zien hvl elektronen id buitenste schil zitten.
2.4 Ionen, deeltjes met een lading
Ionen
Een atoom is elektrisch neutraal en bevat evenveel protonen als neutronen. Tijdens een chemische reactie of onder
invloed van elektrische stroom verandert de samenstelling vd atoomkern nooit, maar samenstelling vd elektronenwolk
kan wel veranderen. Er kunnen één of meer elektronen worden afgestaan of opgenomen, daardoor ontstaat een ion.
Het atoom is dan niet meer neutraal, maar heeft een positieve of negatieve lading gekregen. Lading ion wordt
rechtsboven symbool vh deeltje genoteerd
Positieve ionen: Atoom dat elektronen heeft afgestaan, aantal protonen id kern is groter dan aantal elektronen id
elektronenwolk. Atoom als geheel is dan positief geworden. Atoom met positieve lading noemen we een positief ion.
Negatieve ionen: Atoom dat elektronen heeft opgenomen, aantal protonen id kern is kleiner dan aantal
elektronen id elektronenwolk. Atoom als geheel is negatief geworden. Een atoom met negatieve lading noemen we een
negatief ion.
Elektrovalentie
Lading ion hangt af vh aantal elektronen dat een atoom kan opnemen of afstaan, we noemen dit de elektrovalentie (of
waardigheid) vd atoomsoort waaruit het ion is ontstaan. Metaalionen zijn altijd positief geladen. De metaalatomen
hebben dus positieve elektrovalenties: Na+ = natriumion en Mg2+ = magnesiumion.
Ionen die ontstaan zijn uit niet-metalen zijn meestal negatief geladen. Niet-metaal atomen hebben dus bijna altijd
negatieve elektrovalenties: S2- = sulfide-ion en O2- = oxide-ion
Elektrovalentie en periodiek systeem
Valentie-elektronen zijn elektronen id buitenste schil van een atoom die betrokken zijn bij het vormen en verbreken van
bindingen tussen atomen. Valentie-elektronen bepalen chemische eigenschappen van een groep. Er bestaat een
verband tussen de elektrovalentie van een atoomsoort en de groep vh periodiek systeem waarin deze staat.