Begrip, persoon, voorbeeld, voordeel, nadeel
Shalock, R.L. (2004). The concept of quality of life: What we know and do not know. Journal of Intellectual
disability research, 8, 3, 203-2016
Interesse in kwaliteit van leven komt van 4 kanten:
1. Een verschuiving van focus van het geloof dat wetenschappelijke, medische en technologische
voordelen alleen zouden werken aan een verbeterd leven, naar een begrip dat persoonlijk, familie,
gemeenschappelijk en maatschappelijk welbevinden komt van een complexe combinatie van
voordelen en waarden, perceptie en omgevingsfactoren
2. De normaliserende beweging die nadruk heeft op de gemeenschap-gebaseerde diensten om
uitkomsten van een individueel leven in de gemeenschap te
meten
3. De groei van empowerment en rechtsbewegingen van
patiënten en hun nadruk op persoon-gecentreerde planning,
persoonlijke uitkomst en vastberadenheid
4. De opkomst van sociologische veranderingen die de
subjectieve aspecten van KVL introduceerde en de individuele
en persoonlijke karakteristieken betrok
Kwaliteit van Leven domeinen = factoren die persoonlijk welbevinden
samenstellen
1. Interpersoonlijke relaties
2. Sociale inclusie
3. Persoonlijke ontwikkeling
4. Fysiek welbevinden
5. Vrije wil
6. Materieel welbevinden
7. Emotioneel welbevinden
8. Rechten
Kwaliteit van Leven indicatoren = domein-specifieke inzichten,
gedragingen of omstandigheden die een indicatie geven van het
persoonlijk welbevinden worden gebruikt bij meten van KVL
Microsysteem: subjectieve aard KVL (persoonlijke waardering)
Mesosysteem: objectieve aard KVL (functionele uitvoering)
Macrosysteem: externe omstandigheden (sociale indicatoren)
Kwaliteit van bestaan: factor Domein Indicatoren
Onafhankelijkheid Persoonlijke ontwikkeling Opleiding, persoonlijke competentie, vaardigheden
Zelfbepaling Autonomie, persoonlijke controle, persoonlijke doelen en
waarden, keuzes
Sociale participatie Interpersoonlijke relaties Interacties, relaties/vriendschappen en ondersteuning
(emotioneel, fysiek, feedback)
Sociale inclusie Integratie en participatie in samenleving, rollen in
samenleving, sociale ondersteuning/supports
Rechten Humane rechten (respect, waardigheid, gelijkheid) en
wettelijke rechten (burgerschap, toegang, rechtvaardige
behandeling)
Welbevinden Emotioneel welbevinden Tevredenheid, zelfbeeld, vrij zijn van stress
Fysiek welbevinden Gezondheid, Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen
(ADL)-activiteiten en vrije tijd
, Materieel welbevinden Financiële status, werk en onderdak
Maes, B. & Petry, K. (2006). Kwaliteit van leven bij personen met verstandelijke beperkingen Leuven:
Centrum voor Orthopedagogiek
Basisprincipes conceptualisering kwaliteit van leven:
1. Kwaliteit van leven = een multidimensioneel construct, beïnvloed door zowel persoonlijke als
omgevingsfactoren en de interacties daartussen.
- Bij meten van kwaliteit van leven moet rekening gehouden worden met fysieke, sociale en culturele
context die van belang is voor de betrokkene betrekking op micro- (individu, gezin), meso- (buurt,
gemeenschap, organisatie van onderwijs en hulpverlening) en macrosysteem (samenleving en
cultuur).
Mensen, plaatsen en situaties kunnen goed leven bevorderen.
2. Kwaliteit van leven bestaat uit dezelfde componenten voor alle mensen.
- Er bestaat een geheel van kernelementen van kwaliteit van leven dat gemeenschappelijk is voor
iedereen.
o Betekenis kan zowel tussen mensen als bij een individu in het verloop van tijd verschillen
