Samenvatting: Onderzoekend vermogen in de praktijk
Inhoudsopgave
Samenvatting: Onderzoekend vermogen in de praktijk..........................................................................1
Hoofdstuk 1: Een professional met onderzoekend vermogen................................................................2
1.2: Wat is onderzoekend vermogen?................................................................................................. 2
1.2.1: Wanneer zet je onderzoekend vermogen in?........................................................................2
1.2.2: Uit welke elementen bestaat onderzoekend vermogen?.......................................................3
1.3: Beroepssituaties en beroepsproducten........................................................................................3
1.3.1: Het maken van een analyse.................................................................................................. 3
1.3.2: Het geven van een advies..................................................................................................... 3
1.3.3: Het ontwerpen van producten of interventies........................................................................3
1.3.4: Het uitvoeren van een handeling...........................................................................................3
1.4: De rol van onderzoekend vermogen in beroepsproducten...........................................................4
Hoofdstuk 2: Wat is een onderzoekende houding?................................................................................5
2.1 Opmerkzaam zijn.......................................................................................................................... 5
2 .1.1: Het belang van opmerkzaamheid in professionele situaties.................................................5
2.1.2: Opmerkzaamheid ontwikkelen...............................................................................................5
2.2: Nieuwsgierig willen zijn................................................................................................................ 5
2.3: Bedachtzaam willen zijn............................................................................................................... 5
2.3.1: Kenmerken van een bedachtzaam persoon..........................................................................5
2.3.2: Hoe kun je een pas op de plaats leren maken?.....................................................................5
2.4: Kritisch willen zijn......................................................................................................................... 6
2.4.1: Kritisch denken...................................................................................................................... 6
2.4.2: Redeneren - model van Toulmin...........................................................................................6
2.4.3: Redeneren: conceptueel model.............................................................................................7
2.4.4: Redeneerfouten..................................................................................................................... 7
2.4.5: Het ontwikkelen van kritisch denken......................................................................................7
2.5: Onzekerheid................................................................................................................................. 8
2.6: Rol van onderzoekende houding bij het komen tot beroepsproducten.........................................8
Hoofdstuk 3: De onderzoekende houding in de beroepspraktijk.............................................................9
3.1: De praktijkkwestie: waar gaat het over?.......................................................................................9
3.2: Beroepsproces en –methoden..................................................................................................... 9
3.3: Onderzoekend kijken naar een beroepsproces............................................................................9
3.3.1: Het gehele beroepsproces..................................................................................................... 9
3.3.2: Welke vragen stel je binnen een beroepsproces?.................................................................9
3.4: Hoe grondig wil je te werk gaan bij het beantwoorden van vragen?..........................................10
Hoofdstuk 4: Formuleren van een onderzoeksvraag............................................................................11
4.1: Van een praktijksituatie naar onderzoek....................................................................................11
4.2: Centrale onderzoeksvraag en deelvragen..................................................................................11
4.3: Functies van onderzoek - soorten onderzoeksvragen................................................................12
4.4: Concrete tips bij het formuleren van je onderzoeksvraag...........................................................12
,Hoofdstuk 5: Het kritisch lezen van bronnen........................................................................................ 13
5.1: Bronnen zoeken......................................................................................................................... 13
5.2: Bronnen selecteren - kritische houding gewenst........................................................................14
5.3: Spelregels voor refereren........................................................................................................... 14
Hoofdstuk 6: Gebruik van bronnen bij opzoeken en uitzoeken.............................................................16
6.1: Opzoeken................................................................................................................................... 16
6.2: Uitzoeken................................................................................................................................... 16
6.2.1: Centrale begrippen/definitie................................................................................................. 16
6.2.2: Maken van een analyse....................................................................................................... 16
6.2.3: Geven van advies................................................................................................................ 16
6.2.4: Ontwerpen van een product................................................................................................ 16
6.2.5: Uitvoeren van een handeling en/of interventie.....................................................................16
6.3: Naar zelf onderzoek doen - conceptueel model.........................................................................17
6.3.1: De onderdelen van conceptuele modellen...........................................................................17
6.3.2: Een model om te helpen conceptualiseren of operationaliseren.........................................17
6.3.3: Het bouwen van een conceptueel model.............................................................................17
6.4: Afsluiting en brug naar deel 3..................................................................................................... 18
Hoofdstuk 7: Een beroepsproduct en onderzoeken..............................................................................19
7.1: De praktijkkwestie en een passende beroepsmethode onderzoeken........................................19
7.2: Onderzoeken binnen een beroepsmethode...............................................................................19
7.3: Onderzoeken doe je ook volgens een methode.........................................................................19
Hoofdstuk 8: Van onderzoeksvraag naar onderzoeken........................................................................21
8.1: Verschillende typen onderzoek.................................................................................................. 21
8.2: Hoe ga je data verzamelen en analyseren?...............................................................................21
8.3: Bij wie ga je de data verzamelen?.............................................................................................. 22
8.3.1: Populatie.............................................................................................................................. 22
8.3.2: Steekproef........................................................................................................................... 22
8.5: Ethiek en gedragsregels............................................................................................................. 22
Hoofdstuk 1: Een professional met onderzoekend vermogen
Een wendbare professional is zich bewust van het onbekende, in staat om kennis te ontwikkelen,
zelfreflectie toe te passen, nieuwe ontwikkelingen te monitoren en hierop in te spelen.
