Samenvatting KOM hoorcolleges & grasple opdrachten kwalitatief
Het is niet verstandig om beweringen te baseren op intuïtie, ervaring of autoriteit want
Autoriteit is mogelijk niet objectief
Onze intuïtie kan een vertekend beeld geven (bias)
Ervaring kan alternatieve verklaringen niet uitsluiten
Daarom gaan sociaal-wetenschappelijke onderzoekers niet af op intuïtie/ervaring/autoriteit, maar
baseren uitspraken op empirisch onderzoek. Uitspraken op grond van wetenschappelijk onderzoek,
gebaseerd op systematische observaties.
3 belangrijke kenmerken wetenschappelijk onderzoek
Streeft naar kennis en theorie vorming
Is systematisch en controleerbaar
Maakt gebruik van empirische gegevens
Theorie:
Samenhangend geheel van uitspraken, waarmee sociale fenomenen verklaard kunnen
worden. Soms bevat het hiaten/ onduidelijkheden waardoor nieuwe onderzoeksvragen
gevormd kunnen worden
De theorie-data cyclus beschrijft systematisch proces van sociaal wetenschappelijk
onderzoek.
Stap 1 theorie-data cyclus
Theorie/idee
Kenmerken van een goede wetenschappelijke theorie:
Falsifieerbaar: een theorie moet weerlegd kunnen worden met systematische
waarnemingen. Voorbeeld: als een onderzoeker onderzoek doet of echtscheidingen een
slechte invloed hebben op het kind, en de onderzoeker vind alleen maar voorbeelden waarin
dat wél zo is, dan weet hij nooit zeker of er geen situaties zijn waarbij dat niét het geval is. Als
een theorie niet weerlegd kan worden m.b.v. empirische gegevens, dan heeft het ook geen
zin om onderzoek te doen (bijvoorbeeld bij onderzoek over leven na de dood)
Probabilistisch: uitspraken binnen een theorie gelden niet voor alle gevallen, of op elk
moment in de tijd
Spaarzaam (parsimonious): als een eenvoudige theorie volstaat, is het niet nodig om deze
complexer te maken
Stap 2 theorie-data cyclus
Theorie/idee leidt naar onderzoeksvraag.
Verschillende soorten onderzoeksvragen
Fundamenteel. Basic. Kennis opdoen om kennis toe te voegen aan de algemene body of
knowledge.
Toegepast. Applied. Een praktisch probleem in een ‘real life situatie’
Translationeel. Vertalen van bevindingen uit fundamenteel onderzoek, naar toepasbaar in
de praktijk. Een brug tussen fundamenteel en toegepast.
, Stap 3. Onderzoeksontwerp
Welk type empirische gegevens word verzameld op welke manier en bij wie?
Kwalitatieve gegevens/ kwantitatieve gegevens
Bij wie? Welke populatie? > steekproef
Keuzes in het onderzoeksontwerp beïnvloeden de geldigheid van de resultaten.
Bijvoorbeeld: een onderzoeker doet onderzoek naar kinderen met dyslexie, en neemt alleen
jongens op in de steekproef. Dan kan hij geen uitspraak meer doen over ‘kinderen’ in het
algemeen, alleen over ‘jongens’.
De controleerbaarheid word verhoogd als de keuzes vooraf worden onderbouwt en worden
vastgelegd.
Stap 4. Hypothesen.
Hypothese. Specifieke uitspraak over wat de onderzoeker verwacht waar te zullen nemen in
het onderzoek.
Stap 5. Data verzameling + data analyse
Kwalitatief onderzoek: bv. Afnemen interviews, interpreteren van interview verslagen
Kwantitatief onderzoek: bv. Afnemen van test om narcisme score te meten. Statistisch
analyseren van cijfermatige gegevens.
Voor het verzamelen van data, moet er een data-management plan gemaakt worden.
Zorgvuldige omgang met vertrouwelijke gegevens, draag bij aan controleerbaarheid van het
onderzoek.
Resultaten uit de data verzameling en de conclusies hier uit, kunnen wel of niet
ondersteunend zijn voor de theorie die het startpunt vormde voor het onderzoek.
Een theorie is nooit bewezen. Er zal altijd een kleine/grotere mate van onzekerheid blijven
over de juistheid van de conclusie. Een onderzoeker streeft er naar een zo klein mogelijke
mate van onzekerheid.
