Burgerlijk procesrecht
Samenvatting Praktisch Burgerlijk Procesrecht
Kennismaking met BPR, H1
Het burgerlijk procesrecht gaat over het verloop van een gerechtelijke procedure en welke
regels hiervoor gelden. Het geeft dus de regels over de wijze van procederen in het
privaatrecht.
Materieel burgerlijk recht: dit omvat inhoudelijke rechten en plichten; rechtsregels om
situaties, rechtsverhoudingen en handelingen juridisch te definiëren en te kwalificeren.
Formeel burgerlijk recht: geeft antwoord op de vraag hoe de materiële rechtsregels kunnen
worden afgedwongen bij de rechter. Het gaat dus over de manier waarop een procedure
moet worden gevoerd (= burgerlijk procesrecht).
De belangrijkste functies van het burgerlijk procesrecht
Het handhaven en beïnvloeden van materiële burgerlijke rechten en plichten;
Het voorkomen van een gerechtelijke procedure;
- Onder dreiging van een gerechtelijke procedure komen partijen nogal eens tot een
oplossing buiten de rechter om. Partijen willen een kostbare en tijdrovende procedure
voorkomen.
Het voorkomen van eigenrichting;
- Eigenrichting houdt in dat een persoon zelf en met eigen middelen recht gaat halen
zonder hulp van de overheid en zonder dat hem daartoe een wettelijke bevoegdheid
is gegeven.
Bronnen van het burgerlijk procesrecht
Als rechtsbronnen van het burgerlijk procesrecht gelden met name de wet, verdragen en
jurisprudentie. De belangrijkste wetten voor het burgerlijk procesrecht zijn het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO).
Internationale regelgeving die relevant is voor het Nederlandse burgerlijk procesrecht;
1. EEX-verordening (herschikking) / Brussel I-bis;
2. EG-Bewijsverordening;
3. EG-Betekeningsverordening;
4. Europees Verdrag tot de Bescherming van de Rechten van de Mens en de
fundamentele vrijheden.
Artikel 6 EVRM speelt voornamelijk een belangrijke rol in het BPR, dit artikel gaat namelijk
over het recht op een eerlijk proces.
Algemene uitgangspunten
In het burgerlijk procesrecht zijn er verschillende algemene uitgangspunten die worden
gevormd door algemene rechtsbeginselen en voorschriften voor procedures.
Recht op rechtspraak en bijstand
Door iedereen moet een geschil kunnen worden voorgelegd aan een overheidsrechter en
iedereen heeft recht op juridische bijstand in een procedure. Artikel 17, 18 en 112 Gw
Onafhankelijke en onpartijdige rechter
In het Nederlands recht wordt er recht gesproken door een onafhankelijke en onpartijdige
gerechtelijke instantie, bij de wet ingesteld. Onafhankelijkheid betekent dat de rechter geen
verantwoording is verschuldigd aan de overheid of aan collega-rechters. Onpartijdigheid
houdt in dat de rechter objectief en onbevooroordeeld moet oordelen.
1
, - Artikel 36 Rv bepaalt dat een partij de rechter kan wraken wanneer deze partij twijfelt
aan de onpartijdigheid van de rechter.
- Artikel 40 Rv bepaalt dat wanneer de rechter denkt niet onpartijdig te kunnen zijn in
een zaak, de rechter om verschoning kan vragen; zich laten vervangen door een
andere rechter.
Hoor en wederhoor
Ook wel gelijkheidsbeginsel, artikel 19 Rv; beide partijen moeten in de gelegenheid gesteld
worden om hun standpunten in een zaak naar voren te brengen. Beide partijen moeten
evenwel gelegenheid krijgen om hun vorderingen en verweren kenbaar te maken en over en
weer op elkaar te reageren.
Hoor en wederhoor houdt ook in dat partijen in de gelegenheid moeten worden gesteld om
een reactie te geven op alle informatie die de rechter gebruikt om tot een oordeel te kunnen
komen (googelende rechter-arrest).
Behandeling en beslissing binnen redelijke termijn
De behandeling van en beslissing over een zaak dienen binnen een redelijke termijn te
geschieden, artikel 20, lid 1 en 2 Rv.
Openbaarheid van zitting en uitspraak
Zittingen moeten in beginsel openbaar plaatsvinden, artikel 27, lid 1 Rv. Er kunnen hier
echter uitzonderingen op worden gemaakt;
- De goede zeden, openbare orde of nationale veiligheid komen in gevaar;
- i.v.m. de belangen van minderjarigen;
- i.v.m. de bescherming van het privéleven van procespartijen.
