Samenvatting
Ethiek en recht in kort bestek
,Inhoud
Hoofdstuk 1: Moraliteit en ethiek..........................................................................................................3
1.1 Inleiding........................................................................................................................................3
1.2 Kenmerken van moraliteit............................................................................................................3
1.2.1 Moraliteit gaat over gedrag van mensen...............................................................................3
1.2.2 Moraliteit is normatief...........................................................................................................3
1.3 De bouwstenen van de moraliteit................................................................................................3
1.4 Moraliteit, fatsoen, religie en recht..............................................................................................4
1.5 Moraliteit en ethiek......................................................................................................................4
Hoofdstuk 2: Plichtethiek.......................................................................................................................6
2.1 Inleiding........................................................................................................................................6
2.2 De plichtethiek volgens Kant........................................................................................................6
2.3 De verplichtende plicht.................................................................................................................6
2.4 De morele wet..............................................................................................................................6
2.5 Kritiek op Kant..............................................................................................................................7
2.6 Recht en plichtethiek....................................................................................................................7
Hoofdstuk 3 Gevolgenethiek..................................................................................................................8
3.1 Inleiding........................................................................................................................................8
3.2 Het utilisme..................................................................................................................................8
3.3 Algemeenheid en gelijkwaardigheid.............................................................................................8
3.4 Soorten genot...............................................................................................................................8
3.5 Kritiek op utilisme.........................................................................................................................9
3.6 Gevolgenethiek in het recht.........................................................................................................9
Hoofdstuk 4 Deugdethiek.....................................................................................................................10
4.1 Inleiding......................................................................................................................................10
4.2 De deugden................................................................................................................................10
4.3 De kardinale deugden.................................................................................................................10
4.4 Deugdethiek en recht.................................................................................................................11
4.5 Kritiek op de deugdethiek...........................................................................................................11
2
,Hoofdstuk 1: Moraliteit en ethiek
1.1 Inleiding
Het begrip moraliteit verwijst naar de opvattingen die er zijn ten aanzien van hoe mensen
zich moeten gedragen ten opzichte van elkaar. Moraliteit gaat over wat mag en niet mag in
de omgang met de ander. Moraliteit gaat vooral over ongewenst gedrag, over wat niet mag
en over de grenzen die aan gedrag gesteld (moeten) worden.
1.2 Kenmerken van moraliteit
Moraliteit is het geheel aan regels, waarden en houdingen dat het gedrag van mensen
reguleert met het oog op de belangen en het welzijn van anderen.
1.2.1 Moraliteit gaat over gedrag van mensen
Het onderwerp van de moraliteit is het gedrag ten aanzien van anderen. Men onderscheidt
gewoonlijk ‘smalle’ en ‘brede’ moraliteit. In de smalle moraliteit staat de vraag centraal in
hoeverre we rekening moeten houden met de belangen en het welzijn van de anderen. In de
brede opvatting van de moraliteit wordt ook de vraag naar een zinvol en gelukkig leven
betrokken. Wat maakt een leven een zinvol leven?
1.2.2 Moraliteit is normatief
Moraliteit bevat regels waarmee menselijk gedrag wordt genormeerd. Moraliteit is normatief.
Er wordt voorgeschreven hoe gehandeld moet worden in de omgang met de ander. Voor het
normeren van gedrag worden de termen juist en onjuist, dan wel toelaatbaar en
ontoelaatbaar gebruikt.
1.3 De bouwstenen van de moraliteit
In het bepalen van wat is toegestaan en wat niet, spelen drie begrippen een centrale rol. Dit
zijn de bouwstenen van de moraliteit. Deze drie zijn: normen, waarden en houdingen.
Normen en waarden slaan op gedrag, terwijl houding betrekking heeft op de persoon die
handelt.
Morele regels noemen we ook wel normen. Het begrip norm is afkomstig van het Latijnse
Norma, dat onder andere regel of richtlijn betekent. Normen hebben een dwingend karakter.
Ze gebieden of verbieden bepaald gedrag. Normen zijn ongeschreven regels die soms wel
geformuleerd zijn in bijvoorbeeld gezegdes.
Naast normen spelen waarden een belangrijke rol in de moraliteit. Het is niet eenvoudig om
helder te omschrijven wat waarden zijn. Waarde is dan een containerbegrip voor wat richting
geeft aan het handelen. Waarden geven aan wat goed, gewenst en waardevol is. Waarden
worden pas zichtbaar in het handelen van mensen. Wie de waarde gezondheid belangrijk
vindt, zal zich in haar keuzes mede laten leiden door deze waarde, bijvoorbeeld door niet te
roken.