1.2: Wat is onderzoekend vermogen?
Wanneer we het hebben over vermogen spreken we over de vaardigheden die je als professional in
kunt zetten.
1.2.1: Wanneer zet je onderzoekend vermogen in?
Wanneer je als professional in een situatie terecht komt met veel nog onbekende aspecten is
onderzoekend vermogen van groot belang. Onderzoekend vermogen begint bij het feit dat je
onderkent wat je nog niet weet en twijfelt aan dat wat je denkt te weten. Vervolgens moet worden
nagegaan hoe te handelen met het oog op de kennisvraag. Bij een urgente situatie kan ervoor
gekozen worden om gewoon iets uit te proberen. Als er meer tijd beschikbaar is of het om een hele
belangrijke situatie gaat, kan het toch beter zijn om eerst zaken goed te onderzoeken. Als de belangen
groter worden, neemt ook het belang van een grondige analyse toe. Dit maakt of je onderzoekend
vermogen inzet om via een methodische aanpak te komen tot de kennis die noodzakelijk is om een
vraagstuk het hoofd te beiden.
,Onderzoekend vermogen houdt in het kort in dat je:
Weet wat je niet weet;
Kunt afwegen hoe je omgaat met je gebrek aan kennis;
Een afweging kunt maken over hoe grondig je een bepaald vraagstuk wilt onderzoeken om
vervolgens op onderzoek uit te gaan;
De resultaten van je onderzoek toepassen in de praktijk.
1.2.2: Uit welke elementen bestaat onderzoekend vermogen?
Verschillende elementen voor onderzoek zijn:
Een onderzoekende houding, waarin je niet alles klakkeloos voor waar aanneemt en kritisch
bent op de herkomst van informatie;
Het benutten van kennis uit reeds uitgevoerd onderzoek en het beoordelen in hoeverre het
van toepassing is op jouw eigen situatie;
Het vermogen om te onderzoeken waarbij het van belang is dat je nagaat of data voldoende
betrouwbaar en valide zijn en in hoeverre het antwoord geeft op de onderzoeksvraag.
1.3: Beroepssituaties en beroepsproducten
Als professional moet je binnen beroepsprocessen beroepsproducten kunnen opleveren. Mirjam losse
(2018) onderscheid vijf verschillende soorten beroepsproducten te weten advies ontwerp, fabricaat en
handeling. Aangezien fabricaat en ontwerp in dit boek als één beroepsproduct worden gezien, wordt
er uitgegaan van vier beroepsproducten die weer samenhangen met de volgende beroepsprocessen
en -methodes:
Een analyse maken;
Advies geven;
Interventies en producten ontwerpen;
Handelingen uitvoeren.
1.3.1: Het maken van een analyse
Er is steeds meer informatie beschikbaar, maar het is nog een hele kunst om de data goed te
interpreteren en te verwerken. om die reden is er veel vraag naar professionals die op een juiste
manier met deze gegevens kunnen werken zoals big data-analisten. Aan de hand van data kunnen
‘ist’ (de situatie zoals die is) en ‘soll’ (de beoogde situatie) in kaart worden gebracht. Dan bestaat er
nog een speciaal soort analyse te weten de diagnose. Dit is de analyse van een medisch specialist om
vast te stellen wat een patiënt mankeert waarvoor vaak bepaalde metingen uitgevoerd moeten
worden.
Afhankelijk van de situatie, context en het belang van het onderzoek kan worden bepaald hoe grondig
het onderzoek moet worden uitgevoerd en in hoeverre bestaande onderzoeksmodellen volstaan.
1.3.2: Het geven van een advies
Op Hbo-niveau wordt je vaak opgeleid om als buitenstaander een advies te kunnen geven te
verandering en verbetering. Alvorens er een goed advies kan worden gegeven is vaak een gedegen
onderzoek vooraf noodzakelijk. dit kan voortkomen uit deskresearch, bronnenonderzoek en andere
vormen van dataverzameling om uit te vinden welke oplossing er voor een bepaald probleem kan
worden aangedragen.
