SAMENVATTING GROEPSDYNAMICA
Remmerswaal, J. (2013). Handboek Groepsdynamica: Een inleiding op theorie en
praktijk (11e druk). Amsterdam: Boom/Nelissen.
“WEEK 1 – INTRODUCTIE GROEPSDYNAMICA
Hoofdstuk 1: Groepsdynamica tussen psychologie en sociologie
1.1 Inleiding
Groepsdynamica is de studie van het gedrag van personen in kleine groepen.
Het meeste menselijk gedrag kan beter begrepen worden door aandacht voor de
groepen waarin dat gedrag plaatsvindt. Groepslidmaatschappen (deel uitmaken
van een groep) bepalen voor een groot deel iemands identiteit.
De primaire groep is het tussenpersoon (de bemiddelaar) tussen de
cultuur en de maatschappij enerzijds en het individu anderzijds. Door groepen
is het individu aan de maatschappij en de cultuur gebonden en andersom. De
sociale invloeden op elk individu zijn op hun beurt sterk meebepaald en gekleurd
door de maatschappelijke omstandigheden.
Ieder persoon wordt in grote mate gevormd door de maatschappelijke omgeving.
Ieder individu wordt niet alleen beïnvloedt door zijn sociale omgeving, maar hij
beïnvloedt zelf ook zijn sociale omgeving.
Samenvattend:
Groepsdynamica is de verbindende schakel tussen psychologie en
sociologie.
1.2 Enkele weerstanden tegen groepsdynamisch denken
Veel personen denken dat wat er in groepen gebeurt voornamelijk door de
individuen wordt bepaald.
Bestaan groepen eigenlijk wel?
Zelfs nog in de jaren twintig van de vorige eeuw speelde er in psychologische
vakliteratuur een discussie over de echtheid van groepen. Deze mensen hadden
het standpunt dat een groep niet meer was dan een samenkomst van
verschillende individuen.
Individualistisch denken over leiderschap
De eigenschapsbenadering gaat er vanuit dat effectieve leiders over bepaalde
,eigenschappen beschikte. Deze benadering werd vervangen door de functionele
benadering, waarin deze als een groepsverschijnsel werd beschreven.
Neiging tot narcisme
Het narcisme van de mens is een van de grootste obstakels voor de vooruitgang
van kennis. De neiging tot het centraal stellen van zichzelf en de eigen positie
kan een hindernis vormen voor zicht op de groepsprocessen.
Gebrek aan aandacht voor de context
De wens zichzelf te zien als een autonoom handelend individu kan leiden tot een
gebrek aan aandacht voor de context waarbinnen deze zelfervaring is ontstaan.
Pas met de toenemende belangstelling voor de wisselwerking tussen individu en
groep vindt de groepsdynamica een vruchtbare voedingsbodem. De wisseling van
hoofdaandacht en de wisselwerking tussen het individu en de groep vormen
centrale thema’s in de groepsdynamica.
Spanning tussen individu en groep
Groepen kunnen een bedreiging vormen voor de individuele vrijheid en de
autonomie. Het betreft een spanning tussen conformiteit en autonomie.
Gevaar van kleine groepen
Iedere kleine groep die zich isoleert, kan een samenzwering vormen tegen een
groter geheel.
De kar van de visboer
Vroeger werden bepaalde vormen van groepen als zo vanzelfsprekend beleefd
dat men zich er niet bewust van was van wat een groep is.
1.3 De mogelijke brugfunctie van groepsdynamica
Elias beschreef het type mensbeeld waarbij het individu en de maatschappij twee
entiteiten zijn die vervolgens weer verbonden moeten worden. Hij kenmerkt dit
mensbeeld als ‘homo clausus’ (de gesloten persoonlijkheid). De mens is hierin
autonoom en onafhankelijk van anderen. Het individu lijkt iets te zijn dat buiten
de maatschappij bestaat en maatschappij lijkt iets te zijn dat buiten en voorbij
de individuen bestaat.
Toegenomen individualisering
Er is een groot verschil tussen ik- en wij-culturen. In de ik-cultuur ligt de nadruk
op het individu en zijn ontwikkeling en ontplooiing. Belangrijke waardes bij het
ik-cultuur zijn zelfontplooiing, persoonlijk geluk en succes. In de wij-cultuur is de
opvoeding erg groepsgericht en leert het kind zich te gedragen naar sociale
situaties en rollen die hij in een groep dient te vervullen. Belangrijke waardes in
deze cultuur zijn beleefdheid, respect, eergevoel en plicht.
Allemaal andersdenkenden
Volgens Geert Hofstede zijn er zes bepalende dimensies die een cultuur in
meerdere of mindere mate bezit.
1. Machtsafstand: De mate waarin mensen binnen een cultuur verwachten
en accepteren dat de macht niet gelijk verdeeld is.
