Biologische psychologie
Tentamen: 60 items multiple choice (twee, drie of vier antwoordmogelijkheden).
D.schoormans@uvt.nl
HC 1 Evolutie en genen (H2)
Kan je depressie overerven?
Bestaat er een gen voor depressie. Hebben sommige mensen wel een gen voor depressie en anderen
niet?
- Niemand erft gewoon een depressie van zijn moeder of vader. Elke persoon erft een unieke
combinatie van genen van zijn moeder en vader, en bepaalde combinaties kunnen vatbaar
maken voor een bepaalde ziekte (in combinatie met omgevingsfactoren).
Descent of modern humans:
- Y-chromosomale Adam, meest recente gemeenschappelijke
voorouder van wie alle momenteel levende mensen / mannen
patrilineair (via de mannelijke lijn) afstammen.
- Mitochondriale Eva, de meest recente vrouw van wie alle levende
mensen matrilineair afstammen (via de moeder) door de overdracht
van mitochondriaal DNA. Mitochondriën zitten al in de eicel en
hebben hun eigen DNA, ze vormen een losse unit in de cel. Omdat
deze alleen via de eicel wordt overgedragen is dat dus altijd van je
biologische moeder.
Als je man bent kun je kijken naar waar je Y-chromosoom uiteindelijk vandaan
komt. Als je vrouw bent kun je kijken waar je mitochondriën uiteindelijk
vandaan komen.
Een patroon wat de variaties in het Y-chromosoom laat zien:
verschillende variaties van het Y-chromosoom en waar die over de wereld
voorkomen.
‘Out of Africa’ hypothesis (theory): Homo sapiens migration; Ongeveer 200.000 jaar geleden
verscheen Homo Sapiens en ongeveer 50.000 jaar geleden begonnen moderne mensen uit Afrika te
migreren.
1
,Menselijke genetische variatie:
- Alle mensen zijn genetisch voor 99,9% identiek. Al het DNA wat je hebt is voor het grootste
gedeelte identiek aan wat andere mensen hebben.
- De 0,1% genetische verschillen tussen mensen vormen alle verschillen (lengte, kleur,
metabolisme, gevoeligheid voor ziekte etc.).
- In totaal bevat ons DNA zo’n 20.000 genen (instruction voor het maken van eiwitten).
- Ons DNA bevat zo’n 3 miljard nucleotiden (letters) die de code vormen voor ons DNA (waaruit
het vierletterige DNA-alfabet bestaat A-T C-G).
- Minder dan 2% van het DNA is een functional gene, vormen de
instructie van hoe je een eiwit moet maken.
Het Human Genome Project identificeerde de genetische samenstelling van
mensen, voltooid in 2003.
DNA:
- Iedere cel bevat ongeveer 5 cm DNA.
- Een mens heeft 10 triljoen cellen, dus als je al je DNA achter elkaar
zou uitleggen kan je naar de zon en terug, 4 keer.
Korte samenvatting:
- Alle mensen behoren tot dezelfde soort: homo sapiens.
- Ontstaan van Afrikaanse voorouders ongeveer 200.000 jaar geleden.
- Heel veel vergelijkbaarheid, kleine verschillen in letters in DNA bepalen alle verschillen tussen
mensen.
Charles Darwin: heeft geschreven over zijn reis over de wereld in het boek “Voyage of the
Beagle” (1831-1836).
- In 1837 schrijft Darwin in zijn notitieboekje dat hij denkt dat bepaalde soorten dichter bij
elkaar zitten en een gemeenschappelijke voorouder hebben.
- 1858 Alfred Russel Wallace: “On the Tendency of Varieties to Depart Indefinitely from
the Original Type”.
- 1859 Darwin: “On the Origin of Species by means of Natural Selection”.
Er zat meer dan 20 jaar tussen zijn eerste idee en het uiteindelijke boek wat Darwin erover
geschreven heeft. Hij wist wat voor effect dit zou hebben op het religieuze klimaat dat in die tijd
nog speelde.
