Samenvatting Inleiding tot het Nederlandse Internationale privaatrecht
Deze samenvatting bevat de volgende bladzijdes*:
1 t/m 18 (Hoofdstuk 1, 1.1 en 1.2)
35 t/m 267 (Hoofdstuk 2, 2.1 t/m 2.4 en Hoofdstuk 3, 3.1.1 t/m 3.7)
308 t/m 362 (Hoofdstuk 3, 3.10, 3.11 en 3.12)
364 t/m 414 (Hoofdstuk 3, 3.14 en 3.15, Hoofdstuk 4 (m.u.v. nr. 265 + 266))
*Omvat de verplicht voorgeschreven literatuur aan de Universiteit van Utrecht voor het vak Internationaal privaatrecht (2020/2021).
Hoofdstuk 1 Inleiding
§1.1 Begrip en functie van het internationaal privaatrecht
1. Literatuur
-
2. Bestaansvoorwaarden; doel
Het internationaal privaatrecht (ipr) dankt zijn bestaan aan twee omstandigheden. De eerste is dat het
(privaat)recht van land tot land verschilt. Het is een illusie te menen dat ooit een wereldwijd uniform
rechtsstelsel tot stand gebracht zal worden. De tweede omstandigheid is dat rechtshandelingen en rechtsfeiten
zich niet aan landsgrenzen storen.
Het ipr heeft ten doel de problemen die voortvloeien uit de samenloop van nationale rechtsstelsels bij
internationale privaatrechtelijke rechtsverhoudingen te normeren. Een doelmatige en rechtvaardige regeling
van het door rechtsverscheidenheid gecompliceerde internationale rechtsverkeer is het primaire doel van het
ipr.
3. Hoofdonderdelen
Er zijn drie hoofdonderdelen van het ipr:
- Het eerste onderdeel betreft de bevoegdheid van de nationale rechter in internationaal verband: het
internationale bevoegdheidsrecht. Dit deelgebied van het ipr bevat regels m.b.t. de vraag welke zaken
met een internationaal karakter de nationale rechter mag berechten en welke niet.
- Het tweede onderdeel betreft de vraag naar het op internationale rechtsverhoudingen toe te passen
recht: het conflictenrecht. Dit deelgebied geeft aan door welke rechtsregels rechtsverhoudingen met
een internationaal karakter worden beheerst.
- Het derde onderdeel betreft de rechtskracht van buitenlandse vonnissen in onze rechtsorde: het recht
inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen. Dit deelgebied
bevat regels m.b.t. de vraag onder welke voorwaarden en in welke omvang rechtskracht kan worden
toegekend aan buitenlandse rechterlijke beslissingen en, in geval van veroordelende beslissingen,
onder welke voorwaarden en op welke wijze die buitenlandse beslissingen kunnen worden ten uitvoer
gelegd.
Het internationale bevoegdheidsrecht en het recht inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse
rechterlijke beslissingen worden samen wel aangeduid als het formele ipr, het conflictenrecht als het materiële
ipr.
Tegenwoordig pleegt men naast de drie traditionele hoofdonderdelen nog een vierde hoofdonderdeel van het
ipr te onderscheiden: internationale rechtshulp. Het gaat hierbij om regelingen waarbij staten zich over en
weer verplichten elkaar hulp en bijstand te verlenen op bepaalde terreinen van het internationale
privaatrechtelijke rechtsverkeer.
4. Aangrenzende rechtsgebieden
Naar Nederlandse opvattingen pleegt men alleen de zojuist genoemde rechtsgebieden tot het ipr te rekenen.
Niet tot het ipr worden gerekend:
- De privaatrechtelijke rechtsvergelijking
Onderzoek naar buitenlandse privaatrechtelijke rechtsstelsels, vormt een belangrijke hulpwetenschap
van het ipr.
- Het privaatrechtelijke vreemdelingenrecht
Privaatrechtelijke rechtspositie van vreemden. In de Nederlandse wetgeving (art. 9 Wet AB) is
uitdrukkelijk vastgelegd dat het privaatrecht voor vreemdelingen en Nederlanders gelijk is, tenzij de
wet uitdrukkelijk anders bepaald.
- Het eenvormig privaatrecht
Het d.m.v. verdragen internationaal geünificeerde materieel privaatrecht.
1
, - Het interregionaal of interpersoneel privaatrecht
Heeft betrekking op vragen van rechterlijke bevoegdheid, toepasselijk recht en de erkenning en
tenuitvoerlegging van vonnissen die kunnen rijzen in een staat met een meervoudig rechtsstelsel (er
zijn staten die per regio of per bevolkingsgroep verschillende privaatrechtelijke rechtsstelsels naast
elkaar kennen (bijv. de VS)).