Artikel 29, lid 1 Rv bepaalt dat ook de uitspraak in het openbaar moet plaatsvinden. Op deze
regel kan geen uitzondering worden gemaakt.
Motiveringsbeginsel
De rechter moet zijn uitspraak voldoende motiveren, artikel 30 Rv. De uitspraak moet de
grondslag bevatten voor de beslissing en de argumenten waarop de rechter zijn beslissing
heeft gebaseerd.
Geen rechtsweigering en volledige beslissing
De rechter dient in alle gevallen een beslissing te geven over het geschil dat aan hem is
voorgelegd; hij mag niet weigeren een uitspraak te doen, artikel 26 Rv en artikel 13 Wet
algemene bepalingen. Daarnaast moet de eindbeslissing van de rechter volledig zijn, hij
moet alle geschilpunten bevatten, artikel 23 Rv.
Beginsel van partijautonomie
De grondslag voor de beslissing van de rechter wordt gevormd door de stelling van de
procespartijen, artikel 24 Rv. Dus: partijen bepalen de omvang van de gerechtelijke
procedure. De rechter oordeel alleen over verordeningen/argumenten die partijen aan hem
voorleggen > lijdelijkheid rechter.
Ambtshalve aanvulling van rechtsgronden
Indien nodig moet de rechter op eigen initiatief de rechtsgronden aanvullen, artikel 25 Rv. Als
een procespartij zijn vordering of verweer baseert op een onjuiste rechtsgrondslag, moet de
rechter de procespartij te hulp schieten door de juiste rechtsgrond aan te vullen.
2
,Deelnemers aan het BPR, H2
Een civiele procedure vloeit meestal voort uit een conflict tussen twee of meer partijen. Het
beginsel van partijautonomie lijdt ertoe dat het in een civiele procedure partijen zelf zijn die
bepalen of en, zo ja, waarover wordt geprocedeerd. De (proces)partijen kunnen worden
onderscheiden in natuurlijke personen en rechtspersonen.
Natuurlijke personen zijn mensen van vlees en bloed.
Rechtspersonen zijn organisaties of bedrijven die juridisch als persoon worden gezien
en bepaalde rechten en plichten hebben. Bijvoorbeeld de gemeentes en provincies of de
naamloze en besloten vennootschappen zijn rechtspersonen.
Vertegenwoordiging natuurlijke personen
Wanneer een natuurlijk persoon niet handelingsbekwaam is (art. 3:32 BW), moet hij worden
vertegenwoordigd door een handelingsbekwame persoon die optreedt als zijn wettelijke
vertegenwoordiger. In geval van vertegenwoordiging van een handelingsonbekwame
procespartij, noemen we de vertegenwoordiger de formele procespartij en de
vertegenwoordigde de materiële procespartij.
De formele procespartij neemt beslissingen in de procedure en is degene op wiens
naam de procedure wordt gevoerd.
De materiële procespartij is degene wiens inhoudelijke belang in de zaak aan de orde
is. Deze persoon wordt uiteindelijk gebonden door het vonnis van de rechter.
Vertegenwoordiging rechtspersonen
Rechtspersonen kunnen niet ‘zelf’ procederen, omdat een rechtspersoon geen feitelijke
handelingen kan verrichten. Een rechtspersoon moet zich daarom laten vertegenwoordigen
door een natuurlijk persoon. De procedure wordt ondanks de vertegenwoordiging op naam
van de rechtspersoon zelf gevoerd: de rechtspersoon is zowel de formele als de materiële
procespartij.
→ Let op: bij faillissement wordt de rechtspersoon handelingsonbekwaam, en treedt de
curator op in naam van de rechtspersoon. Bij faillissement is de curator dus de
formele procespartij en niet de rechtspersoon zelf.
Rechtsbijstandverleners
Voor het voeren van een gerechtelijke procedure is specialistische kennis vereist. Om die
reden is het een procespartij veelal aan te raden om zich in een procedure te laten bijstaan
door een deskundige rechtsbijstandverlener. Naast de advocaat zijn er verschillende soorten
rechtsbijstandverleners.
In artikel 18 Gw is het recht op rechtsbijstand vastgelegd. In andere regelgeving is dit
uitgewerkt, zodat minder draagkrachtige mensen ook rechtsbijstand kunnen krijgen.
Advocaat
Een advocaat is een rechtsbijstandverlener die krachtens de Advocatenwet is beëdigd om
procespartijen van deskundige rechtsbijstand te voorzien. De advocaat is ingeschreven bij
de rechtbank waar de beëdiging heeft plaatsgevonden.