2. Individualisme versus collectivisme: Een samenleving is
individualistisch wanneer de onderlinge banden tussen individuen los zijn
(ieder dient voor zichzelf te zorgen). Een samenleving is collectivistisch
wanneer de leden vanaf de geboorte zijn opgenomen in sterke, hechte
groepen die hen bescherming bieden in ruil voor loyaliteit (individu
ontleent zijn identiteit aan groep).
, 3. Masculiniteit versus femininiteit: Duidelijke rolverdeling tussen de
seksen versus sekserollen die elkaar overlappen.
4. Onzekerheidsvermijding: De mate waarin de leden van een cultuur zich
bedreigd voelen door onzekere of onbekende situaties. Hoog scorende
willen alles onder controle hebben en laag scorende laten meer op zich
afkomen.
5. Lange- of kortetermijngerichtheid: Nastreven van deugden die in de
toekomst beloond zullen worden versus drang naar onmiddellijk resultaat.
6. Hendonisme versus soberheid: Hendonisme is een samenleving waarin
mensen uitbundig, gelukkig en vrolijk zijn en waarin ze zich toestaan om
toe te geven aan impulsen. Sombere culturen zijn culturen waarin de
mensen somber en ingetogen zijn. Ze onderdrukken hun impulsen ze zijn
ernstig.
Brugfunctie
Zolang individu en maatschappij als gescheiden fenomeen worden gezien, kan de
brugfunctie van de groepsdynamica slechts bescheiden zijn. Door aan te tonen
op welke manier individu en groep, individu en maatschappij, op elkaar zijn
aangewezen en interdependent zijn van elkaar, kan de groepsdynamica
bijdragen tot meer inzicht in de nauwe onderlinge vervlechting van aspecten die
als individueel en als maatschappelijk worden opgevat.
1.4 Het individu
Een van de belangrijkste polariteiten in de mens is de spanning tussen zijn
rationele en irrationele kanten, ofwel de spanning tussen rationaliteit en
emotionaliteit of tussen verstand en gevoel.
1.5 De groep
Er zijn groepen die vooral in sociaal-emotionele behoefte bevredigen (gezin en
vriendengroepen) en groepen die de rationele belangen bevredigen
(werkgroepen en taakgroepen).
1.6 De maatschappij
De maatschappij oefent invloed op ons uit via een grote organisaties en
instellingen op het terrein van onder andere onderwijs, politiek, gezondheidszorg
en bedrijfsleven. Voornamelijk formele groepen functioneren in zo’n organisaties.
Primaire groepen (voornamelijk informele) (, zoals vriendengroepen en het
gezin) lijken aan een directe maatschappelijke situering te ontsnappen. Echter
werkt de maatschappij ook daarin door. Ieder gezin behoort namelijk tot een
bepaalde klassen en hoe vriendengroepen met elkaar omgaan hangt ook weer
samen met de klassenverschillen en met de man-vrouwverschillen in de
maatschappij.
,WEEK 1 – INTRODUCTIE GROEPSDYNAMICA
Hoofdstuk 2: Grondslagen van de groepsdynamica
2.2 Indeling in taakaspecten en sociaal-emotionele aspecten
Taak en emotie in elke groep
Iedere groep functioneert tegelijkertijd op twee verschillende niveaus, namelijk
het taakniveau en het sociaal-emotioneel niveau. Het taakniveau refereert
voornamelijk naar de inhoud van een groepsactiviteit, dus wat er gedaan en
gezocht wordt. En het sociaal-emotioneel niveau refereert naar de manier
waarop personen met elkaar omgaan gedurende de uitvoering van een taak. Op
taakniveau vervullen de groepsleden meer formele functies en op sociaal-
emotioneel niveau vervullen ze meer psychologische functies.
Extern en intern systeem
Taakaspecten Sociaal-emotionele aspecten
Extern systeem Intern systeem
Voortbestaan van de groep in de omgeving De groep als groep in stand houden
Bereiken van het doel Het interne groepsfunctioneren
Wat er gedaan wordt Hoe gaan de leden met elkaar om
Taakgerichte activiteiten De onderlinge betrekkingen
Taakoriëntatie Sociaal-emotionele oriëntatie
Formele leider Informele leider
Bewaakt het resultaat Bewaakt de satisfactie
Nadruk op formele functies Nadruk op psychologische en persoonlijke
functies
Formele groepsstructuur Informele groepsstructuur
Homans maakt een onderscheid tussen het externe en het interne systeem van
elke groep. Het externe systeem omvat alles wat zich binnen een groep
afspeelt aan activiteiten, gevoelens en interacties om als groep ten aanzien van
de buitenwereld te kunnen blijven bestaan. Het interne systeem omvat alle
activiteiten, interacties en gevoelens die voortvloeien uit het interne
groepsfunctioneren.
