Samenvattingen Samen Opvoeden cursus 1
Samenvatting week 1: Ouders
Reader: Samen opvoeden
Onderwijs en opvoeding in een (groot)stedelijke omgeving
1.1 Inleiding
- De drie dimensies die bepalend zijn voor onderwijzen en opvoeden in een stedelijke context:
De diversiteit van de kinderen en jongeren;
De diversiteit van de ouders;
De diversiteit van de omgeving.
- Het werk van enkele belangrijke acteurs die onderstrepen dat de stad een omgeving is die
andere, aanvullende eisen stelt aan leraren en pedagogen;
- Specifieke kennis en vaardigheden voor het werken in de grote stad.
1.2 Onderwijs en opvoeding in de stad
Milner (2006) definieert het begrip ‘stedelijk’ op drie niveaus:
Extensive urban: metropolen die meer dan een miljoen inwoners tellen.
Emergent urban: grote steden met minder dan een miljoen inwoners.
Characteristic: verstedelijking op kleine schaal.
Opgroeien in een stad al Amsterdam, Rotterdam, Utrecht of Den Haag betekent opgroeien in een
wereld vol verschillen.
Er bestaan niet alleen significante verschillen tússen de verschillende minderheden, ook de leden
bínnen deze groepen laten onderling grote verschillen zien. We spreken daarom niet van diversiteit,
maar van superdiversiteit.
1.2.1 Superdiversiteit van jeugd
Kinderen en jongeren in de stad laten grote verschillen zien in etnische, culturele, religieuze en talige
identiteit. Die verschillen blijken bovendien ‘voorspellers’ van leerprestaties, probleemgedrag en
schooluitval.
Leerlingen in de grote stad doen het gemiddeld minder goed dan leerlingen in de rest van het land.
1.2.2 Superdiversiteit van ouders
In de grootstedelijke context verloopt de samenwerking tussen ouders, school en het pedagogisch
werkveld soms moeizaam doordat professionals te maken krijgen met ouders met verschillende
sociale en culturele achtergronden en zeer uiteenlopende verwachtingen ten opzichte van onderwijs
en opvoeding.
Het betrekken van ouders bij het gebeuren op school draagt in sterke mate bij aan het schoolsucces
van kinderen in de grote stad, zowel in de voorschoolse periode, als in de basisschool en het
voortgezet onderwijs.
1.2.3 Samenwerken met diverse professionals in de rijke omgeving van de stad
Bij de definiëring van urban education (= stedelijk onderwijs) moeten we ook de unieke dimensies
van de grootstedelijke omgeving betrekken. We maken hierbij een onderscheid tussen het tweede
en het derde leefmileu.
Het eerste leefmilieu is het gezin, dat al in beeld kwam bij de bespreking van diversiteit van jeugdigen
en hun ouders.
,Het tweede leefmilieu omvat de kinderopvang, onderwijs, jeugdzorg en andere pedagogische
sectoren.
Het derde leefmilieu omvat de vrijetijdsbesteding, die zich afspeelt in de wijk of community.
Wat betreft het tweede leefmilieu kenmerkt de grote stad zich door een zeer hoge concentratie van
pedagogische instellingen en professionals.
Het hechte netwerk van instellingen in de directe omgeving, die steeds intensiever samenwerken,
doet een groot beroep op de vaardigheden die nodig zijn voor de samenwerking tussen diverse
professionals. Dergelijke samenwerking overstijgt veelal de eigen discipline en daarom spreken
we hier van interprofessionele samenwerking.
Het derde leefmilieu, oftewel het terrein van de vrijetijdsbesteding, is in de grote stad ongeëvenaard
rijk.
De grote stad biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid om, op projectbasis of structureel, actief samen te
werken met musea, muziekscholen en diverse andere instellingen en projecten.
De verbinding tussen thuis, kindcentra, scholen en de lokale community zijn gericht op verschillende
doelen: de academische loopbaan van jongeren, gezondheid en welzijn en/of burgerschap en sociale
ontwikkeling.
1.3 Opleiden voor de stad: stadsbekwaam?
De superdiverse populatie van kinderen en hun ouders stelt andere vragen aan de juffen en
meesters, en de rijke omgeving van de grote stad biedt andere kansen voor kinderen en
pedagogische professionals.
