HAAL MEER UIT JEZELF IN DE PROFESSIONELE SAMENWERKING – SAMENVATTING VAN H1-5
HOOFDSTUK 1
1.1 Inleiding
Voor een deel ken je je persoonlijkheid, de patronen die je maken tot wie je bent. Er zijn daarnaast ook kenmerken
van jouw persoonlijkheid die voor jou en misschien ook voor anderen nog onzichtbaar zijn. Ervaringen in het
dagelijks leven kunnen deze kenmerken aan de oppervlakte brengen. Om je hiervan bewust te maken zal je deze
ervaringen onderzoeken. Het doel van het onderzoek is je bewust te maken van de eigenschappen die bij jou
centraal staan, vanuit ervaringen uit het dagelijks leven, zodat je deze eigenschappen op een positieve manier kan
inzetten. Door het onderzoeken van deze ervaringen ontdek je valkuilen en kwaliteiten waarvan je nog niet eerder
wist dat zij bestonden.
1.2 Leren op verschillende niveaus
Soms leer je bewust en doelgericht, soms ben je nauwelijks bewust van het leerproces dat je doorloopt.
Leerprocessen zijn niet allemaal diepgaand en is er verschil zichtbaar in de manier waarop je leer. De verschillende
leerniveaus hangen sterk met elkaar samen en veronderstelt het leren op een hoog niveau, dat het leren op lagere
niveaus ook goed gaat. Bateson introduceert vier leerniveaus om onderscheid te maken tussen de verschillende
vormen van leren, namelijk:
Niveau 1: leren door het herhalen en het stapelen van kennis. (Je leerde bijv. eerst dat Duitsland ons
buurland is, en later leerde je pas over de tweede wereldoorlog).
Niveau 2: leren door procedures en spelregels te verinnerlijken. (Denk hierbij aan voetballer die eerst de
spelregels heeft geleerd en deze nu heeft verinnerlijkt en op de automatische piloot de regels naleeft.)
Niveau 3: leren door het opdoen van inzichten waardoor we de wereld anders leren zien. (Bijv. wanneer
je erg overtuigd ben van je eigen standpunt en tijdens een discussie de situatie vanuit een ander
gezichtspunt leert te zien)
Niveau 4: generatief leren. Oftewel, we kunnen onszelf zien als onderdeel van een groter geheel en dat
we onszelf ook vanuit verschillende perspectieven kunnen zien. Generatief leren is leren vanuit het niveau
van identiteit.
Echter zijn er ook verschillen tussen de niveaus van leren, namelijk de focus van leren die verandert langs de vier
niveaus. Dit gaat van opleiden door anderen naar ontwikkelen door jezelf. Daarnaast krijg je bij de lagere niveaus
reeds bestaande kennis aangereikt, zoals taal en geschiedenis. Bij de hogere niveaus leer je nieuwe inzichten over
jezelf en de wereld, waardoor je leervermogen groeit. Het hoger (generatief) leren is dus het hoofddoel, dit leren
herken je het verandering van gedrag en kan je a.d.h.v. het (nieuwe) handelen merken of iemand iets geleerd heeft
of niet. Dit wordt ook wel ‘bekwaamheid in context’ genoemd.
,1.3 Het Johari-venster
Een hulpmiddel om onderscheid te maken tussen de bekende en onbekende delen van je persoonlijkheid, is het
Johari-venster. Dit model kan je gebruiken om naar jezelf te kijken, waarin je persoonlijkheid schematisch wordt
onderverdeeld in vier gebieden: de vrije ruimte, het verborgen gebied, de blinde vlek en de onbekende zelf.
Bekend voor de ander Onbekend voor de ander
Bekend voor jou A. Vrije ruimte B. Verbogen gebied
De vrije ruimte of het publieke gebied Het verborgen of privégebied is dat deel
is dat deel van jezelf waarvan je je waarvan je je bewust bent, maar dat je
bewust bent en dat de ander ook van verbogen houdt voor de ander.
jou kent.
Onbekend voor jou C. Blinde vlek D. Onbekende zelf.
De blinde vlek is dat deel van jezelf De onbekende zelf of het onbekende gebied is
waarvan je je niet bewust bent, maar dat deel van jezelf waarvan je je niet bewust
dat de ander wel van je kent. bent en dat de ander ook niet van je kent.
(Het Johari-venster)
Ieder heeft voor een groot deel de mogelijkheid om zelf te bepalen wat verborgen (B/C/D) gebied is en wat vrije
ruimte is. Wat laat je wel van jouw kwaliteiten en/of kwetsbaarheden aan anderen zien? Wat vertel je wel en niet
aan familie, vrienden, kennissen, collega’s of tijdens een sollicitatiegesprek. Het Johari-venster laat zien dat het
doen van onderzoek naar je eigen patronen zinvol is, omdat niemand zicht heeft op zijn gehele persoonlijkheid. Bij
je onderzoek richt je je dan ook vooral op het deel van je persoonlijkheid dat je nog niet kent, dat zijn vak C/D.
Door samen te werken met collega’s kan zinvolle kennis ontstaan, wat ook voor de overige medewerkers en het
team als collectief leerzaam is. Niet alleen jij maar ook collega’s kunnen hierdoor hun gedrag veranderen en iets
leren. Wanneer je generatief leren uitdrukt in termen van het Johari-venster, kun je stellen dat het doel van het
leerproces is dat je meer inzicht krijgt op he persoonlijkheid door het vergroten van het voor jou bekende gebied,
zodat jij jezelf kan ontwikkelen en profileren.