,2.4 De interactietheorie
De interactietheorie vat de groep op als een systeem van met elkaar in actie
verkerende individuen.
Homans en de sociaal-contacthypothese
De belangrijkste stelling die Homans in de vorm van hypothese ontwikkelde, die
getoetst werden aan geobserveerde groepsverschijnselen is de
interactiehypothese (sociaal-contacthypothese). De sociaal-contacthypothese
houdt in indien er frequente interacties zijn tussen groepsleden, zullen er
gevoelens van onderlinge genegenheid groeien en zullen deze gevoelens leiden
tot verdere interactie. Homans breidde dit verder uit tot de interactiehypothese.
Deze interactiehypothese houdt in indien er frequente interacties zijn in het
externe systeem zal dit leiden tot gevoelens van genegenheid en zullen deze
gevoelens leiden tot verdere interacties die de basis zullen vormen van het
interne systeem.
Bales en de interactieprocesanalyse
Bales is bekend van de interactieanalyse aan de hand van een observatieschema.
In dit schema worden de twee hoofdgebieden van groepsinteractie
onderscheden, namelijk het taakgebied en het sociaal-emotioneel gebied. Deze
werden als volgt onderverdeeld. 1. Sociaal-emotioneel gebied: positieve
reacties; 2. Taakgebied: pogingen tot antwoord; 3. Taakgebied: vragen; Sociaal-
emotioneel gebied: negatieve reacties.
Voor ieder gebied noemde hij drie observatiecategorieën. Op grond van
accurate observaties in tientallen deelonderzoeken werd er een theorie van
groepsontwikkeling geformuleerd. 1. Oriëntatiefase (vragen en geven van
informatie); 2. Evaluatiefase (vragen en geven van meningen); 3. Controlefase
(vragen en doen van voorstellen), uitmondend in besluitvorming. Dit model staat
ook wel bekend als het BOB-model. 4. Beeldvorming; 5. Oordeelsvorming; 6.
Besluitvorming.
2.5 De systeemtheorie
De systeembenadering onderzoekt de verbanden tussen verschillende soorten
input en output van het systeem. Samen met de veldtheorie deelt de
systeemtheorie een sterke belangstelling voor de processen waarmee groepen
intern een evenwicht proberen te handhaven.
Intern evenwicht
Door middel van systeemregels kunnen groepen een relatief stabiel intern
evenwicht (homeostase) opbouwen en handhaven. Deze benadering is vooral
geïnteresseerd in hoe systemen (bijv. groepen) tot verandering komen of
stabiliteit handhaven. In deze theorie is een van de belangrijkste manier daartoe
het gebruikmaken van feedback. Naast systeemregels is groepspressie
(groepsdruk) tot conformiteit een andere manier om het evenwicht (homeostase)
te handhaven.
Het geheel is meer dan de som der delen
,Elk deel van een systeem (elk groepslid) wordt gezien in samenhang met de
andere delen (leden), omdat een verandering in één deel (één groepslid) een
verandering in de verhouding tussen alle delen (groepsleden) en in het totale
systeem (de totale groep) kan veroorzaken. Een systeem gedraagt zich dus als
een samenhangend en ondeelbaar geheel en niet als een eenvoudige
samenvoeging of optelling van onafhankelijke elementen.
Evenwichtstheorie
De systeembenadering is vooral een evenwichtstheorie die meer verduidelijkt
hoe systemen zich handhaven dan hoe deze veranderen. Door de sterke nadruk
op de onderlinge betrekkingen in sociale systemen en op het betrekkingsniveau
in interpersoonlijke communicatie dreigt de systeembenadering echter te weinig
aandacht te besteden aan het inhoudsniveau en de inhoudelijke kanten van de
systeemdoelstellingen.
2.6 De sociometrische benadering
De sociometrische benadering richt zich vooral op de sociale aspecten van het
groepsgebeuren, met name op de emotionele kanten van de interpersoonlijke
relaties tussen de leden van de groep. In deze benadering staat het sociogram
centraal, dat verkregen wordt via de sociometrische onderzoeksmethode. Daarbij
geven de groepsleden door middel van een vragenlijst aan welke andere
groepsleden zij wel of niet als vrienden, partners, werkcollega’s etc. verkiezen in
bepaalde weergegeven situaties.
2.7 Benaderingen vanuit de algemene psychologie
De invloedrijkste theorie uit de algemene psychologie is de brede benadering, die
ook wel bekendstaat als de cognitieve theorie. De cognitieve theorie is een
visie die benadrukt hoe erg het van belang is om te begrijpen hoe personen
informatie over hun sociale omgeving ontvangen en verwerken en hoe dit van
invloed is op hun gedrag.