Urban professionals moeten niet alleen startbekwaam zijn, maar ook ‘stadsbekwaam’.
Een one-size-fits-allbenadering doet onvoldoende recht aan de complexe uitdaging waarmee
pedagogen en leerkrachten in de grote stad te maken krijgen.
1.3.1 Omgaan met diversiteit van de jeugd
Toekomstige urban professionals moeten oog krijgen voor de superdiversiteit van de populatie in de
grote stad.
De uitdaging voor urban education in lerarenopleidingen is dan ook om met een open, actieve
pluralistische houding en met oog voor superdiversiteit te kijken naar het veelkleurige klaslokaal en
de diversiteit van studenten in de beroepsopleiding.
Pedagogische professionals moeten verder relaties kunnen aangaan met leerlingen met verschillende
culturele achtergronden en een positief klimaat kunnen scheppen, met oog voor verschillen en
gemeenschappelijkheid.
Gay (2010) stelde dat leerkrachten de vaardigheid moeten hebben om zowel verschillen als
overeenkomsten in multiculturele klassen te benoemen.
1.3.2 Omgaan met diversiteit van ouders
Daarnaast moeten urban professionals competent zijn in het betrekken van ouders uit verschillende
culturen en met uiteenlopende opleidingsniveaus bij de ontwikkeling van hun kind. Ouders die
een duidelijke afstand ervaren tussen henzelf en de school, het kindcentrum of de hulpverlening,
vragen om een andere aanpak dan ouders die zich daarmee direct vertrouwd voelen.
1.3.3 Omgaan met een diverse omgeving
De rijke omgeving van de stad biedt, zoals gezegd, kansen voor samenwerking tussen professionals
en allerlei andere sleutelfiguren in de wijk.
, Met het sociale ondernemerschap van urban professionals verbinden zij de verschillende
leefwerelden ‘rond het kind’.
Juist in de grote stad kan een professional ‘het verschil maken’, en dat is wat volgens Rinke (2011)
veel urban professionals in opleiding motiveert en voeding geeft aan hun beroepstrots.
1.4 Tot slot
We hebben in dit hoofdstuk drie dimensies van onderwijs en opvoeding in een grootstedelijke
context geschetst:
een hoge concentratie van instellingen en organisaties van professionals (het tweede
leefmilieu) en met diverse organisaties en verbindingen tussen thuis, school en/of
vrijetijdsbesteding (het derde leefmilieu).
Deze dimensies corresponderen met beroepskenmerken van de urban professional: kunnen omgaan
met de grote verschillen tussen kinderen, kunnen omgaan met verschillen tussen ouders, en kunnen
(samen)werken met verschillende professionals in de thuis-, school- en vrijetijdscontext.
Samenwerken met ouders: goed voor iedereen
Succesfactoren voor partnerschap met ouders
Tussen thuis en de omgeving daarbuiten is altijd in meer of mindere mate sprake van verschillen.
Om die reden zijn ouders per definitie nodig als je serieus werk wilt maken van een veilige en
stimulerende omgeving voor kinderen in je eigen organisatie.
Beide partijen (ouders en organisaties) hebben als doel dat het kind zich goed kan ontwikkelen.
Gezamenlijke verantwoordelijkheid voor samenwerking
Samenwerking tussen professionals en ouders is tweezijdig: zowel ouders als beroepskrachten
hebben een verantwoordelijkheid om samenwerking tot stand te brengen. Ontstaat dit niet vanzelf,
dan neemt de beroepskracht hiervoor het initiatief. Investeren in een positieve band met de
ouders is de eerste stap in het realiseren van een goede samenwerking.
Succesfactoren voor een supportende gemeenschap
De factoren die kunnen bijdragen aan het tot stand komen van een elkaar supportende
gemeenschap:
Maak contact met ouders, stap op hen af, breng ze met elkaar in contact.
Wees betrouwbaar. Continuïteit en voorspelbaarheid zijn belangrijk.
Zorg voor zichtbaarheid.
Positieve bejegening. Blijf positief en enthousiast.
Het doel voor ogen en daarop reflecteren.
Kennis en ervaring op een goede manier gebruiken.
Normaliseren. Wat er ook gezegd wordt: maak het niet groter dan het is.
Houd vol en heb geduld.