1.3.3: Het ontwerpen van producten of interventies
In beroepen waarin een ontwerp moet worden gemaakt is het van belang dat er concepten, ontwerpen
en blauwdrukken worden gemaakt alvorens het werk daadwerkelijk kan worden uitgevoerd. Het
ontwerp kan worden gemaakt aan de hand van een beroepsmethoden zoals designthinking of scrum
(een ontwikkelmethode voor software). Er moet met veel factoren rekening worden gehouden zoals de
kosten, gebruikerswensen en de technische mogelijkheden.
1.3.4: Het uitvoeren van een handeling
Het uitvoeren van een interventie of handeling kan worden gezien als een beroepsproduct.
Kenmerkend voor dit beroepsproduct is dat er sprake is van sociale interactie zoals een muzikant die
een toehoorder van zijn muziek laat genieten of een docent die kennis overdraagt op zijn student. Bij
dergelijke beroepsproducten moet de professional kunnen anticiperen op onverwachte situaties. Op
,het moment dat het product wordt geleverd, wordt de professional geacht adequaat te kunnen
reageren, waarbij er wel een voorbereiding vooraf kan plaatsvinden. Denk hierbij aan een docent die
een les voorbereid, maar wel in de les zelf moet kunnen anticiperen op de situatie die hij aantreft op
grond van zijn ervaring en intuïtie.
Toch is het zo dat aan het moment van de handeling zelf vaak iets voorafgaat zoals opleiding, training
of voorbereiding door de professional. Tevens is het aan de professional om zijn handeling achteraf te
evalueren om indien nodig zijn werkwijze in de toekomst bij te stellen.
1.4: De rol van onderzoekend vermogen in beroepsproducten
Volgen Miriam Losse (2016) is er bij het leveren van beroepsproducten een onderscheid tussen het
praktijkproces en het onderliggend verdiepende proces. Zo worden er afhankelijke van het op leveren
beroepsproduct een aantal praktische stappen gezet om een beroepsproduct te realiseren enerzijds.
In veel beroepen zijn er vastgestelde beroepsmethodes met vooraf vastgestelde praktijkstappen.
In de praktijk zal de oplevering van een beroepsproduct niet zo statisch verlopen als in het
bovenstaande model. In elke situatie waarin je je bevindt en vragen hebt, zal bepaald moeten worden
in hoeverre er onderzoek moet worden gedaan om het proces te kunnen vervolgen en hoe uitvoerig
dit onderzoek moet worden uitgevoerd. Voor elke beroepssituatie is de betekenis van wat een
beroepsproduct is anders en zal het proces om tot een beroepsproduct te komen ook weer anders
zijn.
,Hoofdstuk 2: Wat is een onderzoekende houding?
Opmerkzaamheid, nieuwsgierigheid, bedachtzaamheid en een kritische blik zijn eigenlijk de basis
houdingsaspecten van onderzoekend vermogen (Van den Herik & Schuitema, 2016).
2.1 Opmerkzaam zijn
Opmerkzaamheid gaat over een scherpe blik, oog voor detail en de wens om dat wat je waarneemt te
begrijpen.
2 .1.1: Het belang van opmerkzaamheid in professionele situaties
Als professional ben je waarschijnlijk beter in staat om informatie op jouw vakgebied sneller te
verwerken en je zult ook meer relevante informatie opslaan. Het heeft tegelijk ook te maken met de
bereidheid om goed waar te nemen en ook na te denken over datgene dat je niet waarneemt, maar
wat je uit hetgeen je hebt waargenomen mogelijk wel kunt opmaken. Daarvoor is een onderzoekende
houding onontbeerlijk.
2.1.2: Opmerkzaamheid ontwikkelen
Opmerkzaamheid is een houding en drie zaken die van belang zijn om een dergelijke houding te
ontwikkelen zijn:
Een onderscheid kunnen maken tussen feiten en interpretatie;
Het bewust kunnen wisselen van perspectief;
Het zorgen voor voldoende kennis.
2.2: Nieuwsgierig willen zijn
Om te kunnen achterhalen hoe de vork in de steel zit in situaties is nieuwsgierigheid vereist. In het
onderzoek van Reio, Petrosko, Wiswell, & Thongsukmag (2006) wordt nieuwsgierigheid ook wel als
de wens om nieuwe dingen te weten te komen gedefinieerd. Het is daarbij van belang om 'cognitief'
nieuwsgierig te zijn. Voor het ontwikkelen van kennis is nieuwsgierigheid een voorwaarden. Vaak
wordt gedacht dat nieuwsgierigheid voortkomt uit een persoonlijke interesse, maar onderzoek toont
aan dat vanuit nieuwsgierigheid ook nieuwe interesses ontwikkeld kunnen worden (Hidi & Renninger,
2006). Nieuwsgierigheid maakt dat je steeds weer op zoek gaan naar nieuwe informatie en
vaardigheden ontwikkeld op het gebied van systematische dataverzameling.
2.3: Bedachtzaam willen zijn
Voor een succesvolle werkwijze is het van belang om bedachtzaam te werk te gaan.
