Samenvatting kennislijn Empowerment, filosofie en
psychologie
Les 1: filosofie (cultuur en erkenning)
Empowerment (Van Regenmortel) = een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en
gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en die van hun omgeving, en dit via het
verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie.
Identiteit = het beeld dat iemand van zichzelf heeft, ook wel zelfbeeld genoemd
(micro-niveau). Je identiteit is altijd persoonlijk.
Cultuur = iets wat je deelt met mensen in een groep (meso-niveau) of iets wat een land deelt met
elkaar (macro-niveau).
Voorbeeld: een bepaald doel of een bepaalde taal.
Multiculturalisme =
Betekenis 1: uitgaan van de gelijkwaardigheid van verschillende culturele gemeenschappen
binnen een bepaald afgebakend gebied. Je gaat ervanuit dat verschillende culturen evenveel
waard zijn en erkent dat de cultuur die jij niet gewend bent, evenveel waard is als jouw
cultuur.
Betekenis 2: het bij elkaar leven van verschillende culturen binnen één samenleving.
Rotterdam en Amsterdam zijn bijvoorbeeld multiculturele steden.
Diversiteit = datgene waarin mensen van elkaar verschillen. Er zijn nooit twee mensen hetzelfde: er
is altijd diversiteit.
Culturele competentie = rekening houden met en inzicht krijgen in de culturele achtergrond van de
ander. Hierbij is het ook van belang dat je jouw eigen cultuur goed kent. Voorwaarden voor culturele
competentie:
1) Oog hebben voor de verschillen in de cultuur
2) Oog hebben voor de overeenkomsten van de cultuur
Communitarisme = de filosofie van het belang van de groep/de gemeenschap/de cultuur als geheel.
Dit is het tegenovergestelde van liberalisme.
Voorbeeld: Charles Taylor is een filosoof van het communitarisme. Nadenken over: worden we
ergens beter van? Regels stellen.
(Neo)Liberalisme = de filosofie en het belang van het individu: mensen moeten niet allerlei regels
opgelegd krijgen van de overheid, maar dienen altijd een vrije keuze te hebben.
Voorbeeld: sigaretten mogen door iedereen gerookt worden, zo heeft het individu, ongeacht
zijn/haar leeftijd, vrijheid.
Differentiedenken (Charles Taylor, 1931) = oog hebben voor de verschillen van verschillende
culturen.
,
, Hoe samen te leven in een diverse samenleving? (Charles Taylor, 1931) =
1) Erken het unieke van de cultuur
2) Herken het gezamenlijke: in welk opzicht lijken de culturen op elkaar?
Normatief multiculturalisme (Charles Taylor, 1931) = het is een norm (regel) om multiculturalistisch
te zijn. We moeten actief bijdragen aan het behouden en stimuleren van multiculturalisme. Ondanks
dat je niet tot een bepaalde cultuur behoort, moet het een norm zijn om verschillende culturen te
behouden en de eigen cultuur te stimuleren.
Voorbeeld: regels maken om de cultuur te behouden. Canada is bijvoorbeeld half Engels en half
Frans, waarbij het Franse deel in de minderheid is. Charles Taylor was voorstander om alle
universiteiten in het Franse deel verplicht te stellen om hier Frans te spreken. Op deze manier heeft
de Franse cultuur meer kans op behoud van deze cultuur.
Grens multiculturalisme (Frans Taylor, 1931) = wanneer een cultuur mensenrechten schendt, mogen
we daar tegenin gaan.
Cultureel relativisme = je relativeert je eigen cultuur: je mag alleen iets over de andere cultuur
zeggen/vinden als het je eigen cultuur is.
Voorbeeld: ook al vind je vrouwenbesnijdenis of hoofddoek eigenlijk niet kunnen, je vind dat je hier
niets van kan zeggen/vinden, want je behoort niet tot die cultuur.
Normatief universalisme = het feit dat dezelfde regels over de hele wereld gelden, moet de norm
zijn.
Voorbeeld: ik vind vrouwenbesnijdenis niet kunnen, ondanks dat ik niet tot deze cultuur behoor,
vind ik hier iets van. Alle regels moeten voor iedereen gelden, ongeacht de cultuur of waar je woont.
Cultureel relativisme en normatief universalisme zijn uitersten.
Hokjesdenken (Amartya Sen, 1933) = mensen categoriseren: mensen zijn niet gelijk. Mensen
behoren/passen tot verschillende hokjes tegelijkertijd.
Voorbeeld: een filosoof behoort in het hokje filosoof, maar dit betekent niet dat de filosoof niet
verschilt van een andere filosoof, of dat de filosoof niet ook in het hokje “man” past.
Mono-identiteit = als je mensen in één hokje plaatst, doe je aan mono-identiteit. Dit is een foute
denkwijze volgens Amartya Sen.
Meervoudige identiteit (Amartya Sen, 1933) = wanneer je in verschillende hokjes past. Dit is
eigenlijk altijd zo.
Voorbeeld: een Joods persoon kan ook een man, voetballer, leraar, etc. zijn.
Uniforme standaard (Marion Young, 1949 – 2006) = mensen zijn gelijk en we verwachten dus
hetzelfde van mensen. Marion Young is het hier niet mee eens.
Voorbeeld: iedere student moet dezelfde toets halen, hoe goed of slecht hij/zij ook is in dat vak.
Differentiedenken op individueel niveau (Marion Young, 1949 – 2006) = Marion Young doet
hieraan: mensen zijn niet gelijk, maar verschillen van elkaar. Mensen zijn wel gelijkwaardig, maar de
uniforme standaard leiden tot ongelijkwaardigheid.