5. Ipr internationaal recht?
Elk land heeft zijn eigen regels van ipr en is in beginsel vrij het ipr naar eigen goeddunken in te richten. In
zoverre is ipr geen internationaal recht, maar nationaal recht. Het volkenrecht geeft niet aan onder welke
voorwaarden nationale rechters kennis mogen nemen van internationale privaatrechtelijke geschillen. Evenmin
bevat het voorschriften m.b.t. de vraag welke voorwaarden nationale rechters kennis mogen nemen van
internationale privaatrechtelijke geschillen. Evenmin bevat het voorschriften m.b.t. de vraag welk recht op
internationale privaatrechtelijke rechtsverhoudingen toegepast dient te worden. En ook t.a.v. de vraag of en
onder welke voorwaarden staten over en weer elkaars rechterlijke beslissingen dienen te erkennen of ten
uitvoer te leggen zwijgt het volkenrecht.
Zijdelings heeft het volkenrecht wel enige betekenis voor het ipr. Zo is het volkenrecht van belang wanneer
staten zich bij internationale verdragen verbinden tot bepaalde voorzieningen op het gebied van het ipr. De
wijze van totstandkoming en inwerkingtreding van deze verdragen, de uitleg van verdragsbepalingen, de
samenloop van verdragen enz. worden beheerst door het volkenrecht, zoals dit inmiddels is gecodificeerd in
het Verdrag van Wenen.
Meer direct heeft het volkenrecht enige betekenis voor het ipr bij de toepassing van het leerstuk van de
openbare orde. Toepassing van buitenlandse rechtsregels die strijdig zijn met het volkenrecht kan op zichzelf
een schending van het volkenrecht opleveren en om deze reden, al dan niet met een beroep op de openbare
orde, achterwege gelaten worden.
Ook bij het leerstuk van de voorrangregels kan het volkenrecht enige directe betekenis voor het ipr hebben.
Het volkenrecht stelt t.a.v. publiekrechtelijke wetgeving zekere grenzen aan de wetgevende bevoegdheid van
staten. Deze grenzen moeten ook in acht genomen worden bij de toepassing op internationale gevallen van
nationale (semi)publiekrechtelijke voorschriften in het kader van het leerstuk van de voorrangregels.
6. Ipr privaatrecht?
Hoewel het ipr in hoofdzaak te maken heeft met private belangen in het internationale rechtsverkeer blijkt
reeds uit de omschrijving van de hoofdonderdelen ervan dat het ipr niet kan worden aangemerkt als
privaatrecht in strikte zin. Waar het ipr rechtsverhoudingen met een doorgaans privaatrechtelijk karakter tot
onderwerp heeft en het materiële privaatrecht directe invloed heeft op de wijze waarop het ipr wordt
ingericht, gaat het te ver het ipr geheel af te scheiden van het privaatrecht. Het ipr is te beschouwen als een
autonoom rechtsgebied binnen het privaatrecht in ruime zin.
7. Internationale gevallen
Het toepassingsgebied van het ipr omvat in beginsel slechts rechtsverhoudingen met een internationaal
karakter. Onzeker is echter hoe de grens tussen nationale en internationale rechtsverhoudingen getrokken
dient te worden. Volgens de meest gangbare benadering van dit probleem dient het onderscheidend criterium
gezocht te worden in de feitelijk-geografische aspecten aan de rechtsverhouding. Wijzen al deze feitelijke
aspecten in de richting van één land, dan is de rechtsverhouding nationaal van karakter. Wijzen zij in de richting
van verschillende landen, dan heeft de rechtsverhouding een internationaal karakter. Omdat in deze
benadering van de internationaliteitsvraag de geografische aanknopingspunten centraal staan, spreekt men
wel van de geografische benadering.
Daartegenover staat de juridische benadering van de internationaliteitsvraag. Hierbij wordt de vraag naar de
afgrenzing van het internationale geval als het ware vanaf de andere kant bekeken, doordat niet zozeer de
feitelijk aspecten aan de rechtsverhouding beslissend worden geacht, maar veeleer de geldingspretenties,
toepassingsaanspraken van rechtsstelsels. De relevante vraag is dan of de rechter van meer dan één land
bevoegdheid zou kunnen pretenderen en meer dan één rechtsstelsel toepassing zou kunnen verlangen.
§1.2 Bronnen van het Nederlandse internationaal privaatrecht
8. Literatuur
-
9. Bronnenverscheidenheid
2
,Het Nederlandse ipr wordt gekenmerkt door een grote bronnenverscheidenheid. Ongeschreven recht,
wettelijke regelingen, een vrij groot aantal verdragen van verschillende herkomst, en Europese verordeningen
vormen de bronnen van het Nederlandse ipr.