Evolutie: Natuurlijke selectie (erg kort besproken in het hoorcollege): Bepaalde
kenmerken van het organisme zijn gunstiger binnen een bepaalde omgeving. In
een moeilijke, veeleisende en soms vijandige omgeving zullen sommige
kenmerken in het voordeel van het organisme zijn, andere kunnen een nadeel
zijn. Daarom hebben die organismen met gunstige eigenschappen meer kans om
te overleven en zich voort te planten. Survival of the fittest.
Eigenschappen komen steeds vaker voor op basis van deze belangrijke stappen:
- Variatie: binnen een soort.
- Erfelijkheid: de goede eigenschappen hebben de mogelijkheid om
doorgegeven te worden aan nakomelingen.
- Strijd om het bestaan: bepaal druk op de populatie → selectie vindt
plaats (selectiedruk).
2
, - Overlevings- en voortplantingspercentages: sommige soorten krijgen meer nakomelingen dan
anderen, makkelijker om zijn genetische materiaal door te geven.
Menselijk karyotype: op het moment dat een menselijke cel zich gaat delen lost een nucleus op en gaat
het DNA wat daarin zit netjes oprollen tot chromosomen.
Karyotype: georganiseerde set van chromosomen, op een karyotype is het aantal
paren chromosomen te zien van een individu. De complete set chromosomen.
- Karyotype van een mens bevat 46 chromosomen.
a. 22 identieke paren van vader en moeder.
b. 1 paar van seks chromosomen
- Vrouwen: XX chromosoom
- Mannen: XY chromosoom
DNA in de cel:
- Genoom: het geheel van de genetische
informatie van een organisme.
- Chromosoom: een lange DNA-streng die rond
histonen is gewikkeld.
- Telomeer: gebied aan het uiteinde van het chromosoom, beschermt het DNA
tijdens celdeling.
- Histonen: eiwitten die worden gebruikt om het DNA te vouwen, zodat het niet
verstrengeld raakt.
- Gen: deel van DNA met instructie om eiwitten te maken.
- Allel: de twee alternatieve vormen van een gen die op dezelfde plaats op een
chromosoom worden aangetroffen.
3
, Genotype en fenotype
- Genotype: de genetische samenstelling van een cel in een organisme.
- Fenotype: waargenomen eigenschap in het organisme, gebaseerd op genen en omgeving.
Selectie kan plaatsvinden voor bepaalde fenotypes.
Fenotype kan ook zijn: gevoeligheid voor voedselbeloning, depressief worden, neiging om volhardend te
zijn, kans om diabetes te ontwikkelen.
DNA: Deoxyribo Nucleic Acid
- DNA bestaat uit een dubbele helix, een dubbele lijn, dus dubbele informatie aanwezig.
- DNA is een lange ketting van nucleotiden die gerangschikt zijn in
basenparen:
In het DNA zijn de nucleotiden altijd verpakt in basenparen (A-T &
C-G).
Waar vinden deze processen plaats?
Nucleus: transcriptie: Een stukje DNA, een gen, wordt gekopieerd (=
transcriptie) naar boodschapper-RNA (mRNA).
Cytoplasma: translatie: mRNA van het gen wordt vervolgens "vertaald" in een
eiwit in het ribosoom ("eiwitfabriek"). Het omzetten van de code op het mRNA
tot functionele eiwitten.
De genetische code: de omzetting van DNA in een uiteindelijk eiwit is op basis
van de genetische code.
- 3 letters bij elkaar vormen samen een code voor een aminozuur wat
gekoppeld moet maken.
- Een gen bevat informatie voor het maken van een eiwit.
- Eiwitten zijn gemaakt van een lange keten van aminozuren.
- Er zijn 21 verschillende aminozuren.
- Drie nucleotiden samen (= tripletcode of codon) zijn de sleutel waartoe aminozuur in het eiwit
wordt geplaatst.
Stap 1: transcriptie → van DNA naar RNA
Transcriptie van een gen van de DNA-template naar primair RNA.
Verschil RNA van DNA: U in plaats van T-nucleotide, RNA is korter dan DNA en RNA kan de celkern
verlaten.
4