Begrippenlijst PSBK
Actieve invloed: De genen van het kind zorgen ervoor dat het kind actief zijn omgeving
uitzoekt. Bijv. het kind wil graag gitaar leren spelen en vraagt de ouders om op gitaarles te
mogen, terwijl geen van de ouders gitaar speelt maar wel muzikaal zijn.
Agents of socialization: personen of groepen die invloed uitoefenen op de ontwikkeling van
het kind via socialisatieprocessen.
Affectief: Refereert naar gevoelens en/of emoties
Attributies: zijn verklaringen voor iemands prestatie op een bepaalde taak, zoals dat je een
onvoldoende haalt voor een toets omdat je niet hebt geleerd
Analytisch: Reductie, de hele werkelijkheid is te complex om te onderzoeken
Arthur Jensen: Head start kon niet slagen, want intelligentie (g-factor), als erfelijke
eigenschap is niet wezenlijk veranderbaar
Assimilationisme: iedereen wordt gesocialiseerd naar de dominante cultuur en taal
Autoritaire ouder: legt nadruk op disciplinering, gehoorzaamheid, houdt rigide vast aan de
regels, past fysiek straffen toe, kleineren etc.
Autoritatief/democratische ouder: laat combinatie van warme/affectie en controle zien, is
flexibel, legt regels uit, accepteert eigenheid en autonomie van het kind, is gericht op
samenwerking en overleg
Automatische simulatie: MNS is actief als iemand een ander een doelbewuste handeling ziet
uitvoeren of wanneer iemand deze handeling zelf wil uitvoeren
Axon of dendriet: geleiding van signalen, meeste axonen zijn gemyeliniseerd
Behavioral rating: beoordelen van het gedrag op basis van dimensionele gedragscategorieën,
zoals sensitiviteit, responsiviteit, betrokkenheid, storend gedrag.
Bandura: kinderen ontwikkelen zich via interacties met hun omgeving, waardoor een gevoel
van controle ontstaat (self-efficacy). Imitatie, modeling (ouder als rolmodel)
Beheersing motivatie: gedreven door innerlijke behoeften en zelfstandigheid
Behavioral inhibited: verlegen, weinig sociaal, angst voor onbekende situaties, personen of
objecten.
Behavioral unhibited: sociaal en spontaan gedrag, niet verlegen.
, Biologische systemen: Genen, hersenen, hormonen, lichaam etc.
Bonding: hechting van ouder aan het kind
Biomedische modellen: Problemen in de ontwikkeling/gedrag zijn op te vatten als een ziekte,
die behandeld moeten worden. Problemen in de ontwikkeling/gedrag worden veroorzaakt
door een afwijking of een gebrek.
Biopsychosociale modellen: Problemen in de ontwikkeling gedrag zijn gevolg van een
combinatie van risico-en bevorderende factoren: het effect van cumulatieve risicofactoren
Brazelton neonatal behavioral assesment scale: waarneming signalen van de pasgeborene
Chronosysteem: De ontwikkelingen in de samenleving (economisch, sociaal, cultureel,
politiek)
Competentie: verdere verwerving en ontwikkeling van kennis en vaardigheden,
talentontwikkeling in brede zin: Inhoud van proximale processen bevordert optimale
competentie-ontwikkeling. Beschikbaarheid van hulpbronnen in wijdere context, toegang tot
kwalitatief hoogwaardige voorzieningen voor opvang, onderwijs etc.
Child-centric parenting: ouders die zeer gemotiveerd zijn om het welzijn van het kind te
maximaliseren, zelfs als dit ten koste gaat van de ouders zelf.
Concerted cultivation: regelen extra scholen, bijscholing en coaching tijdens de vrije tijd van
het kind, zodat het een voorsprong krijgt op de andere kinderen.
Cuteness: aantrekkelijkheid van baby’s
CET (Lisa Barret): emoties zijn niet aangeboren en ook geen ‘natural kinds’.
Complex mirroring of affect attunement: imiteren van de gezichtsexpressies en vocalisaties
van de baby, maar dan ‘overdreven’
Coercive cycles: neerwaartse spiraal door combinatie van een kind met een moeilijk
temperament of sterke wil en inconsequente ouders
Cognitieve empathie: Verplaatsen in de gedachten, intenties en gevoelens van anderen
Cortisol: Hormoon, verhoogde cortisolproductie = stress.
Collectivistisch: groepsgericht. Legt nadruk op afhankelijke relaties, sociale
verantwoordelijkheden en het welzijn van de groep
Calibratie: de HPA-as ontwikkelt zich in de laatste maanden van de zwangerschap en in het
eerste levensjaar. Sensitieve ouders zorgen dat het stresssysteem zich optimaal ontwikkeld:
troosten, fysiek contact > afname stress.