De uitleg van ipr-regels uit nationale bron vindt in het algemeen plaats m.b.v. de gebruikelijke
interpretatiemethoden die gehanteerd worden bij de uitleg van andere regels uit nationale bron, zoals de
wetshistorische, de rechtssystematische en de teleologische interpretatiemethode. Maar bij de uitleg van ipr-
regels uit internationale bron kunnen de gebruikelijk interpretatiemethoden niet zonder meer worden
toegepast. Een ‘verdragsautonome’ respectievelijk ‘verordeningsautonome’ uitleg is aangewezen. Bovendien
brengt het specifieke doel van internationale regelingen – het streven naar rechtseenheid – mee dat bij de
uitleg van een ipr-regel uit internationale bron bijzondere betekenis toekomt aan de rechtsvergelijkende
interpretatiemethode. Bij deze methode wordt bij de uitleg van de internationale regeling rekening gehouden
met de opvattingen die worden gehuldigd in de rechtspraak van de andere staten die partij zijn bij de
internationale regeling.
10. Ongeschreven recht
Tot ver in de twintigste eeuw vormde het ongeschreven recht een belangrijke bron van het Nederlandse ipr.
Door de groei van de internationale en Europese regelgeving en de toenemende activiteit van de nationale
wetgever op het terrein van het ipr is de afgelopen decennia de betekenis van het ongeschreven recht sterk
afgenomen. Slechts op het gebied van de erkenning van buitenlandse vonnissen speelt ongeschreven recht nog
een belangrijke rol.
11. De wet; codificatie
In de jaren tachtig van de vorige eeuw is besloten tot een alomvattende wettelijke regeling van het
Nederlandse ipr. De codificatie van het internationaal bevoegdheidsrecht kreeg in 2002 haar beslag, die van het
conflictenrecht in 2012. De codificatie van het recht inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse
rechterlijke beslissingen laat nog op zich wachten.
Hoewel belangrijke onderdelen van het ipr inmiddels door de Nederlandse wetgever zijn gecodificeerd, vormt
de wet niet de belangrijkste bron van het in Nederland geldende ipr. Binnen de Nederlandse rechtsorde,
waarin het gematigd monistische stelsel wordt gehuldigd (vgl. art. 93/94 Gw), gaan Nederland bindende
verdragen en Europese verordeningen immers voor boven de wet. De wettelijke regeling van het
conflictenrecht en het internationaal bevoegdheidsrecht heeft daarom een subsidiair karakter: zij komt alleen
tot gelding indien en voor zover vedragsregelingen of Europese verordeningen niet van toepassing zijn.
Aangezien Nederland partij is bij talrijke verdragen op het gebied van het ipr en ook de Europese regelgeving
brede terreinen van het ipr bestrijkt, is de rol van de nationale ipr-wetgeving bescheiden; zij vult de leemten op
in de bestaande internationale en Europese ipr-regelgeving.
12. Verdragen
Verdragen vormen een belangrijke bron van het in Nederland geldende ipr. Voor Nederland zijn vele tientallen
verdragen in werking getreden die direct of indirect van belang zijn voor het ipr. De belangrijkste internationale
organisatie die zich bezighoudt met het tot stand brengen van ipr-verdragen is de Haagse Conferentie voor
Internationaal Privaatrecht.
De Internationale Commissie van de Burgerlijke Stand is een samenwerkingsverband van een aantal Europese
staten, waaronder Nederland. De commissie is werkzaam op het terrein van het personen- en familierecht en
in dat kader heeft zij ook een aantal ipr-verdragen voorbereid.
Ook de Raad van Europa heeft een aantal verdragen tot stand gebracht die direct of indirect van belang zijn
voor het ipr.
Zie voor welke verdragen dit precies zijn het boek (blz. 12-14).
13. Europese regelingen
Van groot belang is de ipr-regelgeving die tot stand is en wordt gebracht in het kader van de EU. Door de
inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam en later van het Verdrag van Lissabon, is de greep van de EU
op het ipr aanmerkelijk versterkt. Ingevolge art. 81 van het VWEU kan de EU d.m.v. verordeningen regelgevend
optreden op nagenoeg het gehele terrein van zowel het formele als het materiële ipr. Van deze bevoegdheid is
inmiddels met grote voortvarendheid gebruikgemaakt. Een voortschrijdende ‘Europeanisering’ van het ipr is
het gevolg. De uitleg van de verordeningen ligt via de prejudiciële procedure van art. 267 VWEU in handen van
het HvJEU.
