Grondslagen van het recht:
hoofdlijnen – M. De Blois
Blok 1 - 2020
Hoofdstuk 1 Recht blz. 2
Hoofdstuk 2 Indelingen in het recht
blz. 4
Hoofdstuk 3 Rechtsbronnen
blz. 6
Hoofdstuk 4 De organisatie van de staat: wetgevende en bestuurlijke organisatie
blz. 8
Hoofdstuk 5 De organisatie van de staat: rechterlijke organisatie
blz. 11
Hoofdstuk 6 Wetgeving
blz. 15
Hoofdstuk 9 Privaatrecht: vermogensrecht
blz. 18
Hoofdstuk 13 Burgerlijk procesrecht
blz. 20
Hoofdstuk 14 Strafrecht: algemeen
blz. 22
Hoofdstuk 17 Strafprocesrecht: algemeen
blz. 24
Hoofdstuk 18 Voorbereidend onderzoek en eindonderzoek in strafzaken
blz. 28
Hoofdstuk 19 Strafrechtelijke sancties
blz. 31
Hoofdstuk 20 Internationaal recht
blz. 33
Hoofdstuk 21 Recht der internationale organisaties
blz. 37
,1 Recht
Het gedrag van mensen wordt door het recht beïnvloed, vaak zonder dat zij zich hier
bewust van zijn. Wanneer alles volgens verwachting verloopt en er geen problemen
ontstaan, dan leidt het recht een sluimerend bestaan. Wanneer mensen gebruik maken
van het recht, dan willen zij duidelijk maken dat ze bepaalde claims hebben en dat
iemand anders een bepaalde verantwoordelijkheid of verplichting heeft. In het dagelijks
leven hebben rechtsregels een aantal functies:
Rechtsregels verschaffen ons informatie; we kunnen weten welke rechten en
plichten we zelf hebben en welke rechten en plichten anderen hebben.
Rechtsregels geven aan hoe we ons horen te gedragen en wat we kunnen
verwachten van anderen.
Rechtsregels illustreren hoe ons leven bepaald en gestuurd wordt; meestal komt
het recht pas bij problemen of conflicten aan de oppervlakte.
Naast rechtsregels bestaan er ook andere sociale regels die het gedrag van mensen
bepalen. Los van algemeen aanvaarde regels in het maatschappelijk verkeer bestaan er
nog andere sociale regels zoals groepsregels, morele regels en regels van beroepsethiek.
Groepsregels hebben betrekking op hoe leden van een groep zich horen te gedragen;
deze regels kunnen verschillen per groep. Regels van moraal bevatten normen en
waarden die betrekking hebben op fundamentele levensvragen, en deze opvatting
vloeien voort uit verschillende levensbeschouwingen. De beroepsethiek geeft aan hoe
het beroep op een juiste en zorgvuldige wijze uitgeoefend moet worden. Soms
overlappen de rechtsregels en andere sociale regels elkaar, maar soms kunnen
rechtsregels ook in strijd met sociale regels (denk bijvoorbeeld aan de wettelijke regels
omtrent euthanasie en abortus). Consequenties worden niet alleen verbonden aan
rechtsregels, maar ook aan sociale regels; sociale sancties worden vaak zelfs als erger
ervaren dan een juridische sanctie.
De juridische regels en instituten fungeren als een systeem dat de samenleving en het
sociale leven ordent en stuurt. In de rechtssociologie worden er een aantal functies van
een rechtssysteem onderscheiden, namelijk:
1. Het scheppen van sociale orde.
a. Men weet wat ze van elkaar kunnen verwachten en kan daardoor het
handelen op elkaar afstemmen.
2. Het bevorderen van niet-gewelddadige conflictbeslechting.
a. Hierdoor wordt voorkomen dat men het recht in eigen hand neemt of dat
de sociale orde wordt aangetast door een conflict.
3. Het garanderen van de individuele ontplooiing en autonomie van burgers.
4. Het bewerkstelligen van een zo rechtvaardig mogelijke verdeling van schaarse
goederen in de samenleving.
