Klinische Lessen
Samenvatting week 1.............................................................................................................................2
Samenvatting week 2.............................................................................................................................5
Samenvatting week 3.............................................................................................................................8
Samenvatting week 4...........................................................................................................................13
Samenvatting week 5...........................................................................................................................17
Samenvatting week 6...........................................................................................................................19
Samenvatting week 7...........................................................................................................................23
,Samenvatting week 1
Algemene voorwaardes voor een psychopathologische stoornis (volgens DSM-V);
Klinisch significante symptomen op het gebied van cognitie, emotieregulatie of gedrag
Dysfunctie in psychologische, biologische en ontwikkelingsprocessen
Significante lijdensdruk
Beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren
Er is geen sprake van een stoornis wanneer er sprake is van een (geaccepteerde) reactie op een
veelvoorkomende stressor of verlies. En wanneer er sprake is van sociaal afwijkend gedrag op het
gebied van politiek, religie of seksuele oriëntatie.
Diagnostische proces (aan de hand van de DSM-V);
1) Aanvraag
2) Intake
3) Psychodiagnostisch onderzoek
4) Structuurdiagnose en classificatie DSM
a) Structuurdiagnose; leidt tot indicatie en het behandelplan. De structuurdiagnose is
opgebouwd uit verschillende onderdelen;
i) Beschrijvende & verklarende diagnostiek
ii) Voorgeschiedenis van de cliënt
iii) Hypothese over voorwaardes van het ontstaan van de stoornis & wijze van ontstaan
iv) Samenvatting van predisponerende (= kwetsbaarheidsfactoren), luxerende (=
uitlokkende factoren), beschermende en instandhoudende factoren
v) Persoonlijke ontwikkeling
5) Indicatiestelling
Enkele belangrijke veranderingen in de DSM-V in vergelijking met de DSM-IV;
De invloed van culturele factoren en geslachtsverschillen zijn sterker meegenomen in de
verschillende manieren waarop een psychologische stoornis geuit kan worden.
In sommige gevallen zijn er dimensies gevormd in plaats van subtypes waardoor er minder strikte
grenzen en categorieën zijn.
Er wordt geen onderscheid meer gemaakt in de verschillende vormen van autisme. Alle vormen
zijn samengenomen in de stoornis Autisme Spectrum Stoornis (ASS).
Enkele nieuwe stoornissen zijn; hoarding disorder, disruptieve stemingsdisregulatiestoornis
(DMDD), eetbuienstoornis, premenstrual dysphoric disorder, restless leg syndrome en REM sleep
behaviour disorder.
Rouwende mensen kunnen nu ook gediagnosticeerd worden met major depressieve stoornis.
In het gesprek met de cliënt wordt er gekeken naar zowel reden van aanmelding als de context van
de klachten;
Reden van aanmelding; huidige klachten, symptomen, geschiedenis van psychische problemen,
huidige situatie, recente gebeurtenissen, eigen begrip van de situatie en eventuele theorieën
over ontstaan van de klachten.
Context; familie, onderwijs, sociaal & seksueel functioneren, beroepsmatig functioneren,
diversiteit, juridische problemen, trauma’s, middelen gebruik, somatiek, SES (=
sociaaleconomische status) en medische geschiedenis.
2
, Tijdens het gesprek is het belangrijk om rekeningen te houden met differentiaal diagnoses (=
verschillende diagnostische hypotheses ophouden) en comorbiditeit (= het samen voorkomen van
bepaalde stoornissen).
Leeftijdsspecifieke signalen depressie bij kinderen;
Baby’s; apathie (= lusteloosheid), groeiachterstand, ontroostbaar en veel huilen
Peuters/kleuters; niet spelen, niet fantaseren, zeurderig en groeiachterstand
7 – 12 jaar; gevoel een slecht mens te zijn, negatieve gedachtes over de toekomst, denken aan de
dood en zelfdoding
12 – 18 jaar; gevoel een slecht mens te zijn, onvrede over uiterlijk en/of seksualiteit en/of
relaties, plannen van zelfdoding, school weigeren en verminderde prestatiemotivatie
Stoornissen kindertijd;
Oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (ODD); er ontstaan patronen van negatief, opstandig,
ongehoorzaam en vijandig gedrag tegenover autoriteitsfiguren.
Etiologie;
Individuele context; onveilige hechtingsstijl, moeilijk temperament en moeite met
informatie verwerken.
Gezinsfactoren; onaangepast ouderlijk gedrag (bv. alcoholisme), instabiliteit
gezinssituatie (bv. echtscheiding), vage gedragsregels om gehoorzaamheid af te dwingen
en negatieve attributies die van ouder op kind overgedragen worden.
Disruptieve stemingsdisregulatiestoornis (DMDD); ernstige recidiverende driftbuien die
disproportioneel zijn qua intensiteit en duur in relatie tot de situatie, aanleiding en
ontwikkelingsniveau. Enkele voorwaardes voordat de diagnose DMDD gegeven kan worden;
De symptomen komen meer dan 3 keer per week en langer dan 12 maanden voor
De symptomen komen voor in twee verschillende settingen (bv. school en thuis)
De diagnose DMDD ernstiger dan ODD.
Naast de DSM-V classificaties zijn er ook nog aanvullende classificatiesystemen voor kinderen;
Internaliserende en externaliserende dimensies; hierbij wordt ervanuit gegaan dat het gedrag
van kinderen onderverdeeld kan worden in deze twee dimensies.
Internaliserende dimensie; gecontroleerd gedrag zoals anxiety of sociale isolatie dit is vaak
gericht tot de persoon zelf.
Externaliserende dimensie; gecontroleerd gedrag zoals oppositioneel of agressief gedrag dit
is vaak gericht op andere.
DC 0-3R; dit systeem is aanvullend op de DSM-V en wordt gebruikt voor psychopathologie bij
kinderen in de eerste vier levensjaar. Hierbij wordt er gekeken naar;
Relatie tussen somatische en psychologische gezondheid
Relatie tussen het kind en opvoeders/ouders (hierbij wordt er gekeken naar de
gedragskwaliteit van de relatie, emotionele toon van de relatie en de mate van
psychologische betrokkenheid van de ouders/verzorgers).
3