Hoofdstuk 1 – Wat is sociologie?
Psychologen: verklaren gedrag vanuit de persoon zelf aanleg, persoonlijkheid, karakter
Sociologen: verklaren gedrag vanuit de samenlevingsverbanden die mensen met elkaar vormen
Sociologie = wetenschap van de maatschappij, wetenschap van het menselijk samenleven of wetenschap van het
sociale mensen leven met elkaar samen en worden daardoor beïnvloed
- Sociaal = alles wat met het samenleven van mensen te maken heeft
- Probeert antwoord te geven op twee vragen
o Hoe worden mensen in hun gedrag beïnvloed door het feit dat zij deel uitmaken van allerlei
samenlevingsverbanden oftewel groeperingen?
Microniveau de directe sociale omgeving van een individu
Gezin, vriendengroep, collega’s
Mesoniveau de wijdere sociale omgeving
School, kerkgenootschap, wijk
Macroniveau maatschappij als geheel
o Hoe zit de samenleving in elkaar? Hoe zitten onderdelen van de maatschappij, zoals de
gezondheidszorg, in elkaar?
Hoe zijn de machtsverhoudingen?
Welke waarden en normen worden belangrijk gevonden?
Individualisering = de neiging om sociale of maatschappelijke problemen te herleiden tot individuele
problemen of afwijkingen
Uitstoting = de banden tussen individu en groep worden verbroken
Pierre Bourdieu: individuen functioneren hun hele leven binnen de samenleving op een aantal verschillende
velden politiek, cultuur, economie, wetenschap etc
- Op elk van die velden is sprake van een machtsstrijd om de schaarse middelen die beschikbaar zijn
o Economisch kapitaal geld en onroerend goed
o Cultureel kapitaal kennis, vaardigheden, opleiding
o Sociaal kapitaal relaties en netwerken
o Linguïstisch kapitaal beheersing van de taal van de dominante cultuur
- Habitus = de min of meer duurzame en stabiele schema’s van waarneming en waardering die het
alledaagse handelen sturen
o Zowel een objectief maatschappelijk gegeven als een individuele geneigdheid en capaciteit
Omdat het binnen een bepaalde sociale omgeving wordt gevormd, zullen individuen
die in sociale achtergrond overeenkomen een vergelijkbare habitus ontwikkelen
Sociologie:
- Empirische wetenschap wetenschap waarbij kennis voortkomt uit een systematische waarneming
van feiten
- Probeert objectief vast te stellen hoe de maatschappelijke werkelijkheid in elkaar zit
o Door het doen van onderzoek
- Sociologen zijn zowel geïnteresseerd in de objectieve werkelijkheid als in de vraag hoe mensen de
werkelijkheid subjectief beleven
Sociologie kan verpleegkundigen helpen meer zicht te krijgen op:
- Het eigen gedrag en dat van anderen patiënten, collega’s en vertegenwoordigers van andere
disciplines
- Maatschappelijke factoren met betrekking tot zorg, ziekte en gezondheid, bijvoorbeeld factoren die van
invloed zijn op het functioneren van mantelzorg of het verband tussen gezondheid en sociale klasse
- De inrichting en ontwikkeling van de gezondheidszorg en de rol en positie van verpleegkundigen daarin
- De positie van verpleegkundigen in allerlei groeperingen op micro-, meso- en macroniveau
Interactie: mensen zijn op elkaar gericht en stemmen hun gedrag op elkaar af
Mensen zijn op drie manieren met elkaar verbonden: zij zijn op elkaar gericht, door elkaar gevormd en van
elkaar afhankelijk.