5. Het kanaliseren van sociale verandering.
De overheid/staat heeft verschillende organen in het leven geroepen om de
doelstellingen van het rechtssysteem te verwezenlijken. De belangrijkste functies van
deze organen zijn: wetgeving, bestuur en rechtspraak. Wetgeving is het vaststellen van
algemene regels. Deze regels moeten echter ook worden gerealiseerd (uitgevoerd en
toegepast worden) en dit valt onder de tweede functie bestuur. Bestuur houdt in dat de
overheid overheidsorganen instelt die regels uitvoeren, toepassen of op de naleving
ervan toezien. De derde functie, rechtspraak, heeft betrekking op het oordeel of er
daadwerkelijk een overtreding van rechtsregels heeft plaatsgevonden.
Er kunnen verschillende soorten rechtsregels worden onderscheiden, namelijk
gedragsnormen, sanctienormen en bevoegdheid verlenende normen. Gedragsnormen
zijn rechtsregels die een gedraging kunnen gebieden, verbieden of toestaan. In het
strafrecht zijn er vooral normen te vinden die gebieden en verbieden, en deze zijn
doorgaans gekoppeld aan dwang of straf. Een sanctienorm is een regel die aangeeft
Page 2 of 48
,wat degene die zich niet aan een gedragsnorm houdt te wachten staat; het is een
specificatie van de sanctie die kan volgen op een overtreding van de gedragsnorm.
Bevoegdheid verlenende normen geven staatsorganen een bepaalde macht, welke
kan inhouden dat een staatsorgaan rechten en plichten vaststelt of bepaalde
handelingen verricht. Wanneer bevoegdheden niet zo helder mogelijk zijn vastgelegd
neemt het risico op willekeur en aantasting van de rechtszekerheid toe.
Onder positief recht wordt verstaan dat het recht in een bepaalde gemeenschap door
mensen vastgesteld of erkend is. Doordat dit recht is vastgesteld onderscheidt het zich
van het ideale recht, wat het recht is dat men wenst en nastrevenswaardig vindt. Het
ideale recht zal per individu en per groep verschillen. Het positieve recht kan voor
iemand geheel of gedeeltelijk met het ideale recht samenvallen. Rechtvaardigheid en het
ideale recht fungeren als een toetssteen van positief recht. Positieve rechtsregels
hebben over het algemeen gelding, wat ook wel betekent dat zij verbindend zijn. Dit
betekent dat een rechtsregel op een bepaalde plaats en tijd voor een bepaalde groep
personen aanspraak op gehoorzaamheid heeft. Het kan voorkomen dat een rechtsregel
in strijd is met een andere rechtsregel, en wanneer dit voorkomt kan de rechter de
rechtsregel onverbindend verklaren. Wanneer er wordt gesproken over de effectiviteit
van het recht, wordt er bedoeld dat het recht in het algemeen daadwerkelijk
gehoorzaamd wordt of daadwerkelijk wordt toegepast of gehandhaafd. Er zijn een aantal
positieve rechtsregels waar niemand zich om bekommert of die niet worden nageleefd.
Ook kan het voorkomen dat de overheid bewust en/of oogluikend de overtreding van de
rechtsregels toelaat (ook wel gedoogbeleid genoemd). In sommige gevallen staan de
opvatting in de samenleving haaks op de rechtsregel en is het recht nog niet aan nieuwe
opvattingen aangepast; het recht loopt in dit geval achter op de sociale werkelijkheid.
Wanneer er wordt gekeken naar de effectiviteit draait het vaak niet om een alles of niets
kwestie, maar juist om een gradatie van meer of minder.
In het juridische spraakgebruik wordt het woord recht gebruikt in minstens twee
betekenissen, namelijk die van objectief recht en die van subjectief recht. Objectief
recht verwijst naar het geheel van rechtsregels. Subjectief recht is een recht dat
toekomst aan een of meer personen. Aan een breed scala van wetten (het objectieve
recht) kunnen burgers hun subjectieve rechten ontlenen. De grondrechten is een
bepaalde categorie van subjectieve rechten die een prominente plaats innemen. Naast
de klassieke vrijheidsrechten (die een vrije sfeer van het individu ten opzichte van de
overheid willen waarborgen) kent de Nederlandse Grondwet de zogenoemde sociale
grondrechten. De sociale grondrechten kunnen vooral worden gezien als een opdracht
aan de overheid om essentieel geachte doeleinden na te streven. Er bestaan twee
kanten van het subjectieve recht; de positieve kant heeft betrekking op het “mogen” of
een “aanspraak” die het recht aangeeft, daarnaast moeten anderen het subjectieve
recht van een individu respecteren. Een subjectief recht kan in sommige gevallen
corresponderen met een specifieke rechtsplicht van iemand anders. Het subjectieve en
objectieve recht staan niet los van elkaar; subjectieve rechten berusten op het objectieve
recht.