Zie voor welke verdragen dit precies zijn het boek (blz. 15-17).
3
, 14. Afbakening en rangorde
Bij samenloop van een ipr-regel uit internationale bron en een ipr-regel uit nationale bron gaat de
internationale regel in beginsel voor (art. 93/94 Gw en de basis van het Unierecht).
Bij samenloop van ipr-regels uit verschillende internationale bronnen wordt de onderlinge afbakening en
rangorde bepaald door hetgeen de desbetreffende internationale verdragen of regelingen daarover zelf aan
voorzieningen bevatten. Bij gebreke van dergelijke voorzieningen wordt de onderlinge afbakening en rangorde
bepaald door de algemene regels van het volkenrecht dienaangaande zoals deze zijn gecodificeerd in art. 30
van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht.
Om vast te kunnen stellen dat sprake is van een daadwerkelijke samenloop van internationale regelingen dient
men scherp voor ogen te houden wat de toepassingsgebieden van de betrokken regelingen zijn. Daarbij dient
onderscheid gemaakt te worden tussen het materiële, formele en temporele toepassingsgebied van de
regeling:
- Het materiële toepassingsgebied betreft de door de regeling betreken onderwerpen, de afbakening
van de regeling ratione materiae.
- Onder het formele toepassingsgebied is te verstaan het naar personele en/of territoriale criteria
bepaalde ruimtelijke toepassingsgebied van de regeling.
- Het temporele toepassingsgebied betreft de overgangsrechtelijke voorzieningen van de regeling.
Samenloop doet zich slechts voor indien de concrete casus valt binnen zowel het formele, het materiële als het
temporele toepassingsgebied van twee of meer internationale regelingen.
Hoofdstuk 2 Internationaal bevoegdheidsrecht
§2.1 Algemeen deel
§1 Begrip en functie van het internationaal bevoegdheidsrecht
27. Literatuur
-
28. Inleiding; verhouding tot het volkenrecht
Het internationaal bevoegdheidsrecht betreft de vraag naar de bevoegdheid van de nationale rechter in
internationaal verband. Het bevat regels die bepalen onder welke omstandigheden en voorwaarden de
nationale rechter bevoegd is een privaatrechtelijke zaak met een internationaal karakter te berechten en
wanneer niet. Voor internationale bevoegdheid worden ook andere termen gebruikt, zoals internationale
rechtsmacht, internationale jurisdictie en internationale competentie.
Absolute bevoegdheid betreft de vraag welke soort rechter bevoegd is. Relatieve bevoegdheid betreft de vraag
welke bepaalde rechter van een soort bevoegd is.
Uitgangspunt is dat het internationaal bevoegdheidsrecht nationaal recht is. Elke staat heeft zijn eigen regels
van internationaal bevoegdheidsrecht en is in beginsel vrij deze regels naar eigen goeddunken op te stellen. Bij
dat uitgangspunt past een relativering. In de loop der tijd is op het terrein van het internationaal
bevoegdheidsrecht namelijk een groot aantal internationale regelingen tot stand gebracht in de vorm van met
name verdragen en Europese verordeningen.
29. Structuur en functie van de bevoegdheidsregels
De nationale regels van internationaal bevoegdheidsrecht hebben een eenzijdig karakter. Zij bakenen de
internationale bevoegdheid van de nationale rechter eenzijdig af en laten zich over de internationale
bevoegdheid van vreemde rechters niet uit. Dit eenzijdige karakter van de nationale regels van internationaal
bevoegdheidsrecht hangt samen met het feit dat de primaire functie van dit rechtsgebied niet is de verdeling
en coördinatie van bevoegdheid over de gerechten van de verschillende staten, maar slechts de toekenning,
attributie, van internationale bevoegdheid aan de eigen rechter.
Voor regels van internationaal bevoegdheidsrecht die in internationale regelingen zijn neergelegd, ligt dat
anders. Indien staten zich in internationale regelingen verbinden tot eenmaking van het internationaal
bevoegdheidsrecht in hun onderlinge rechtsverkeer is het mogelijk zulke verdelingsregels tot stand te brengen
en aan de bevoegdheidsregels een meerzijdig karakter te geven.
30. De procesrechtelijke positie van het internationaal bevoegdheidsrecht
De regels van internationaal bevoegdheidsrecht zijn, anders dan het conflictenrecht, in procesrechtelijke zin
van openbare orde. Dat betekent niet alleen dat de rechter ambtshalve de internationale bevoegdheid van de
Nederlandse rechter moet onderzoeken, maar ook dat de rechter dit onderzoek moet verrichten ongeacht of
4