2.3.1: Kenmerken van een bedachtzaam persoon
Andere woorden voor bedachtzaamheid zijn behoedzaam, bezonnen, denkend, verstandig, intelligent,
kalm, nadenkend, voorzichtig, omzichtig, rustig, schrander, welberaden en weloverwogen.
Bedachtzaamheid is feitelijk dat je niet zomaar onbezonnen vanuit bepaalde aannames te werk gaat,
maar dat je de situatie eerst goed analyseert en vanuit meerdere oogpunten bekijkt. Toch is het niet
altijd mogelijk om eerst een grondige analyse te maken. Soms moet je gewoon snel handelen en ben
je niet in de gelegenheid om alle feiten af te wegen. In die gevallen kun je achteraf op de situatie
reflecteren. Soms heb je te maken met partijen die zelf vooringenomen zijn en geen ruimte bieden
voor andere benaderingen. In dat geval moet je besluiten of je meegaat in de benadering of dat je uit
de omgeving stapt waarin je niet de ruimte hebt om onderzoekend vermogen toe te passen.
2.3.2: Hoe kun je een pas op de plaats leren maken?
Bedachtzaamheid lijkt soms een persoonseigenschap, maar er zijn ook methoden om een
bedachtzame houding aan te leren. Een bekende methode is die van de 5 W's + H waarbij zes vragen
worden gesteld te weten:
Wie heeft er een probleem?
Wat is het probleem?
Waar speelt het probleem zich af?
Wanneer steekt het probleem de kop op?
Waarom is het eigenlijk een probleem?
Hoe is dit probleem ontstaan?
Dan is er ook nog de kaartjesopdracht die in stappen doorlopen wordt. In de eerste stap worden
doormiddel van brainstormen zo veel mogelijk oplossingen voor een probleem bedacht. In de
, volgende stap worden uit alle mogelijke problemen oorzaken van het probleem afgeleid. Vervolgens
kunnen de oorzaken ingedeeld worden in categorieën. Deze methode kan helpen om een vraagstuk
vanuit een breed perspectief te observeren.
Een derde methode is het maken van een 'rich picture'. In dat geval visualiseer je een vraagstuk door
personen, objecten, onderlinge relaties, processen, gedachten en gevoelens te tekenen in een
tekening om daarmee op een creatieve manier je horizon te verbreden.
2.4: Kritisch willen zijn
We zijn vaak geneigd om bepaalde stellingen voor waar aan te nemen, terwijl het goed is om nog een
kritisch naar bepaalde informatie te kijken en zaken vanuit meerdere invalshoeken te belichten. We
hebben de natuurlijke neiging om snel tot conclusies te komen. Kahneman (2013) beschrijft in zijn
boek Thinking , Fast and Slow dat wij als mensen veel moeite hebben met kritisch denken. Toch is het
voor onderzoekend vermogen van belang om daarin jezelf te bedwingen en kritisch te kijken naar de
informatie die je tot je hebt genomen en de conclusies die je daaruit geneigd bent te trekken.
2.4.1: Kritisch denken
Kritisch denken is in feit een rationeel besluit nemen over dat wat je voor waarheid aanneemt en wat
niet. Daarbij moet je stellingen kunnen herkennen en de onderbouwing daarvan toetsen op
consistentie en waarheid. Ook wanneer je zelf iets publiceert is het van belang dat je je stelling goed
onderbouwd en eventuele tegenargumenten kunt weerleggen.
Een stelling kun je herkennen doordat het iets zegt over hoe de werkelijkheid in elkaar steekt. Twee
belangrijke kenmerken van kritisch nadenken zijn:
Het feit dat je in staat bent om betrouwbare bronnen de vinden en te beoordelen;
Het feit dat je kunt redeneren vanuit de gegeven informatie.
2.4.2: Redeneren - model van Toulmin
Een conclusie is in zijn algemeenheid gebaseerd op een valide redenering bestaande uit argumenten,
aannames en bewijzen die tot een stellingname leiden. Om dit op een goede manier te doen of een
ander kritisch te kunnen bevragen over zijn of haar stellingname is kennis van argumentatieleer van
belang. Argumentatieleer zet in feite uiteen op grond van welke redenering een stelling bevestigd of
verworpen dient te worden. In 1958 werd door Toulmin een model ontwikkelt waarin hij schematisch
weergeeft hoe een redenatie in beginsel tot stand komt.
In de meeste stellingen worden er aannames gedaan. Dit is juist hetgeen waarin prudentie geboden
is. Klopt een aannames daadwerkelijk of moet hiervoor toch nog worden gezocht dat voldoende
onderbouwing? Daarnaast moet dus gekeken worden of een bepaald beeld niet te eenzijdig is en dat
alle overwegingen in een besluit wel zijn meegenomen.