Voor het vak bestuur en beleid van de minor bestuur en organisatiewetenschappen heb ik een samenvatting gemaakt voor het eerste tentamen. Hiervoor moesten wij hoofdstuk 1 t/m 6, 9 en 10 leren en dit zijn dus de hoofdstukken die ik heb samengevat. De samenvatting bevat aan het eind van elk hoofdstuk...
Prima samenvatting (wel erg uitgebreid) bestaande uit de (letterlijke) hoofdzinnen uit het boek. Soms wat slordigheidsfoutjes mbt grammatica/zinsopbouw. Alles wat je moet weten voor het tentamen staat er in.
Samenvatting de Bestuurlijke kaart hoofdstuk 1t/m 6, 9 en 10
Hoofdstuk 1:
Het openbaar bestuur kan meerdere definities hebben wat leidt tot definitieproblemen.
Juridisch gezien behoren alle organisaties met een publiekrechtelijke grondslag tot het
openbaar bestuur. Met publiekrechtelijke grondslag wordt bedoeld dat het bestaan van een
organisatie wettelijk vastgelegd is, zoals dat van een gemeente. Een ander criterium betreft
de financiering, hoe wordt de organisatie gefinancierd? Daarnaast is de doel- of taakstelling
van belang. Private organisaties behartigen een deelbelang, van bijvoorbeeld de
aandeelhouders. Publieke organisaties richten zich op het algemeen belang, zoals goede
zorg. In veel gevallen is een publieke taak vastgelegd in de wet maar dat hoeft niet. Dat wat
tot het openbaar bestuur wordt gerekend hangt af van de invalshoek. Bovendien is het
openbaar bestuur voortdurend aan veranderingen onderhevig. Ook is de omgeving van het
openbaar bestuur belangrijk om te bestuderen. Naast de overheid verricht een breed veld
van maatschappelijke instellingen publieke taken. Soms worden deze instellingen zelfs
gefinancierd uit belastingopbrengsten en premieheffingen. Dit veld wordt het
‘maatschappelijke middenveld’ genoemd. De organisaties die hier deel van uit maken zoals
ziekenhuizen, hebben geen winstoogmerk maar zijn wel deel van de private sector, die ook
commerciële actoren (bedrijven) bevat. Het gaat hier om actoren die van grote invloed zijn
op het functioneren van het openbaar bestuur in Nederland.
Kenmerken Nederlands Openbaar bestuur:
Nederland is een constitutionele monarchie: een koning is staatshoofd. Nederland
verschilt hierin van een republiek en in tegenstelling tot een absolute monarchie is het
handelen van de koning gebonden aan de grondwet.
Nederland is een rechtsstaat: het overheidshandelen is onderwerpen aan de regels van
het recht, zodat de overheid niet naar willekeur mag handelen = legaliteitsbeginsel.
Een ander element van de rechtsstaat is dat burgers over grondrechten beschikken.
Nederland kent een gedeeltelijke scheiding der machten: de wetgevende, uitvoerende
en de rechtsprekende macht zijn in sterke mate onafhankelijk van elkaar en controleren
elkaar.
Nederland heeft een scheiding van kerk en staat: er is geen staatskerk.
Nederland heeft een parlementair stelsel: de bevolking kiest rechtstreeks het hoogste
besluitvormende orgaan, de Tweede Kamer, waarin de regering verantwoording schuldig
is. Men noemt Nederland ook wel een representatieve of indirecte democratie, wat wil
zeggen dat de democratie in Nederland behelst dat de bevolking vertegenwoordigers
kiest die vervolgens de besluiten nemen. Een directe democratie zoals referenda komt in
Nederland niet vaak voor.
Een van de twee pijlers van het parlementaire stelsel is het beginsel van ministeriële
verantwoordelijkheid: de ministers zijn verantwoordelijk, ook voor het optreden van het
staatshoofd en voor het doen en laten van de rijksambtenaren.
De tweede pijler is de vertrouwensregel: ministers worden geacht af te treden zodra zij
het vertrouwen van de volksvertegenwoordiging verloren hebben.
Het parlementaire stelsel is dualistisch: de volksvertegenwoordiging is onafhankelijk
van de regering, en ministers kunnen geen deel uitmaken van de Staten-Generaal. Dit
geld ook voor gemeentes, de gemeenteraden en de Provinciale Staten zijn gescheiden
van respectievelijk het college van burgermeester en wethouders en het college van
Gedeputeerde Staten.