Cultuur: wat mensen doen, denken en voelen, is sterk bepaald door wat zij van anderen geleerd hebben
,Interdependentie: mensen zijn van elkaar afhankelijk mensen kunnen niet zonder anderen leven
Drie aspecten van het sociale: interactie, cultuur en interdependentie
Hoofdstuk 2 – Mensen zijn op elkaar gericht: interactie
Interactie = het gedrag van mensen ten opzichte van elkaar in onderlinge wisselwerking gedrag van de een
leidt tot een reactie van de ander reactie is gebaseerd op een interpretatie, oftewel een subjectieve definitie
van de situatie
- Zowel taal (het verbale aspect) als lichaamshouding (het non-verbale aspect) spelen daarbij een
belangrijke rol
Identiteit = de wijze waarop iemand zichzelf ziet (zelfbeeld), komt tot stand via allerlei interactieprocessen
- Bepaald door onze sociaal-culturele omgeving
- Identificatie + separatie = identiteit
- ‘ik’ ontwikkelt zich via interactie met de sociale omgeving
Role-taking = dat mensen zich in gedachten verplaatsen in de positie van anderen met wie zij in contact komen
- Door vanuit deze positie, dus met andermans ogen, naar zichzelf te kijken, kunnen mensen achterhalen
wat er in een bepaalde situatie van hen wordt verwacht en kunnen zij hun gedrag ten opzichte van die
ander preciezer bepalen
- Belangrijk voor de ontwikkeling van het zelfbeeld maatschappij en zelf komen elkaar daarbij tegen
- Enerzijds gaat het om verwachtingen vanuit de omgeving en anderzijds om de mens die daar op zijn
eigen manier mee omgaat
Referentiekader = het geheel van waarden, normen, overtuigingen en vanzelfsprekendheden op grond waarvan
de leden van een groepering oordelen en handelen
- De sociale bril waardoor iemand de werkelijkheid bekijkt
- Bepaalt voor een belangrijk deel hoe iemand in het leven staat
- Registreert niet passief, maar construeert actief de mens maakt als het ware zijn eigen werkelijkheid
- Mensen stellen zich niet alleen selectief open voor allerlei prikkels, zij nemen die prikkels ook selectief
waar selectief waarnemen
- De groeperingen waar iemand lid van is, vormen in belangrijke mate het referentiekader
Bij het waarnemen vindt een selectie van prikkels plaats, omdat we ze nooit allemaal kunnen verwerken. Voor
een deel is dat een psychologisch proces.
- Adaptatie constante prikkels nemen wij op een gegeven moment niet meer waar
- Relativiteit wij nemen vooral veranderingen waar
Attributietheorie mensen proberen bij het waarnemen altijd te verklaren
- Men probeert het gedrag te begrijpen door het toe te schrijven aan specifieke oorzaken
- Gedrag dat men waarneemt, wordt verklaard door
o Interne factoren de persoon zelf is de oorzaak, interne of dis-positionele attributie
o Externe factoren omstandigheden zijn de oorzaak, externe of situationele attributie
o Combinatie van factoren
- Fundamentele attributiefout = de rol van de persoon (persoonlijke verantwoordelijkheid, karakter)
wordt overschat en de rol van omstandigheden (ongelijke kansen, ongelukkige omstandigheden) wordt
onderschat
- Interne factoren worden eerder als oorzaak gezien dan externe factoren
Stigma = een brandmerk, een zeer negatief etiket
Goffman onderscheidt drie soorten stigmata:
1. Lichamelijke gebreken en afwijkingen huidaandoeningen, amputaties
2. Als ongewenst beschouwde karaktertrekken psychische stoornissen, verslaving
3. Collectieve stigmata het behoren tot een bepaald ras, een bepaald volk of een bepaalde religie
,Het opmerkelijke van etikettering en stigmatisering is dat één bepaald kenmerk van iemand wordt uitgelicht en
een enorme betekenis krijgt. Alle andere kenmerken en eigenschappen worden erdoor overschaduwd en lijken
bijna niet meer te bestaan. Dit kan gaan werken als een selffulfilling prophecy.
Vooroordeel = een bepaalde min of meer vaste manier van denken, voelen en handelen die een gedeelte van de
sociale werkelijkheid in behoorlijke mate vertekent
Stereotype = een min of meer vaste manier van denken, voelen en handelen van een groep mensen ten aanzien
van een andere groep, waardoor de werkelijkheid sterk vertekend wordt
Selffulfilling prophecy = een subjectieve definitie van de situatie kan zichzelf waarmaken een zichzelf
waarmakende voorspelling
- Men heeft aanvankelijk een onjuiste definitie van de situatie waarnaar men gaat handelen, waardoor de
onjuiste definitie juist wordt
Selfdestroying prophecy = men heeft een juiste definitie van de situatie waarnaar men gaat handelen, waardoor
de juiste definitie onjuist wordt
Pygmalion-effect = het oordeel dat men heeft over anderen, is sterk onderhevig aan opvattingen die men allang
over hen heeft
Hoofdstuk 3 – Mensen worden door elkaar gevormd: cultuur
Cultuur = een geheel van voorstellingen, opvattingen, waarden en normen die mensen zich als lid van hun
samenleving verworven hebben door middel van leer- en gewenningsprocessen en die van grote invloed zijn op
hun gedrag in ruimere zin
- Heeft te maken met alle aspecten van het dagelijks leven
- Duidt op zaken die mensen met elkaar delen
Subcultuur = een cultuur die een aantal kenmerken gemeenschappelijk heeft met de overkoepelende cultuur,
maar die ook een aantal eigen elementen heeft
Cultuur maken mensen zich eigen via leer- en gewenningsprocessen
Natuur gaat om datgene wat de mens bij de geboorte meekrijgt, de aangeboren eigenschappen
Natuur is veel moeilijker veranderbaar dan cultuur
Natuur dat we moeten eten, drinken, slapen en behoefte doen
Cultuur hoe wij die behoeften bevredigen
Etnocentrisme = wanneer wij in de beoordeling van anderen onze eigen waarden en normen centraal stellen
Cultural lag = wanneer verschillende cultuurelementen zich in een verschillend tempo ontwikkelen, waardoor
er problemen ontstaan
- Technologie in de gezondheidszorg gaat hard, maar onze waarden en normen kunnen die
ontwikkelingen niet bijhouden willen we dit allemaal wel?