1.4 Op zoek naar een onderzoeksonderwerp
Je kan niet zomaar starten met een onderzoek, doordat het nog onvoldoende duidelijk is waarnaar je precies
onderzoek zal doen. Hierdoor kan je niet beschikken over een voorgenomen strategie. Eerst zal je het doel moeten
bepalen van je onderzoek en dan pas de vorm van aanpak. Dit zoeken zonder duidelijk doel en duidelijke aanpak
wordt de emergente strategie (‘to emerge’) genoemd. Om je onderwerp te ontdekken, beschrijf je als eerst de
gebeurtenis die centraal staat als een afgerond geheel.
Voorbeeld: Iris irriteert zich aan haar joviale vader op een feestje terwijl haar vrienden dit gezellig vinden. Iris
besluit haar gevoel te onderzoeken door de gebeurtenis gedetailleerd te beschrijven. Ze beschrijft wat ze heeft
gevoeld, gehoord, gezegd, gedacht en gezien. Dit bespreek ze met anderen die ook op het feest waren, waaronder
haar vader en vrienden. Hierdoor komt Iris tot de ontdekking dat er een rode draad in haar ervaring is, namelijk
een gevoel van schaamte die haar vervelende en irriterende gevoelens verklaren. Deze kern zal zij moeten
onderzoeken als onderwerp.
Het onderwerp dat je hebt gevonden en waarop je het onderzoek wilt gaan richten, noemen we een fenomeen.
Een fenomeen (vaak een gevoel) is vaak voor jou (en soms voor anderen) nog verborgen en komt tot uiting in
, bepaalde gebeurtenissen. Het type onderzoek dat zich hierop richt, is fenomenologisch onderzoek. Hierin zoek je
naar betekenisvolle ervaringen, werk je deze uit en zoek je naar het fenomeen dat centraal staat. Daarna analyseer
je het fenomeen a.d.h.v. verschillende analysemethoden. Hierdoor krijg je meer inzicht in je gevoel en kun je het
verklaren.
1.5 De onderzoeksvorm
1.5.1 De herkomst van fenomenologisch onderzoek
Fenomenologisch onderzoek richt zich op het verduidelijken van verhalen; uitingen in hun context die niet
onmiddellijk te begrijpen zijn. Met deze vorm van onderzoek kan je je eigen verhaal een plek leren geven. De
essentie van je ervaringen probeer je in je onderzoek af te leiden en te verklaren door ze te koppelen aan
verschillende theorieën. Ruw geschetst kunnen er twee hoofdlijnen binnen het fenomenologisch onderzoek
aanduiden, namelijk: de transcendentale- en de hermeneutische fenomenologie. Tussen beide zit wel een verschil;
de transcendentale fenomenologie bekijkt ervaringen vooral vanuit sociaal en cultureel oogpunt terwijl de
hermeneutische fenomenologie ervaringen meer vanuit het gevoel van het individu benadert.
1.5.2 De hermeneutische benadering
In hermeneutisch fenomenologisch onderzoek houd je je bezig met de vraag hoe je een fenomeen interpreteert
en hoe je dit vervolgens verklaart. Een kerngedachte hierbij is dat er geen sprake is van een universeel gedeelde
waarheid. Wat jij als werkelijk ervaart, hoeft niet waar te zijn, het gaat erom in hoeverre deze werkelijkheid
gevolgen heeft voor je handelen. Om dit te kunnen begrijpen en beschrijven is intersubjectiviteit nodig; dit is niet
puur subjectief of objectief maar bevindt zich in het midden.
Daarnaast speelt de cultuurhistorische context een grote rol bij het onderzoeken van een fenomeen. Je opvoeding
en culturele achtergrond spelen een rol bij jouw ervaring en onderzoek hiernaar. Bijvoorbeeld bij het fenomeen
schaamte; dit kan samenhangen met culturele normen en waarden omtrent alcohol drinken op feesten waaruit
joviaal gedrag uit voortkomt.
Bovendien maak je gebruik van narratieve verdieping om je verhaal te duiden, hierbij maak je naast je eigen
verhaal ook gebruik van andermans verhalen zoals bijv. gedichten, dagboeken en romans. Je bent je eigen
onderzoeksobject en zoekt naar je eigen opvattingen: de manier waarop jij de dingen ziet in de werkelijkheid.
Fenomenologisch onderzoek is dan ook subjectief, waardoor de betrouwbaarheid van het onderzoek laag is. Om
ervoor te zorgen dat het toch zo betrouwbaar mogelijk wordt, moet je iedere stap zo gedetailleerd mogelijk
beschrijven.
Kortom, fenomenologisch onderzoek richt zich op ervaringen, zoals belangrijke emoties, gedachten of
handelingen. Door naar het fenomeen te kijken krijg je meer inzicht in het gevoel of de gebeurtenis die dit gevoel
opriep. Door deze mate van onderzoek krijg je meer inzicht in je persoonlijkheid en het onbekende gebied van het
Johari-venster te verkleinen. Hierbij is het belangrijk dat je jouw persoonlijke ervaring centraal stelt,
intersubjectiviteit nastreeft, aandacht besteden aan jouw leefwereld (cultuur, opvoeding, tijdsgeest) en betrek je
andermans verhalen erbij en maak je het onderzoek navolgbaar met heldere stappen.