Week 1
5.1 t/m 5.3.6
Er is geen sprake van beperking van heffing over rente inkomsten bij schuldeiser.
Earningsstrippingregeling leidt tot economische dubbele heffing.
Bij een risicovol project zal de aandeelhouder gebaat zijn bij het verstrekken van geldlening,
want dan zijn verliezen aftrekbaar.
Is terugbetalingsverplichting er, dan verstrekking in beginsel fiscaal een geldlening.
Herkwalificatie lening omlaag: geldverstrekking van aandeelhouder aan dochter wordt
opgemerkt als kapitaal. Rente gezien als dividend.
Herkwalificatie lening omhoog: bij schijnlening/bodemloze put is het vermogensverschuiving,
rente buiten beschouwing winstbepaling. Bij deelnemerschapslening anders.
Verstrekt de dochter aan moeder een geldlening die voldoet aan bodemlozeputvereisten,
dan wordt dit gezien als dividenduitkering aan moeder.
Elke intragroepslening waaraan geen zekerheden zijn verbonden, zijn onzakelijke leningen
waar verlies niet aftrekbaar is.
Onzakelijke lening blijft in fiscale zin nadrukkelijk een geldlening en is geen kapitaal of
dividend.
Is rentevergoeding, gelet op hoger risico van geldlening te laag, dan moet die
rentevergoeding ogv zweedsgrootmoeder-leer worden gecorrigeerd naar hogere rente. De
lening is verzakelijkt en geldt dan niet meer als onzakelijke lening.
HR vuistregel: rente op onzakelijke lening wordt gesteld op rente die gelieerde
vennootschap zou moeten vergoeden, indien zij met een borgstelling de
concernvennootschap onder overigens gelijke voorwaarden van een derde zou lenen.
Als het debiteurenrisico zo hoog is dat het niet langer in rente kan worden verdisconteerd
zonder dat lening winstdelend wordt, accepteerde de geldverstrekker dit debiteurenrisico in
zijn hoedanigheid van aandeelhouder van schuldenaar. Verlies op vordering niet aftrekbaar.
- Slechts onzakelijke debiteurenrisico speelt zich af in kapitaalsfeer, resultaten op dit
risico behoren niet tot ondernemingsresultaat.
Verlies op onzakelijke lening ‘omlaag’ is niet aftrekbaar, omdat dvs dat verhindert.
Onzakelijke lening opzij moeten we beschouwen als variant onzakelijke lening omhoog en
niet lening omlaag. Alleen in laatste geval geldt dvs.
3.3 t/m 3.5
Tot formeel kapitaal behoort op aandelen gestorte kapitaal, agio.
Of een door moeder toegekend voordeel voortvloeit uit aandeelhoudersrelatie →
vraag = zou dit voordeel aan willekeurige derde worden gegund?
Er is sprake van informele kapitaalstorting sprake als aandeelhouder bewust een voordeel
laat toekomen aan lichaam waarin aandelen bezit, terwijl dit voordeel niet aan een derde zou
worden gegund.
,Informeel kapitaal ontstaat door:
1. Voordeel vennootschap toekomt in vermogenssfeer → als aandeelhouder
bewust tegen een te lage prijs heeft verkocht, vormt voordeel voor bv een
inf. storting.
2. Voordeel in kostensfeer → als lichaam voordeel laat ontgaan ten gunste
van dochter, moet er een correctie komen.
Belangrijkste verschil tussen jaarwinst en totaalwinst, is waarderingsgrondslag. Totaalwinst
wordt berekend met vermogensopstellingen op basis van wev. Bij jaarwinst wordt uitgegaan
van boekwaarde.
4.1 t/m 4.3.2.1
Art 8c vpb antimisbruikbepaling onder deze voorwaarden van toepassing:
❏ Gekeken naar rechtsbetrekking waarop betaling en ontvangst is gebaseerd. Als
directe samenhang is, is aan deze voorwaarde voldaan.
❏ Het in NL gevestigde lichaam loopt geen reële risico’s.
❏ Betalingen worden verricht binnen concern waartoe ook Nederlandse lichaam
behoort.
Buitenlandse bronbelasting kan niet in NL worden verrekend, als bepaling van toepassing is.
In klassiek stelsel vindt geen voorziening ter zake van economische dubbele heffing van ib
en vpb over winsten van belastingplichtige.
Indien aan personeelsleden winstuitkeringen worden toegekend, zijn deze aftrekbaar van de
winst.