3. Kwaliteit van leven omvat zowel subjectieve als objectieve component.
- Objectief: kenmerken van levenssituatie die op objectieve/directe wijze geobserveerd en gemeten
kunnen worden
- Subjectief: subjectieve beoordeling aspecten van levenssituatie door individu zelf
o Onderscheid tussen algemene tevredenheid individu met verschillende aspecten van
zijn/haar leven (statisfaction) en expressie van positieve/negatieve stemmingen/emoties
(happiness)
o Elke dimensie van kwaliteit van leven kan als meer of minder waardevol of belangrijk gezien
worden door individu kwaliteit van leven is steeds een weerspiegeling van individuele
waarden en wensen
o Sterk afhankelijk van iemands persoonlijkheid
- Beperkte samenhang tussen objectieve en subjectieve metingen: mensen kunnen ontevreden zijn over
goede levensomstandigheden (hogere verwachting/vergelijken met anderen); levenskwaliteit als
voldoende of goed beoordelen terwijl er objectieve aanwijzingen zijn van negatieve
levensomstandigheden
4. Kwaliteit van leven wordt positief beïnvloed door zelfbepaling, hulpbronnen, een levensdoel en een
gevoel van verbondenheid
- Sprake van goede levenskwaliteit ;wanneer er tegemoetgekomen wordt aan individueel
vooropgestelde doelen en wanneer iemand de kans heeft om betekenisvolle en verrijkende
levenservaringen op te doen
o Mensen moeten keuzes kunnen maken en controle hebben wat betreft activiteiten,
interventies en omgeving
Elke maatregel moet empowerend zijn, waardoor zelfvertrouwen van individuen en
hun mogelijkheden om aspecten in hun leven te bepalen toenemen
emancipatorisch, zelfbepaling
Universele (etic) aspecten KVL = bij verschillende culturen achten mensen dezelfde basiselementen van een
goed leven van belang
- Cultuurspecifieke aspecten KVL = relatieve waarde/concrete betekenis die gehecht wordt aan
bepaalde aspecten KVL verschilt tussen landen, culturen en gemeenschappen
, Nabuurs, M. (2013). Basisboek Systeemgericht werken. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Hoofdstuk 7 Aanmelding en screening
Telefonische eerste afspraak
- Persoonlijk van aard
- Direct agenda’s naast elkaar leggen
- Levert meteen informatie op: cliënt zal vertellen wat er aan de hand is
- Bijna altijd contact tussen twee personen. Informatie uit verhaal van individuele systeem en dus eigen
beleving kleurt beeld hulpverlening
- Niet zeker wie je aan de telefoon krijgt en hebt
- Niet weten of je op geschikt moment belt
Screening: leidt tot betekenisgeving en onderlinge samenhang van de gebeurtenissen in het leven van het
cliëntsysteem
1. Primaire screening = vanuit reflex, geeft beoordeling of bepaalde situatie of gebeurtenis gezien kan
worden als onbelangrijk, bevorderlijk, oorzaak van stress, reden tot ingrijpen etc
Meestal in crisissituatie wanneer kans tot verbetering wordt gezien
2. Secundaire screening = analyse of er wel of niet iets gedaan kan en moet worden aan de situatie en
welke mogelijkheden men daartoe heeft
3. Hernieuwde screening = nieuwe beoordeling op basis van nieuwe informatie
Systeemaspecten (Van Oudshoorn)
1. Sociaal = context waarin het gein of gezinslid functioneert: werk, school, familieleden, buren en
kennissen, clubs financiële situatie
2. Gezinssysteem = gezinsrelatieproblemen, pathologische/pathogene interacties, verstoorde hiërarchie
binnen gezin
3. Gedragsmatig en cognitief = problemen en stoornissen van aangemelde cliënt op gebied van gedrag,
cognities en emoties
4. Psychodynamisch = mogelijke intrapsychische conflicten of slecht verwerkte en gedissocieerde
psychotrauma’s, die achter klachten schuilgaan.
5. Ontwikkeling en persoonlijkheid = duurzame, vaak diepgewortelde eigenschappen: intelligentie,
temperament, karaktertrekken, genetische afwijkingen, persoonlijkheidsstoornissen,
6. Biologisch
Individueel systeem = gegevens gebaseerd op uitspraken en zelfrapportage van 1 gezinslid
Gezinssysteem = communicatie en interactie, gezinsstructuur en gezinscyclus, intergenerationele
gezinsgeschiedenis
Suprafamiliaar systeem en omgeving = familiegeschiedenis, loyaliteiten, destructief en constructief recht van
opvoeders
Observatietechnieken
- (participerende) observatie = hulpverlener observeert binnen de gezinssituatie door deel te nemen
aan het gezinsleven, of samen met het kind een spel te spelen
- Video als diagnostisch observatie-instrument = basiscommunicatie van gezinssysteem tijdens
diagnostisch gezinsinterview in beeld brengen door video, achteraf interactie en communicatieproces
analyseren
Screeningtechnieken
- Familieopstelling = plek waar iemand iemand neerzet aanvullende informatie over subsystemen,
loyaliteiten, mate van cohesie
- Gezinsboom = plaatje dat kinderen kunnen inkleuren voor kind makkelijker om te vertellen over
gezin, analyse geeft informatie over hiërarchie en verbondenheid in gezin en hoe kind naar zichzelf
kijkt