Testtheorie en testgebruik
College 1; Hoofstuk 2, Hoofdstuk 3, Appendix
Testtheorie; meten van kennis, vaardigheden, eigenschappen, kenmerken en gedrag
- Ontwikkelen, evalueren en gebruiken van (psychologische) tests
1. Waarom gebruiken psychologen tests
2. Welke typen psychologische test bestaan er
3. Hoe wordt een psychologische test geconstrueerd
4. Hoe weet je of een bepaalde psychologische test een goede test is
McKeen Cattell;
- Eerste systematische onderzoek naar kwantificeren van individuele verschillen
- Eerste hoogleraar psychologie ter wereld (1887)
- 1890; artikel in Mind (voor het eerst het woord test gebruikt)
Psychologische tests;
- Doel; uitspraak doen die een voorspelling, classificatie of beschrijving mogelijk maakt m.b.t.
het onderzochte individu
- Psychologische test meten psychologische eigenschappen (niet/moeilijk direct
observeerbaar)
- Daarom construeren we indicatoren (items) die gedrag oproepen dat iets zegt over het te
meten construct (bijv. intelligentie)
- Testscores zijn geen absolute waarheid
- Een psycholoog dient bij voorkeur test tot een oordeel te komen op basis van combinatie van
verschillende waarnemingen
- Geen blind testgebruik, rekening houden met de context en de persoon
- Maar; even kritische houding t.o.v. de kwaliteit van andere waarnemingen
Meetinstrument; test in combinatie met het meetmodel
Interpreteren testscores;
- Vergelijken met een criterium (vaste standaard)
- Vergelijken met andere personen (gemiddelden/spreiding) (normen)
Statistische begrippen (Appendix);
- K= totaal aantal items in een test
- Items kennen indices g en h
- Xg en Xh= scores op items g en h
Dichotome scores (twee mogelijke scores)
Polytome scores (meerdere mogelijke scores)
- X= ruwe score (ook wel totaal score)
- Personen worden aangeduid met i
- Xig= score persoon i op item g
- Xi= ruwe testscore van persoon i
,Spreiding;
- We veronderstellen individuele verschillen
- Daarom; belangrijk dat er spreiding is in de totaalscores
op een test
Samenhang; covariantie;
- Maat voor lineaire samenhang
- Mate waarin X en Y samen variëren
Geeft de richting van het verband aan
NIET de sterkte van het verband
Lineaire combinaties;
- Lineaire combinaties; som van variabelen (al dan niet gewogen)
Zoals de ruwe testscore
, Kenmerken van een test (H2);
6 kenmerken van goede test t.o.v.
voorwetenschappelijk oordeel
1. Efficiëntie; de test is alleen maar
gericht op het meten van het
hypothetisch construct, zonder
andere storende factoren. Alleen meten wat je wil meten
2. Standaardisatie; testprocedure moet voor alle respondenten gelijk zijn. Zelfde instructie,
zelfde tijdslimiet, zelfde conditie. Geen onbedoelde invloeden in de test
3. Normering (H5); beschikbaarheid van normen. Vergelijkbaarheid van testscores
4. Objectiviteit; het mag niet uitmaken wie de beoordelaar is. Openheid en
reproduceerbaarheid van testprocedure
Correlatie tussen scores
Kendalls tau
Spearmans rho (correlatie tussen rangscores)
Cohen’s Kappa (correlatie tussen rangscores)
5. Betrouwbaarheid (H6); mate waarin bij herhaalde meting dezelfde score behaald wordt
(herhaalbaarheid)
6. Validiteit (H8); de mate waarin de test aan zijn doel beantwoordt.
Typen tests; Indeling naar testgedrag
1. Test of maximum performance
Ook wel tests voor prestatieniveau
Bijv.; IQ, tentamens, vaardigheden
Goed/fout
Vaak high-stakes
Geschiktheid (selectie leger, eindtoets cito, decentrale selectie/matching)
Algemene niveautest (WISC, WIASC, NIO)
2. Tests of typical performance
Ook wel test voor gedragswijze
Bijv.; persoonlijkheid, motivatie, klinische schalen
Geen goed/fout, voorkeuren, meningen, gedragstendenties
Vaak low-stakes
Observatie tests (assessment center, the strange situation)