College 1: Introductiecollege en analyse stedelijk gebied deel 1
De wereldbevolking groeit en woont steeds vaker in een stedelijke omgeving. De
wereldbevolking groeit met name in de ontwikkelende landen, maar ook westerse landen
krijgen nog te maken met groei.
Bevolkingsgroei Randstad
Verhuisbewegingen gericht op terugkeer naar de stad:
● Groei bevolking steden en stedelijke omgeving
● Circa 45% van de bevolking woont in een stedelijke omgeving
● 30% van de bevolking woont nabij stedelijke omgeving
Ruimtelijke ordening- Planologie- Vastgoedontwikkeling
Wie doet wat en wat is de relatie?
Momenteel woont 50% van de bevolking in de stad, dat percentage stijgt in de toekomst
naar 75% en dat betekent dat er voor de komende 20 jaar voor 2 miljard mensen woningen,
werk, transport en infrastructuur gerealiseerd moet worden. Dit is een enorme opgave en
enorm veel m2. In Nederland zijn we dus ook druk aan het nadenken over hoe gaan we dat
plannen, voor wie gaan plannen, wie hebben er behoefte aan bepaalde woonruimtes. En
hoe kunnen we ervoor zorgen dat de steden die we nu hebben van voldoende kwaliteit
blijven, want waardebehoud van de stad is ook waardebehoud voor de ontwikkelaar, wat zijn
de externe invloeden; trends en ontwikkelingen (Corona; thuiswerken= minder m2 nodig om
te werken)
Stedelijk beleid in vogelvlucht
Stedelijk samenleven:
In de stad kunnen mensen leven, wonen en werken. Daarvoor hebben ze letterlijk en
figuurlijk de ruimte nodig. Ze ontwerpen, herontwerpen, bebouwen, herbouwen, verdelen,
herverdelen en beheren hun fysieke ruimte.
Een stad heeft een aantal karakteristieken waardoor de stedelijke samenleving van oudsher
sterk verschilt van die van een dorp. De belangrijkste verschillen tussen dorp en stad
hebben betrekking op de bewoners, de voorzieningen en de inrichting van het grondgebied.
We geven een korte typering van:
1. De stedelijke bevolking
2. De stedelijke voorzieningen
3. Het stedelijk grondgebied
,Karakteristieken van een stad ten opzichte van een dorp:
De stedelijke bevolking:
De bevolking van een stad is heterogeen. De inwoners van een stad vertonen een grote
diversiteit. Ze hebben zeer verschillende achtergronden wat betreft beroep, opleiding,
inkomen, etniciteit, levensbeschouwing en leefwijze. In een dorp is die diversiteit van
oudsher kleiner.
De stedelijke voorzieningen:
De voorzieningen waarover een stad beschikt, zijn veelzijdiger en diverser dan die van een
dorp. Deze diversiteit aan voorzieningen hangt samen met de grote verscheidenheid aan
functies en activiteiten die een stedelijke samenleving kenmerkt. De voorzieningen in een
stad zijn meestal van een hoog niveau. Denk aan voorzieningen op het gebied van
gezondheidszorg (ziekenhuizen), onderwijs (hogescholen), cultuur (musea) of het
winkelaanbod. Juist deze voorzieningen trekken ook bezoekers aan van buiten de stad
Het stedelijk grondgebied:
Het grondgebied van een stad is klein in verhouding tot het aantal mensen dat erop leeft,
ofwel een stad beschikt over een stuk grond met daarop een relatief hoge bevolkings- en
bebouwingsdichtheid. Stadsbewoners wonen, veel meer dan mensen in een dorp, dicht
bijeen op een beperkt stuk grond. Dit heeft consequenties voor de (fysiek-ruimtelijke)
inrichting van een stad en voor het (sociale) samenleven in een stad.
Een stad is te typeren in twee delen:
Fysieke werkelijkheid: is de geografisch bepaalde en afgebakende grondstuk met daarop de
bebouwing en de fysieke omgeving van die bebouwing. Het is de zichtbare en tastbare stad.
Het bestaat uit huizen, kantoren, winkelpanden, horecagelegenheden, bedrijventerreinen,
scholen, etc.
We noemen dit ook wel het fysieke domein van de stad. Binnen dit fysieke domein leven de
bewoners van de stad samen. Dit samenleven vormt de sociale werkelijkheid van de stad.