, Kwalitatief hoorcollege 1.
Het doel van kwalitatief onderzoek:
Sociale fenomenen begrijpen vanuit hun natuurlijke context, en om empirische patronen te
vinden die een startpunt zijn voor theorie-vorming, of een aanpassing/uitbreiding zijn van
een bestaande theorie.
Kenmerken kwalitatief onderzoek
De onderzoeker is geïnteresseerd in de natuurlijke omgeving van de respondent
De onderzoeker heeft een contextuele benadering
Het perspectief van de respondent staat centraal
Via specifieke observaties probeert de onderzoeker de sociale werkelijkheid te omschrijven
in al haar diversiteit en inductie
Inductie: naar algemeenheden zoeken die nieuwe theorieën vormen of bestaande theorieën
aanpassen.
Doelen kwalitatief onderzoek:
Ontwikkelen van een nieuwe theorie
Aanpassen of uitbreiden van een bestaande theorie
SPI(C)E
Wat word er onderzocht? Bijvoorbeeld over een idee/theorie over motieven waarom
ouderen gaan daten, en hier volgt een andere vraag uit, zoals ‘is deze theorie/delen er van
ook van toepassing op 1e jaars studenten?’
Een theorie leidt dus tot een onderzoeksvraag.
In het kwalitatieve onderzoek word een onderzoeksvraag gevormd via het SPICE acroniem
Setting: waar, in welke context?
Perspective/ population: voor wie?
Interest: wat?
Comparison: vergeleken met wie/wat?
Evaluation: met welk resultaat?
De onderzoeksvraag leidt tot een onderzoeksontwerp.
Bijvoorbeeld: kwalitatief interview.
Een gesprek waarin interviewer vragen stelt aan de geïnterviewde over ideën, motieven,
ervaringen, m.b.t. sociale fenomenen.
Geïnterviewde: informant, respondent.
Interviewer: ook een participant, want hij heeft invloed op de reacties die hij wil ontlokken.
, Het kwalitatieve onderzoeksontwerp. 4 manieren van kwalitatieve data
verzameling.
Onderzoeksontwerp: hiermee word data verzameld om antwoord te geven op de
onderzoeksvraag.
een hypothese is niet aanwezig bij kwalitatief onderzoek.
Fases kwalitatief onderzoek
Observatie patronen generaliseren theorie
1. Interview
Een manier van (kwalitatieve) data verzamelen is d.m.v. een interview.
Soorten interviews
Ongestructureerd: inhoud, volgorde en formulering van vragen en antwoord opties hangen
af van verloop en context van het interview.
Semi-gestructureerd: wel een topiclijst, maar inhoud, volgorde en formulering van vragen en
antwoord opties hangen af van context van het interview
Gestructureerd: kwantitatief! Gestructureerd, inhoud, volgorde en formulering van vragen
en antwoord opties worden vooraf vastgelegd door interviewer. Survey.
Een interview word opgenomen, en later volledig uitgetypt in een transscript: dit is een letterlijke
weergave van het gesprek.
Field notes: dit zijn aantekeningen die waardevol kunnen zijn tijdens het analyseren van de data in
een later stadium. Bijvoorbeeld met wie het interview was, de locatie, indruk/gedrag die de
geïnterviewde vertoonde, informele aantekeningen.
De kwaliteit van een kwalitatief interview
Betrouwbaarheid, reliability: het verloop van het interview hangt af van interviewer, de
interviewer moet bewust zijn van zijn eigen rol.
Validiteit: de interviewer kan doorvragen om er achter te komen wat respondent echt
bedoeld.
Belang van rapport (=verstandhouding)
Interviewer moet zich bewust zijn van de non-verbale signalen van de respondent.
2. focusgroep.
Een focusgroep bestaat uit een moderator, en meestal 6-10 personen.
Het liefst homogeen (=hetzelfde) qua achtergrond, en heterogeen (= verschillend) aan
ervaring.
De onderzoeker is verplicht om de privacy van de participanten te waarborgen.
Moderator: moet vragen stellen die de onderzoeker heeft geformuleerd. Moet ervoor
zorgen dat gesprekken niet te veel afdwalen. Moet ervoor zorgen dat iedereen de kans krijgt
om actief mee te doen aan het gesprek.