Pardoen, J - Het ouderperspectief / De jeugdprofessional in ontwikkeling.
Handboek voor professionals in het jeugddomein.
Rechtvaardiging aan ouders ontbreekt en voor ouders is dat onacceptabel en bedreigend.
Daarom zouden niet de normen van de jeugdprofessionals leidend moeten zijn in hun relatie
met ouders, maar de behoefte van ouders zelf.
Kinderen zijn gebaat bij een normale opvoeding. Het probleem is dat we niet meer weten
wat normaal (gewoon goed genoeg) is. De suggestie is dat ouders niet meer vanzelf goede
ouders zijn: ze hebben wetenschappelijk verantwoorde kennis nodig om hun ouderschap
vorm te geven.
Goed genoeg ouderschap is niet meer goed genoeg: opvoeden doe je namelijk niet zomaar,
maar met een maatschappelijk doel, op een zodanige manier dat niet alleen de directe
omgeving van het kind, maar straks de hele samenleving tevreden is.
1. Ouders zijn vooral mensen, met wie je een relatie aan kunt gaan. Pas vanuit een
relatie waarbij je oprecht rekening houdt met wat het is om ouder van dit kind te zijn,
kun je iets voor hem of haar betekenen. Ouders willen het allerbeste maar maken dit
zelden waar. Ouders en kinderen gaan voortdurend in dialoog om de juiste aanpak te
vinden, en dat gaat gepaard met trekken, duwen, ruziën, redeneren en
marchanderen. Zo leren ouders en kinderen elkaar hun eigen grenzen en
mogelijkheden, en die van de ander kennen.
2. Als je niet weet hoe het ouderschap eruit ziet kan het gebeuren dat je als
professional normaal gedrag aanziet als problematisch. Niet alleen professionals,
maar ook ouders leven met het ideaal dat kinderen niet alleen goed gevoed,
gewassen enz door het leven gaan, maar dat ze ook vlekkeloos door school glijden,
doorgaans gewoon gelukkig zijn met warme betrokken ouders die altijd beschikbaar
zijn. Problemen met grenzen stellen en gehoorzaamheid staat in de top 5 van meest
gestelde opvoedvragen aan professionals. Het ideaalbeeld van het gehoorzame kind
wordt ook nog bevestigd door tv programma's.
3. Een derde ideaal dat een rol speelt in het denken van professionals over goed
ouderschap is het ‘nostalgische paradijs fantasie’. In dat paradijs ben je als kind altijd
omringd door een maximaal responsieve moeder die zich geheel in dienst stelt van
haar kind om wie haar leven draait. Maar zo werkt het niet. Ouders hebben naast het
ouderschap nog vele andere verantwoordingen.
4. Goed genoeg ouderschap is voor veel ouders niet wat ze voor ogen hebben, ze
willen het beste voor hun kinderen. Dat maakt ouders kwetsbaar. Dit komt ook door
de vele berichten over mishandeling en andere dingen waar ouders in kunnen falen.
Veel dingen worden gezien als een risico: het leven zelf in een gezin ook. Net als
roken, vuile kleren of een niet afgewassen broodtrommel. Dit maakt dat ouders zich
klem gezet voelen. Elke ouder is een risico ouder tot het tegendeel is bewezen.
5. Ouders worden vaak gezien als obstakels om op te komen voor het belang van het
kind. Tegenwoordig wordt er wel erkend dat het in het belang van het kind is dat
ouders zich goed voelen in het ouderschap. In hun kwetsbaarheid hebben ouders
bevestiging nodig dat ze het zo gek nog niet doen, en dat liefdevolle verwaarlozing
ook wel eens goed genoeg zou kunnen zijn. Het is niet alleen in het belang van het
kind, maar zelfs een recht van het kind dat onze samenleving maximaal investeert in
ouders.