Cognitieve dissonantietheorie
De cognitieve dissonantietheorie stelt dat ieder individu tot een consistent en
samenhangend beeld van de werkelijkheid wil komen. Iemand probeert dan de
fysieke en de sociale omgeving zo te interpreteren dat de verschillende
waarnemingen consistent met elkaar zijn. Tussen de verschillende cognitieve
elementen kunnen tegenstrijdigheden bestaan. Dit wordt ook wel cognitieve
dissonanties genoemd. In deze situaties ervaren individuen een sterke druk om
deze dissonanties te reduceren. Dit kan gedaan worden door middel van keuzes
voor ander gedrag, door wijziging van cognities en door het vermijden van
nieuwe informatie.
Sociale vergelijkingstheorie
De sociale werkelijkheid die een groep haar leden biedt, kan hen helpen om
zichzelf beter te begrijpen en tot een zuiverdere inschatting te komen van onder
andere de eigen prestaties en capaciteiten. Dit wordt voornamelijk gerealiseerd
bij homogenen groepen. De druk tot conformiteit biedt dan ook een poging om
de sociale vergelijkingsmogelijkheden binnen een groep veilig te stellen.
Daarnaast verklaart de sociale vergelijkingstheorie waarom personen lid
worden van bepaalde groepen. Ze zoeken namelijk actief het lidmaatschap van
die groepen op waarvan ze verwachten dat de leden meningen en vaardigheden
hebben die vergelijkbaar zijn met die van henzelf. Op deze manier kunnen ze
, namelijk bevestiging vinden voor hun eigen meningen en een
vergelijkingsmaatstaf voor de eigen vaardigheden.
Cognitief conflict en conformiteit
Asch onderzocht onder andere hoe indrukken van anderen tot stand komen en
met name hoe deze indruk samengevoegd worden tot een geheel. Daarnaast
onderzocht hij hoe personen omgaan met situaties in een groep waarin ze een
cognitief conflict ervaren. Het conflict kan opgelost worden door zich te
conformeren aan de groepsmeerderheid.
Thibaut en Kelley formuleerden een ‘kosten en baten’-theorie. Met de
‘kosten en baten’-theorie kan goed verklaard worden waarom personen lid zijn of
worden van bepaalde groepen.
2.8 De veldtheorie
De veldtheorie gaat er vanuit dat een groep een psychologisch krachtenveld
vormt. Dit veld bestaat uit verschillende krachten die van invloed zijn op gedrag
van de groep en diens leden. Op het moment dat er voldoende inzicht is in de
structuur van het psychologisch veld kan het gedrag van de groep verklaard en
voorspeld worden. Lewin beschreef de structuur van het veld als een dynamisch
spanningsveld, dat wil zeggen als een gehaal van op elkaar inwerkende krachten
die elkaar min of meer in evenwicht houden.
Twee soorten krachten
Naast de veranderingsbevorderende krachten zijn er in groepen ook
veranderingsremmende krachten en hun onderlinge krachtsverhouding bepaald
of de groep in beweging komt. Lewin verklaarde de stabiliteit en verandering in
groepen via dynamische interdependentie en quasi-stationair evenwicht. Op het
moment dat dit evenwicht verbroken wordt, zullen de groepsleden een spanning
ervaren en dus gemotiveerd zijn om het oude evenwicht te herstellen of op zoek
te gaan naar een nieuw.
Europese bijdragen
De Gestaltpsychologie is de voorloper van de veldtheorie. Het standpunt van de
gestaltpsychologie is als volgt: delen of elementen bestaan niet geïsoleerd van
elkaar, maar ze zijn georganiseerd in eenheden of gehelen. Het geheel is er
eerder dan de delen en is meer dan de som der delen. Bijv.: Een gebouw met
stenen, deuren en ramen.
2.9 De psychoanalytische benadering
Naast de veldtheorie heeft ook de psychoanalytische benadering haar wortels in
Europa. Hoewel de psychoanalyse zich voornamelijk bezighoudt met
motivatieprocessen en afweermechanismen binnen het individu, is haar
begrippenkader bruikbaar gebleken voor het verkrijgen van dieper inzicht in
groepsprocessen.
Verborgen onderstroom
In groepstheorieën die op psychoanalyse geïnspireerd zijn wordt vaak een
onderscheid gemaakt tussen het manifeste (zichtbaar gedrag) en latente (wat
onder de oppervlakte afspeelt, de verborgen onderstroom) niveau. Vooral het
latent niveau bepaalt wat groepen bezielt en drijft. Deze theorieën richten zich
op de groep als geheel. Doordat de therapiegroep op het latente niveau werkt,
worden er bij groepsleden veel herinneringen en belevingen opgeroepen die aan
het vroegere ouderlijke gezin doen denken. Hierdoor kunnen diepgewortelde en