4.3.3 t/m 4.3.3.3
Art 10 vpb: klassiek stelsel. Winstuitkeringen zijn niet aftrekbaar, tenzij tegenprestatie
vormen voor prestatie die willekeurige derde ook zou hebben verricht.
Om van winstuitdeling te kunnen spreken, moet voldaan zijn aan bewustheidsvereiste.
4.4 en 4.10
Art 10 lid 1 sub j vpb ⇒ kosten verbonden aan aandelen en opties eigen
aandelen zijn niet aftrekbaar van de winst.
Warrant is afzonderlijk verhandelbaar op markt en conversierecht niet. Omwisseling van
warrant in aandelen leidt er niet toe dat obligatielening tenietgaat. Bij conversierecht is dit
wel.
SAR’s = rechten om uitkering te krijgen waarvan hoogte afhankelijk is van
waardeontwikkeling aandelen. SAR anders dan optie geen recht geeft op aandeel zelf.
Om hybride mismatches te neutraliseren:
1. Primaire regel : art 12aa VPB rente niet aftrekbaar in land betalende entiteit.
2. Secundaire regel : 12ab VPB rente belast in land ontvangende entiteit.
Omgekeerde hybride = lichaam naar NL recht is opgericht of in NL is gevestigd en voor NL
doeleinden als transparant wordt aangemerkt en waarvan ten minste 50% van stemrechten
, etc wordt gehouden door een of meer participanten die zijn gevestigd in een staat die
lichaam als niet-transparant beschouwt.
→ Door art 9 lid 1 sub f VPB is omgekeerde hybride slechts effectief binnenlands
belastingplichtige voor zover winst van lichaam niet ergens anders in heffing van belasting
naar winst wordt betrokken.
11.1 t/m 11.3.3.3.3
Zonder beschikking kan het verlies niet worden verrekend.
Pas als subjectieve belastingplicht eindigt, gaan verrekenbare verliezen verloren. Door
aandelen in zo’n verlies-bv vervolgens over te dragen aan nieuwe aandeelhouders zouden
deze verliezen kunnen worden benut doordat deze nieuwe aandeelhouders nieuwe
winstgevende activiteiten inbrengen in verlies-bv.
Uit begrip belang blijkt dat er zowel een economisch belang als stemrecht moet omvatten.
Bij wijziging van uiteindelijk belang zijn verrekenbare verliezen niet meer voorwaarts
verrekenbaar.
“Uiteindelijk belang” = als alleen op niveau van aandeelhouders het belang voor >30% is
gewijzigd, vervallen verrekenbare verliezen.
→ Uitzondering in art 20a lid 2 sub b = hoeft niet gekeken te worden naar gehele schakel
naar uiteindelijke aandeelhouders, maar stoppen met kijken zodra men rechtspersoon
aantreft die onmiddellijk ten minste ⅓ belang heeft in verlieslichaam.
Het maakt voor de verlies-bv uit of aandeelhouders hun 25% belang rechtstreeks houden in
holding (geen verval verrekenbaar verlies, dus sub b wel van toepassing) dan wel door
middel van persoonlijke houdstervennootschappen (wel verval verrekenbaar verlies, dus sub
b niet van toepassing).
Art 20a lid 4: verrekenbare verliezen vervallen bij wijziging uiteindelijk belang in lichaam van
>30% als:
a. bezittingen van verlieslichaam in het jaar waarin verlies is geleden gedurende ten
minste 9 maanden grotendeels (>50%) bestaan uit beleggingen = beleggingstoets.
b. gezamenlijke omvang van werkzaamheden van verlieslichaam = inkrimpingstoets
(juncto lid 7)
- is afgenomen tot <30% van oorspronkelijke werkzaamheden
- voornemen bestaat werkzaamheden binnen 3 jaar na wijziging te laten
afnemen tot >30% oorspr. werkzaamheden.
Is verlies na lid 4 nog steeds verrekenbaar, ga dan naar lid 6. (misschien toepassing lid 11)
Beleggingen van instellingen art 20a lid 8 sub b, die rechtstreeks samenhangen met de van
niet verbonden lichamen verkregen gelden, worden niet als belegging aangemerkt.
Achterwaartse verliesverrekening → art 20a lid 9: belang in winstlichaam in >30%
gewijzigd en voorwaarden:
a. in tussenliggende periode zijn werkzaamheden nagenoeg geheel (>90%) gestaakt.
b. bezittingen van winst lichaam bestaan gedurende meer dan drie maanden in
verliesjaar en in winst jaar waarmee verlies achterwaarts zou worden verrekend
grotendeels (>50%) uit beleggingen.