Brug – Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering
Brug – Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering
Hoofdstuk Pagina
Hoofstuk 1. Planmatige 2
bevordering van gezond gedrag
Hoofdstuk 2. Analyse van 6
gezondheidsproblemen
Hoofdstuk 3. Analyse van gedrag 9
Hoofdstuk 4. Determinanten van 12
gedrag
Hoofdstuk 5. 23
Interventieontwikkeling
Hoofdstuk 6. Theorieën en 28
methodieken van verandering
Hoofdstuk 7. Disseminatie en 33
implementatie van interventies
Hoofdstuk 9. Evaluatie van 41
interventies ter bevordering van
gezond gedrag
Overzicht modellen 50
1
,Brug – Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering
Hoofdstuk 1. Planmatige bevordering van gezond gedrag
Gezondheidsvoorlichting: alle activiteiten die kunnen worden ondernomen om te stimuleren dat
mensen zich op vrijwillige basis ‘gezonder’ willen en kunnen gedragen. Verzamelterm voor breed
scala aan interventies ter bevordering van gezond gedrag.
Gezondheidsbevordering: combinatie van voorlichting en omgevingsveranderingen die samen
gezond gedrag en gezonde leef condities stimuleren.
Doelen van gezondheidsbevordering
Preventie: primair, secundair, tertiair
- Primair: richten op voorkomen van een specifiek gezondheidsprobleem of categorie
aandoeningen. Richt zich op wegnemen van oorzaken of risicofactoren voor aandoeningen.
stimuleren stoppen met roken, verkeersveiligheidsmaatregelen, bevordering hygiëne in een
keuken, vaccinatie
- Secundair/ vroege opsporing: mensen in een voorstadium van een bepaalde aandoening of in
een vroeg stadium van een ziekte identificeren zodat gerichte behandeling, gedrags- of
omgevingsveranderingen mogelijk zijn om erger te voorkomen.
borstkankeronderzoek, onderzoek baby’s op consultatiebureau
Is alleen zinvol wanneer een goede test of vorm van zelfonderzoek mogelijk is om een
aandoening of risicogedrag in een vroeg stadium of voorstadium op te sporen zodat het
vroegtijdig kan worden behandeld.
- Tertiaire preventie/ zorg: richt zich op mensen die zijn getroffen door een ziekte of handicap.
Begint na de diagnose.
Doel: beheersen van de handicap of ziekte om erger te voorkomen, kwaliteit van leven vergroten
of zo goed mogelijk houden.
bevorderen van therapietrouw, hulp bij zelfmanagement van chronische ziekten
Doelgroepen en preventie
Hoog risicobenadering en populatiebenadering
- Hoog risico: de risicogroep wordt geïdentificeerd, op basis van bijvoorbeeld erfelijke
eigenschappen, het voorkomen van risicogedrag, leeftijd of sociaaleconomische status
- Populatie: hele bevolking of groot deel daarvan wordt benaderd; landelijke campagnes van
gezondheidsbevorderingsorganisaties
Gezondheidsbevordering: gaat het ook om sociale, politieke, economische, organisatorische en
wettelijke condities die het gezonde gedrag of rechtstreeks de gezondheid kunnen beïnvloeden.
Combinatie van verschillende soorten middelen van voorlichting, voorzieningen en regelgeving
lijkt essentieel voor effectieve gezondheidsbevordering.
2
, Brug – Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering
Soorten preventies:
- Universele preventie: richt zich op de hele bevolking of specifieke groepen zoals kinderen
- Selectieve preventie: is preventie die zich richt op bepaalde risicogroepen zoals de griepprik
voor ouderen en chronisch zieken.
- Bij geïndiceerde preventie: richt men zich op mensen die een ziekte of afwijking nog niet
hebben maar die een verhoogd risico hebben.
- Zorggerelateerde preventie: bestaat uit activiteiten voor mensen met een ziekte of afwijking
met als doel de ziektelast te verlagen en verergering van de ziekte te voorkomen.
Middelen om gezondheidsbevordering te bereiken
1. Voorlichting
2. Voorzieningen
3. Regelgeving, controle en sancties
Rol van de omgeving:
Ecologische benadering en educatieve benadering.
De rol van individueel gedrag is ook veranderd: vroeger meer de nadruk om individuele
benadering, tegenwoordig wordt genuanceerder gedacht over doelgroepen van
gezondheidsvoorlichting.
Niveaus doelgroepen met daarin beslissende personen:
1. Individueel niveau: personen die risico lopen en patiënten
2. Interpersoonlijk of groepsniveau: peers, ouders, hulpverleners
3. Organisatieniveau: directeuren van scholen, managers in bedrijven
4. Community- of lokaal niveau: opinieleiders in wijken/ dorpen, redacteuren van lokale
kranten
5. Politiek of samenlevingsniveau: politici en ambtenaren van werkgeversorganisaties
3