De Nederlands bevolking kiest geen bestuurders: (zoals in de VS) de leden van de
gemeenteraden en de Provinciale Staten benoemen respectievelijk de wethouders en de
gedeputeerden. De Kroon benoemt formeel de ministers, de burgemeesters en de
commissarissen van de Koning.
1
, Het Nederlandse kiesstelsel is gebaseerd op een stelsel van evenredige
vertegenwoordiging: het aantal zetels voor een partij is in overeenstemming met de
aanhang van die partij onder de bevolking. Ook is er geen kiesdrempel.
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat: enerzijds is er sprake van een
rijksoverheid die zaken aan lagere overheden kan opleggen. Anderzijds zijn er taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden overgedragen naar de lagere overheden.
Een constitutioneel hof is in Nederland niet aanwezig: hierdoor is er geen
onafhankelijke rechterlijke instantie die wetten toetst aan de Grondwet. Een parlementair
initiatief om deze zogenoemde constitutionele toetsing wel mogelijk te maken is
gestrand.
Nederland kent geen juryrechtspraak: in de meeste democratieën zijn leken via jury’s
betrokken bij de rechtspraak, in Nederland blijft echter de rechtspraak het exclusieve
domein van onafhankelijke en deskundige rechters.
Nederland kent een omvangrijk functioneel bestuur: dat wil zeggen dat de
bestuursorganen die – anders dan de drie territoriale bestuurslagen Rijk, provincie en
gemeente – een beperkt, wettelijk vastgelegd takenpakket hebben. Een waterschap is
hier een typisch voorbeeld van.
Thorbeckes Grondwet (1848) heeft de grondslag gelegd voor het principe van ministeriële
verantwoordelijkheid en de gedecentraliseerde eenheidsstaat. Het Nederlands openbaar
bestuur is inclusief te typeren. Dat wil zeggen dat door alle formele en informele spelregels
veel politieke besluiten pas genomen worden als er brede steun voor bestaat onder de
politieke actoren (fracties en maatschappelijke organisaties) = draagvlak. De Nederlandse
bestuursstijl is te karakteriseren met behulp van ‘zes co’s’: coalitie, collegialiteit, compromis,
consensus, coöptatie (snelle opname van nieuwkomers in het bestel) en coöperatie. De
draagkracht en openheid voor nieuwkomers word veel geprezen maar daar staat tegenover
dat er weinig daadkracht is en een grote afstand tussen kiezers en gekozen.
Hoofdstuk 2:
De Nederlandse vlag en het wapen symboliseren de Staat der Nederlanden. De
bijbehorende spreuk is je maintiendria = ik zal handhaven. Het begrip staat is lastig te
omschrijven maar er worden vier kenmerken genoemd:
1. Er is sprake van een specifiek grondgebied (een territorium).
2. Er is een bevolking. Antarctica is een grondgebied zonder bevolking en wordt dan ook
niet als staat beschouwd.
3. Er is een wettelijke ordening en er is een bestuurlijke organisatie die gezaghebbend de
wet- en regelgeving kan handhaven. Nederland heeft een grondwet en andere daarop
aansluitende wet- en regelgeving en er is een complex van politiek en bestuurlijke
instanties die zich bezighouden met wetgeving, rechtspraak en beleidsuitvoering.
Hieraan gekoppeld is het geweldsmonopolie van de staat: alleen de staat is bevoegd om
geweld te gebruiken om de openbare orde te kunnen handhaven en de veiligheid van de
burgers te beschermen.
4. Een staat is erkend door ander staten. Lidmaatschap van de Verenigde Naties is
internationaal het teken dat er sprake is van een erkende staat. Men spreekt ook wel van
een soevereine staat, dat is een onafhankelijke staat die in het internationaal recht gelijk
is aan alle andere staten.
De Staat der Nederlanden is een rechtspersoon en dit begrip is de juridische term voor
Nederlandse overheid. Dit houdt in dat de staat net als een individu bevoegd is
rechtshandelingen te verrichten, zoals een koopovereenkomst met een burger aangaan of
belastingen opleggen. Nederland maakt deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden,
waarin Aruba bijvoorbeeld ook zit. Hieruit blijkt dat een staat niet uit een aaneengesloten
territorium hoeft te bestaan. De Nederlandse koning is staatshoofd van het gehele
Koninkrijk der Nederlanden: Aruba, Curaçao en Sint Maarten. In de laatste drie landen wordt
de koning vertegenwoordigd door een gouverneur. De regering van het koninkrijk bestaat uit
de koning en de Raad van ministers = Rijksministerraad, die bestaat uit de door de koning
2
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper HvAenUU2021. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.