Sociale werkelijkheid: binnen het fysiek domein leven bewoners
met elkaar samen. De beperkte oppervlakte van het fysieke
domein in verhouding tot het grote aantal mensen dat er gebruik
van moet maken, heeft consequenties voor de wijze van
bebouwen en richten van een stad en daarmee ook voor de wijze
van samenleven voor de stadsbewoners. Ze verschillen namelijk
wat betreft hun beroep, opleiding, etniciteit etc.
De fysieke realiteit van de stad (fysieke domein) en de sociale
realiteit van de stad (het sociale, het culturele en het economische
domein) beïnvloeden elkaar over en weer.
Fysieke domein
Veiligheid heeft direct effect op zowel fysiek als op sociaal, cultureel en economisch
,De kwaliteit van de fysieke omgeving bepaalt vaak welke personen er wonen. Andersom
geldt dit ook; bepaalde personen en bepaalde samenstellingen kunnen de fysieke inrichting
beïnvloeden.
Kralingen: De student heeft een bepaald sociaal- economisch en culturele achtergrond, een
bepaald inkomen, bepaalde wensen met waar hij/zij in de avond een biertje wilt doen. Dat
bepaalt vaak de samenstelling van commerciële functies in de buurt. Er zit dus een relatie
tussen het gebruik van die fysieke gebouwen en hoe ze eruit zien/ wie er wonen en de
mensen die er gebruik van maken.
Alles heeft te maken met de vraag en die beïnvloeden elkaar.
Met alleen huizen bouwen wordt een wijk niet gered, ook de armoede en werkloosheid moet
worden aangepakt. Nieuwbouw helpt niet om sociale problemen aan te pakken!
“Hoe diverser de stedelijke omgeving, hoe groter de diversiteit van de problemen.”
Stad
● Kwaliteit en aanbod woningen
● Kwaliteit van de openbare ruimte
● Niveau en toegankelijkheid voorzieningen
● De bereikbaarheid
● Het verkeer
● Werkgelegenheid e.a.
“Als er geen mensen kunnen wonen met een lager inkomen, dan worden bepaalde banen in
een stad ook niet vervuld.”
Dorp: welke problemen kan men trouwens vinden in een dorp?
➔ De wijken zullen minder groot zijn, het aantal personen dat ondersteuning nodig
hebben is minder, de hoeveelheid criminaliteit is minder (maar zal er altijd zijn)
“Daar waar mensen samenleven, kunnen problemen spelen.”
Problemen in de stad niet overal. Sommige delen van de stad is er sprake van cumulatie
van problemen.
➔ Probleemwijk, prachtwijk, krachtwijken, focuswijken en achterstandswijken
, Op welk plaatje zie je een probleemwijk?
➔ Links: meer recreatie, maar jongeren zitten in dit parkje; onrust. Het probleem zit in
de buitenruimte; het hangen in de openbare ruimte, kleine criminaliteit, overlast,
kleine criminaliteit.
➔ Rechts: de huizen staan dichter op elkaar, minder ruimte, ziet er minder aantrekkelijk
uit, de bevolkingssamenstelling is minder. De problemen zitten achter de voordeur;
sociaal (medisch probleem/ verslaving/ economische problemen)
“Waar zit het probleem en hoe kun je met vastgoed hier een oplossing voor vinden?”
In de jaren ‘70 had je een ontwikkeling in Amerika dat veel steden werden gesloopt naar de
moderne inzichten (voor de auto, hoogbouw, iedereen zijn eigen plekje) Jane Jacobs, een
journalist, zag haar favoriete wijk, de wijk waar zij woonde langzaamaan veranderen. Ze
schreef een boek over “Wat maakt een stad goed?’, door te kijken hoe mensen leven.
Interview Jane: het belang van de straat. Zij constateerde: een straat in de basis om van A
naar B te gaan. Een goede openbare ruimte wordt voor meer gebruikt dan alleen van A naar
B te gaan, mensen zitten bijvoorbeeld op een bankje en zijn buiten.
Welke relatie is er tussen de verschillende aspecten en tussen condities voor
werkende stad en diversiteit?
Jane Jacobs
4 fysieke voorwaarden van Jane
● Gemengd gebruik: zorgt ervoor dat verschillende mensen op verschillende
tijdstippen naar de wijk komen. In de middag voor boodschappen en in de avond om
uit te gaan.
● Korte smalle blokken: niet te groot en te lomp; variatie in het straatbeeld.