Page 3 of 48
, 2 Indelingen in het recht
Een groot deel van het Nederlandse positieve recht is te vinden in systematisch
opgezette wetboeken en wetten. Daarnaast worden rechtsregels ingedeeld in
rechtsgebieden. Een codificatie is een poging om alle rechtsregels op een rechtsgebied
op systematische wijze in een wetboek (codex) op te nemen. Een wetboek heeft als
voordeel dat het overzicht geeft, waardoor de inzichtelijkheid wordt bevorderd.
Daarnaast komt de onderlinge samenhang meer naar voren. In de 19e eeuw werd het
recht in Nederland voor het eerst in codificaties ondergebracht, met als doel om een
einde te maken aan de bestaande lokale en regionale verschillen in rechtsregels en
juridische praktijken; zodat er een afname was in de heersende rechtsonzekerheid en
willekeur in de toepassing van recht. Het ideaal was een heldere vastlegging van de
rechtsregels, waarmee er werd gestreefd naar een grotere rechtszekerheid en een
stabiel rechtsstelsel waarin wettelijke regels niet plotseling veranderden of met
terugwerkende kracht zouden gelden. Tussen wetboeken en wetten is er geen juridisch
verschil.
Het nationale recht is klassiek gezien ingedeeld in 3 rechtsgebieden, namelijk het
privaatrecht, het staats- en bestuursrecht en het strafrecht. De rechtsgebieden kunnen
op hun beurt weer worden ingedeeld in kleinere rechtsgebieden. Ook kan men de
functionele rechtsgebieden onderscheiden, wat een rechtsgebied is dat betrekking
heeft op een bepaald (maatschappelijk belangrijk) thema en wat de relaties tussen de
betrokkenen regelt.
Het publiekrecht en het privaatrecht onderscheiden zich op een aantal elementen. Het
privaatrecht regelt de juridische relaties tussen burgers, terwijl publiekrecht juist
betrekking heeft op de verhoudingen tussen overheidsorganen onderling en tussen
overheidsorganen en burgers. Ook de rechtsverhoudingen verschillen tussen deze twee
gebieden; in privaatrecht kenmerkt de rechtsverhouding zich doordat de betrokkenen
hun eigen belang behartigen, terwijl in het publiekrecht de overheid optreedt om het
algemeen belang te behartigen. In het privaatrecht zijn de betrokkenen nevengeschikt,
terwijl in het publiekrecht het juist de overheid is die (eenzijdig) de rechtsgevolgen
vaststelt. Het Nederlandse staatstype wordt vaak getypeerd als gedecentraliseerde
eenheidsstaat. Ook de rol van de rechter is verschillen tussen privaatrecht en
publiekrecht; bij privaatrecht ligt het initiatief tot inschakeling van de rechter bij de
partijen zelf, terwijl bij het publiekrecht het Openbaar Ministerie belast is met het
inschakelen van de rechter, en alleen het OM kan een strafvervolging instellen.
Tot het publiekrecht behoren het staats- en bestuursrecht en het strafrecht. Het
staatsrecht bepaalt de inrichting en de opbouw van de staat; staatsrechtelijke regels
geven aan welke organen er zijn en met welke taken en bevoegdheden deze zijn
bekleed. Het staatsrecht schept daarnaast ook een juridische grondslag voor het
bestuurlijke optreden. Het bestuursrecht (ook wel administratief recht) bevat de
rechtsregels die de rechtsverhoudingen tussen een bestuursorgaan en de burger
regelen. De bestuursrechtelijke regels geven aan wat het bestuursorgaan mag ten
opzichte van de burger en wat de rechten van de burger tegenover het bestuursorgaan
zijn. Bestuursorganen zijn overheidsinstanties die direct met de burgers te maken
hebben en die zorgen voor de uitvoering en handhaving van de rechtsregels.
In het staatsrecht zijn regels te vinden over de wijze waarop onze staat is opgebouwd;
het legt de juridische basis voor het overheidsoptreden. Het rechtssysteem kent drie
hoofdfuncties, namelijk wetgeving, bestuur en rechtspraak. De belangrijkste
strafrechtelijke regelingen zijn het Statuut en de Grondwet. De Grondwet regelt de
staatsinrichting van Nederland, en men kan twee soorten grondrechten onderscheiden:
Page 4 of 48