Waarden kunnen ook worden onderverdeeld in morele en objectwaarden. Morele waarden
definiëren wie je bent, een ‘goed’ mens of een minder ‘goed’ mens. Omdat morele waarden
nauw zijn verbonden met wie iemand is, worden zij daarom ook wel persoonswaarden
genoemd. Objectwaarden leggen ook gewicht in de schaal, bepalen het handelen, maar
maken een mens niet per se een goed mens. Voorbeelden van objectwaarden zijn geluk,
rijkdom en misschien zelfs vriendschap. Objectwaarden zeggen niet wie je bent, maar wat je
hebt of wilt hebben.
Houding is de manier van handelen van een bepaalde persoon. Je hebt een bepaalde
houding als je steeds op dezelfde manier reageert. Karaktereigenschappen bepalen mede
de morele keuzes die worden gemaakt.
3
, Je houding bepaalt niet alleen mede je gedrag, het bepaalt ook mede de manier waarop je
de wereld beleeft.
In de omgang met anderen zijn wij er geïnteresseerd in de karaktereigenschappen van de
mensen met wie we te maken hebben. Wij gebruiken ze als sleutel tot hun gedrag. Op grond
van het karakter schatten wij in of iemand betrouwbaar is en wat haar beloften waard zijn.
1.4 Moraliteit, fatsoen, religie en recht
Moraliteit is niet de enige verzameling aan regels voor gedrag. Rechtsregels, fatsoenregels
en religieuze regels schrijven ook gedrag voor.
Fatsoenregels zou je kunnen beschouwen als ‘zwakke’ morele regels. Regels die wij minder
belangrijk vinden dan morele regels. Fatsoenregels gaan over tafelmanieren, wachten op je
beurt bij de bakker en opstaan in de tram voor ouderen. Morele regels vinden we belangrijker
dan fatsoenregels.
Alle grote religies kennen morele regels en die zijn voor hen die geloven erg belangrijk. Een
verschil tussen moraliteit en religies is dat religies grote verhalen kennen en al dan niet
heilige boeken waar deze verhalen in zijn opgetekend. Moraliteit heeft geen centraal
betekenis verlenend verhaal. Daarnaast kennen religies meestal een bovennatuurlijk
opperwezen dat de oorsprong is van alle morele regels.
De belangrijkste functie van het recht is het reguleren van het maatschappelijke leven met
behulp van regels. Zo weet de burger wat hij mag en wat verboden is. Dezelfde functie wordt
vervuld door morele regels. Het is daarom niet verwonderlijk dat de oorsprong van veel
rechtsregels een morele regel is.
Ondanks het feit dat recht en moraliteit nauw met elkaar verweven zijn, zijn er ook
verschillen tussen de twee. Recht onderscheidt zich van morele regels door het feit dat recht
geschreven bronnen heeft, de rechtsbronnen, de wet en de jurisprudentie. Ten tweede
kunnen rechtsregels worden afgedwongen. Ten derde bestaat het recht niet alleen uit regels
waarin de rechten en plichten van de burgers zijn vastgelegd. Een hele categorie
rechtsregels is bedoeld om bevoegdheden aan instanties te verlenen en procedures vast te
stellen. Een vierde verschil tussen moraliteit en recht is dat recht ingebed is in een sociaal
systeem. De wet kent gebouwen met rechtbanken, politiebureaus, gevangenissen en
ministerie.
1.5 Moraliteit en ethiek
Ethiek is moraal op papier. Het is denken over moraal, losgemaakt van intuïtieve morele
keuzes die onmiddellijk worden gemaakt. Aan de basis van de ethiek ligt dan ook niet onze
morele intuïties, maar ons redeneervermogen, onze rede of ratio. Ethici proberen theorieën
op te stellen over moraliteit. Deze theorieën hebben grofweg twee functies.
In de eerste plaats kunnen ethische theorieën behulpzaam zijn in het scheppen van
helderheid. In ethische theorieën worden normen, waarden en argumenten op een rijtje
gezet.
De tweede taak die ethiek zich stelt, is het kritisch toetsen van morele opvattingen en het
opstellen van geldige theorieën.
Ethiek
Descriptief: Normatief:
Beschrijving en Het voorschrijven
verheldering van van gedrag, of
morele begrippen identiteit
4