Hoofdstuk 1. Wat is syntaxis? + Hoofdstuk 2. Woordklassen
Alle moedertaalsprekers hebben een interne grammatica gemeen, waarvan ze de regels
kennen zonder les erin gehad te hebben.
→ Syntaxis: De hiërarchische structuur van zinnen, de manier waarop woorden zinnen vormen
Woorden < woordgroepen < deelzinnen < zinnen.
Lexicale woordklasse: Belangrijk voor betekenis zin.
Functionele woordklasse: Dragen weinig tot geen betekenis.
Werkwoorden V
1. Intransitief Één participant → het onderwerp.
2. Transitief Twee participanten → het onderwerp en een lijdend voorwerp.
3. Ditransitief Drie of meer participanten.
Naamwoorden N
Determinatoren: De, deze, welke …
Semantische rollen:
1. Agens Handelende persoon
2. Theme Thema, ondergaat de handeling
3. Goal Meewerkend voorwerp
4. Experiencer Ervaarder
Syntactische rollen: Object / subject
En; adjectiefgroep A + prepositiegroep P
Functionele categorieën:
Niet inherent
Woordklasse Inherent
Agreement Relationeel
Naamwoord N getal, geslacht, definiet - naamval
Werkwoord V tijd, aspect, modus met subject/object actief/passief
Adjectief A graad met N (attributief), met -
subject (predicatief)
Prepositie P - - -
, Hoofdstuk 3. Zinnen
Subject: Onderwerp.
Object: Lijdend voorwerp.
Predicaat: Wat over het subject gezegd wordt.
Deelzin: Subject-predicate verbinding.
Matrix: Een zin waarin een andere zin is ingebed.
Zinsbouw:
- Coördinatie: Deelzinnen naast elkaar. Nevenschikking.
Vb. [Bob ging naar pianoles] en [Bill moest huiswerk maken.]
- Subordinatie: Ondergeschikte zinsopbouw, inbedding.
Vb. [Bea zei [dat ze een beer had gezien]]
Coordinators: Nevenschikkende voegwoorden; en, of maar, dus…
Complementizers: Onderschikkende voegwoorden; dat, als, omdat, toen…
[1. Bea
dat degene [3. die haar vriend gekust had] een klap zou krijgen.]]
zei [2.
- Deel 3 is ingebed in 2.
- Deel 2 is de matrix van 3 en ingebed in 1.
- Deel 1 is de matrix van deel 2.
- De matrix kan dus een hoofd- of bijzin zijn. Ingebedde zin = deelzin.
Finietheid: Eigenschap van een deelzin. Meestal op een werkwoord met eigenschappen zoals
tijd, agreement en persoon. Vb. Vertelde → vertellen.PAST.SG
- Niet-finiete werkwoorden: infinitieven, participia.
Hulpwerkwoorden: Auxiliaries, AUX. (wel categorie V)
- Van tijd of aspect (hebben, zijn)
- Van de lijdende, passieve vorm (worden)
- Van modaliteit (kunnen, moeten mogen etc.)
Hoofd en bijzinnen
- Onderschikkend voegwoord?
- Ja → bijzin Nee → hoofdzin
- Positie finiet werkwoord?
- 2de plek → hoofdzin Achteraan → bijzin
- Inversie mogelijk?
- Ja → hoofdzin Nee → bijzin
- Werkwoord finiet?
- Ja → ? Nee → bijzin