6. Ouders willen een plek waar ze met hun dagelijkse vragen en zorgen terecht kunnen,
zonder dat ze gelijk een aantekening krijgen in een elektronisch dossier. Op ‘Ouders
Online’ gebeurt dit massaal en ouders vinden het fijn. Een goede jeugdprofessional
1
,biedt oprechte steun wanneer het nodig is, maar durft ouders en kinderen met rust te
laten als het kan.
2
, Fukkink, R & Oostdam, R - Onderwijs en opvoeding in een groot
stedelinge omgeving / Onderwijs en opvoeding in een stedelijke context
Leven in een sterk verstedelijkt gebied is de norm in ons land en het aantal kinderen dat
opgroeit in een dergelijk gebied groeit. Milner definieert het begrip stedelijk op 3 niveaus:
1. Executive urban: meer dan 1 miljoen inwoners (Rotterdam, Amsterdam)
2. Emergent urban: minder dan 1 miljoen inwoners (Utrecht, Den Haag)
3. Characteristic: verstedelijking op kleine schaal
Steden kunnen ook worden getypeerd aan de hand van de grote diversiteit van hun
bewoners en de rijke omgeving met een hoge concentratie van instellingen op het gebied
van kunst, cultuur, onderwijs en economie. In de grote steden is nu ook ‘diversification of
diversity’ zichtbaar: er bestaan niet alleen grote verschillen tussen de verschillende
minderheden, ook de leden binnen deze groepen laten onderling grote verschillen zien;
superdiversiteit.
3 dimensies:
1. Omgaan met grote verschillen tussen kinderen
2. Omgaan met verschillen tussen ouders
3. Kunnen samenwerken met verschillende professionals in de 3 verschillende
leefmilieus
1. Superdiversiteit van jeugd
De verschillen (etnisch, cultureel, religieus, talige identiteit) tussen kinderen blijken
voorspellers van leerprestaties. Leerlingen in de grote stad doen het gemiddeld minder goed
dan leerlingen in de rest van het land. Sommige leerlingen ervaren veel afstand van school
tot thuis, waar een andere taal wordt gesproken en ze met een eigen cultuur leven. Goed je
best doen wordt soms gezien als acting white, iets waarmee je jezelf buiten de eigen groep
plaatst.
2. Superdiversiteit van ouders
In de grote stad verloopt de samenwerking tussen ouders, school en het pedagogisch
werkveld soms moeizaam doordat professionals te maken krijgen met ouders met
verschillende sociale en culturele achtergronden en zeer uiteenlopende verwachtingen ten
opzichte van onderwijs en opvoeding. Het betrekken van ouders draagt wel in sterke mate
bij aan het schoolsucces en is dus wel belangrijk.
3. Samenwerken met diverse professionals in de rijke omgeving van de stad
Bij urban education wordt onderscheid gemaakt tussen leefmilieus:
1. Het eerste leefmilieu: gezin.
2. Het tweede leefmilieu: kinderopvang, onderwijs, jeugdzorg en andere pedagogische
sectoren. Er is in de grote stad sprake van een rijke en soms ook complexe sociale
omgeving. Er wordt steeds hechter samengewerkt tussen instellingen. De
samenwerking overstijgt veelal de eigen discipline (werkgebied) en daarom spreken
we hier van interprofessionele samenwerking.
3. Het derde leefmilieu: vrijetijdsbesteding die zich afspeelt in de wijk of de community.
Dit milieu is groot in de grote stad. De executive urban en emergent urban
onderscheiden zich in nederland door dit milieu. De 4 grootste steden beschikken
over een dergelijk groot aantal sportclubs, culturele centra en musea. Door
samenwerking tussen deze vrijetijdsbestedingen ontstaat nieuwe sociale ruimte. De
samenwerking tussen thuis, kindcentra, scholen enz zijn gericht op verschillende
doelen:
- de academische loopbaan van jongeren
- gezondheid en welzijn en of burgerschap
3