In een aantal gevallen moet een procespartij van de wet verplicht worden bijgestaan door
een advocaat, artikel 79, lid 2 Rv. Een advocaat is niet verplicht bij;
- Procedures voor de kantonrechter; partijen mogen zichzelf ‘verdedigen’, zonder
advocaat; artikel 79, lid 1 Rv.
- Kortgedingprocedures (geldt hetzelfde als hiervoor); artikel 255, lid 1 Rv.
Wanneer de advocaat optreedt als procesvertegenwoordiger in de procedure, stelt hij de
processtukken op, is hij het aanspreekpunt tijdens de zittingen en getuigenverhoren en voert
hij het woord tijdens zittingen. De advocaat bepaalt, in overleg met zijn cliënt, de inhoud en
3
, de inzet van het juridische geschil. Daarnaast is de advocaat verantwoordelijk voor het
administratieve gedeelte van de procedure.
Procedures bij de Hoge Raad kunnen alleen worden gevoerd door gespecialiseerde
advocaten, zij worden cassatieadvocaten genoemd (art. 407 en 409 Rv).
Andere rechtshulpverleners
Er zijn steeds meer andere rechtsbijstandverleners actief, die in grote lijnen dezelfde taken
verrichten als de advocaat. In zaken voor de kantonrechter is procesvertegenwoordiging
door een advocaat niet verplicht. In artikel 80, lid 1 Rv is geregeld dat een partij zich in een
dergelijke procedure kan laten bijstaan of zich door een gemachtigde kan laten
vertegenwoordigen.
Onder laten bijstaan moet worden verstaan dat een partij een vertrouwenspersoon het woord
laat voeren tijdens een zitting. Wel moet de partij zelf aanwezig zijn bij bijstand. Bij
vertegenwoordiging is de gemachtigde bevoegd de proceshandelingen in naam van de partij
te verrichten. De rechter kan van de gevolmachtigde een schriftelijke volmacht verlangen,
waarin de vertegenwoordiging is vastgelegd (art. 80, lid 2 Rv).
De Gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder is een door de Kroon benoemd openbaar ambtenaar met officiële
ambtstaken. De taken, bevoegdheden en de rechtspositie van de gerechtsdeurwaarder zijn
geregeld in de Gerechtsdeurwaarderwet. Hierin zijn ook de officiële ambtstaken vastgelegd.
Naast de ambtstaken, kan de deurwaarder als gemachtigde optreden in een procedure.
De officiële ambtstaken van de deurwaarder kunnen worden onderscheiden in 3 kerntaken;
1. Het uitbrengen van exploten;
Een exploot is een schriftelijke aanzegging of mededeling van de ene partij aan de andere,
die door een gerechtsdeurwaarder wordt ondertekend en uitgebracht; het betekenen van het
exploot (art. 45 tot en met 66 Rv).
2. Het leggen van conservatoir beslag;
De deurwaarder kan, met toestemming van de voorzieningenrechter, conservatoir beslag
leggen op goederen. Dit kan bijvoorbeeld wanneer er in een geschil geprocedeerd wordt
over geld en de partij dit geld veilig wil stellen. Door conservatoir beslag te leggen op een
goed, is het zeker dat het geld er na de procedure is.
3. Het ten uitvoer leggen van uitspraken van de rechter;
Wanneer een van de partijen zich niet houdt aan de uitspraak van de rechter, kan de
gerechtsdeurwaarder door het verrichten van bepaalde ambtshandelingen de nakoming van
deze uitspraak afdwingen. Bijvoorbeeld het in beslag nemen van goederen of ontruimen van
een woning.
De griffier en de gerechtssecretaris
De griffie betreft de gerechtelijke administratieve ondersteuning van een bepaald gerecht. De
griffie beheert de agenda, de dossiers en het archief van de gerechtelijke instantie en
verzorgt correspondentie met de procespartijen of bij de procedure betrokken derden. Op de
griffie werken mensen in diverse functies: ze worden vaak aangeduid als griffier.
Behalve administratieve ondersteuning kennen de gerechten diverse juridische
ondersteuners, die vaak worden aangeduid met het overkoepelende begrip
gerechtssecretaris. De gerechtssecretaris is de hulp en rechterhand van de rechter.
De rechter
Het is de rechter die aan het einde van de procedure een uitspraak moet doen en in die
uitspraak bepaalt wie van de partijen gelijk krijgt. Daarnaast is er in de wet bepaalt dat de
rechter sommige beslissingen moet nemen, ook al is er feitelijk geen geschil. Bijvoorbeeld de
ontbinding van een huwelijk moet via de rechter geschieden (art. 1:154 BW jo. 815 e.v. Rv).
4