Waarden = collectieve opvattingen over wat mensen goed en daarom nastrevenswaardig vinden
- Franse revolutie vrijheid, gelijkheid en broederschap
- Gezondheid, eerlijkheid, rechtvaardigheid en geld
- Passen vaak bij mensen hun positie en de belangen die daaraan verbonden zijn
Het beeld bestaat dat in westerse samenleving de nadruk steeds meer is komen te liggen op waarden die met ratio
te maken hebben: kennis, intellect, efficiënte, snelheid van handelen
- Vrijheid wordt ook belangrijk gevonden kan op gespannen voet staan met gelijkheid
- Vrijheid & gelijkheid markt & overheid
Nederlanders: sterk gericht op consumentisme, vrije relaties, zelfontplooiing en individualisme
- Waarden die te maken hebben met jong scoren hoog
De kern van het nieuwe ik-gevoel draait om drie problemen:
1. Veranderingen in identiteitsvorming
, 2.Veranderingen in normen en waarden
3.Consequenties van het neoliberalisme
o Neoliberalisme geeft onze identiteit vorm en kan vaak ook schadelijke effecten hebben voor het
individu
Normen = min of meer bindende en min of meer uitgesproken opvattingen over wat hoort en wat niet hoort
- Gedragsregels lachen tijdens een begrafenis hoort niet
- Te beschouwen als concretisering van waarden
Universele normen: gelden voor iedereen in een samenleving
- Verkeersregels, wetgeving
Speciale normen: gelden voor leden van bepaalde groeperingen
- In bepaalde protestantse kringen zijn ineten en het toedienen van een bloedtransfusie verboden
Alternatieve normen: normen naar keuze
- Ouders bepalen zelf naar welke school zij hun kind sturen
Normen schrijven voor of iets hoort of juist niet hoort
Gedrag verwijst naar datgene wat mensen feitelijk doen
Afwijkend of deviant gedrag als mensen afwijken van allerlei gedragsregels
Sancties = straffen en beloningen
Merton: heeft afwijkend gedrag in verband gebracht met de discrepantie tussen de doeleinden die een
samenleving belangrijk vindt, en de ongelijke verdeling van kansen en mogelijkheden om deze doeleinden te
bereiken op een voor de maatschappij aanvaardbare wijze
Normen:
- Belangrijk bindmiddel voor een groep of samenleving
- Creëren duidelijkheid en maken het leven tot op zekere hoogte voorspelbare
- Maken het functioneren van een systeem mogelijk
Belangrijke vraag is hoever een systeem moet gaan in het bedenken van regels voor allerlei situaties.
- Ene uiterste is dat voor zo veel mogelijk situaties regels worden bedacht leidt tot bureaucratisering
van de samenleving en tot een aantasting van de vrijheid
- Andere uiterste is dat er zo weinig mogelijk regels zijn en dat mensen zelf bepalen wat zij in allerlei
situaties doen kan leiden tot anarchie en het recht van de sterkste
- Denkbeeldige lijn tussen deze twee uitersten = continuüm
Waarden geven antwoord op de vraag: wat is goed en daarom nastrevenswaardig?
Normen geven antwoord op de vraag: wat wordt er van mij verwacht?
Institutionalisering van gedrag = het proces waarin bepaalde gedragsvormen algemeen gangbaar worden
Institutie = een aantal samenhangende gedragspatronen of regelingen op een bepaald gebied
- Huwelijk, onderwijs en gezondheidszorg
Ventielzeden = momenten waarin spanningen die in het dagelijks leven worden opgebouwd, op een
gecontroleerde wijze kunnen worden afgereageerd
Positie = de plaats die je inneemt in verhouding tot anderen
- School docent, thuis vader en echtgenoot, winkel klant, ziekenhuis patiënt
Positieset = het geheel van posities die iedereen heeft
Verworven posities = als men er zelf voor heeft gekozen
Toegewezen posities = die men vanzelf krijgt
Structuur = de verhouding tussen allerlei posities
Rol = datgene wat wordt verwacht van iemand in een bepaalde positie