Veiligheidskunde 1, kwartiel 1, hoofdstuk: 1, 2, 3, 4, 6, 29, 20, 21, 24, 22, 23, 25, 29
Hoofdstuk 1:
1.1; veiligheid en andere grote thema’s
1.2; doodsoorzaken en letsel
Doodsoorzaken
Uitwendige doodsoorzaken: overlijden is een direct gevolg van een uitwendige oorzaak; ongevallen
en geweld, accidentele val, zelfdoding, vervoersongevallen, moord en doodslag.
Inwendige doodsoorzaken: zoals hartfalen, kanker, ziekten.
Van buiten komend onheil accepteren we niet zoals een ziekte. Dan is er namelijk een oorzaak die
bestreden moet worden of een schuldige die verantwoording draagt.
Oorzaken van ernstige letsels
Letsels ontstaan als gevolg van een ongeval of doordat mensen zichzelf of elkaar verwonden, door
externe oorzaken dus en zijn daarom te voorkomen.
Privéongevallen: gebeuren meestal tijdens lopen in en om huis, tijdens huishoudelijk werk en tijdens
spel.
Reflectie
Veiligheid: de effectieve bescherming van mensen tegen persoonlijk leed, uitgezonderd leed door
ziektes waarvan geen directe uitwendige oorzaak bekend is.
Leed: iedere aantasting van iemands lichamelijke of geestelijke integriteit.
Essentie integrale veiligheidskunde: het leggen van verbindingen tussen betrokken partijen en het
bundelen van krachten rond een bepaalde aanpak. Steeds meer terreinen kunnen later tot de core
business van de integrale veiligheidskunde worden gerekend.
Integrale veiligheidskundigen worden niet alleen ingezet ter voorkoming van slachtoffers, de
verantwoordelijkheid wordt ook aan hen toebedeeld als het fout gaat. Mede bepalend zijn
maatschappelijke emoties en verantwoordelijkheden, het vergt een sociale antenne om te bepalen
hoe integrale veiligheidskundigen het best aan de slag kunnen.
Veiligheid is geen garantie, vergt inzet vele actoren en groot aantal maatregelen door veel partijen.
1.3; ontwikkelingen
Veiligheidsonderwerpen veranderen voortdurend. Bijvoorbeeld vernetwerking van de samenleving.
Essentie vernetwerking: mensen raken opgenomen in steeds dichtere en tegelijk verder reikende
netwerken van afhankelijkheidsverhoudingen. Dit komt doordat:
- Mensen mobieler werden en over steeds grotere afstanden contacten met anderen zijn gaan
onderhouden.
- Staatsvorming voor een stabiele ondergrond voor eenmaal opgebouwde relatienetwerken
zorgde.
- Arbeidsdeling steeds verder werd doorgevoerd, met name vanaf de industriële revolutie.
- De verstedelijking verder doorzette.
- Telecommunicatie en digitalisering het onderhouden van contacten hebben vereenvoudigd.
Werkt door in veiligheid:
- Wanneer mensen zijn opgenomen in netwerk gaan ze zich civieler gedragen. Ze zijn minder
geneigd hun driften te volgen en bij conflicten geweld te gebruiken omdat ze weten dat ze
ook in de toekomst op die vele relaties zijn aangewezen.
- Door verstedelijking minder sociale controle, want de relaties zijn geen intense verbindingen
meer.
- Criminelen kunnen eenvoudig hun slag slaan in voor hun ver weg gelegen buurten.
,Digitalisering cybercrime, kwetsbaarheid vitale infrastructuren.
Vernetwerking georganiseerde criminaliteit, communicatievormen voor criminelen
Open grenzen Europa smokkelaars, handelaren in verdovende middelen.
Vermenging onder- en bovenwereld
Ondermijning van samenleving door infiltratie van criminelen in het openbaar bestuur, banken, etc.
Maar vernetwerking biedt ook mogelijkheden voor de veiligheid, denk aan een buurt Whatsapp-
groep, politie op sociaal media.
Ook migratie en economische ontwikkeling hebben te maken met de veiligheid. Recente
immigratiestromen leiden tot discussies over grensbewaking, normen en waarden, religies en over
criminaliteit. Economische ontwikkelingen hebben invloed op het belang van nationale economieën
voor machtsverhoudingen in de wereld, en wat die machtsverhoudingen betekenen voor de politieke
stabiliteit in de wereld en dus daarvan afgeleid, de nationale veiligheid. Maar ook het verband tussen
armoede en gebrek aan kansen en het schenden van maatschappelijke normen hebben invloed op
de veiligheid.
1.4 tot slot: bescheidenheid, vaardigheid en volharding
100% veiligheid bestaat niet, dat is ook niet nastrevenswaardig omdat de maatregelen die dan nodig
zijn te veel inbreuk maken op de privacy en op het overige functioneren van de samenleving.
Risicoregelreflex: de praktijk om na ieder probleem weer een nieuwe regel of procedure te maken
en daarmee risico’s uit te bannen.
Door vernetwerking van de samenleving verschuiven verantwoordelijkheden. Een partij die een
zekere verantwoordelijkheid voelt kun je betrekken bij het zoeken naar verbeteringen. Door
vernetwerking strekken de gevolgen van een incident zich uit, en kunnen meer partijen op hun
verantwoordelijkheid worden aangesproken.
Bescheidenheid je bent slechts een schakel in een heel groot systeem.
Vaardigheid via netwerkrelaties anderen bij jouw veiligheidsonderwerp betrekken en ze daaraan
een aandeel laten leveren.
Volharding veiligheidsproblemen lossen zich niet vanzelf op, kan soms jaren duren.
, Hoofdstuk 2:
2.2 veiligheid en integrale veiligheid
Veiligheidszorg: alles wat mensen doen om hun lichamelijke en geestelijke integriteit te beschermen.
Veiligheid omvat de bescherming tegen verwonden en onnatuurlijke dood, maar ook bescherming
tegen psychische problemen, zoals angst voor dreigingen van buitenaf of psychische problemen als
gevolg van een onveilige situatie.
Risico (R): de kans op een gebeurtenis die de veiligheid bedreigt (p) x de schadelijke effecten (E) die
daarvan het gevolg zijn.
Integrale veiligheid: je plaatst een bepaald veiligheidsprobleem in een breder perspectief langs 4
verschillende lijnen:
1. Tijd : geen momentopname, maar onderdeel proces, denk aan veiligheidsketen.
2. Ruimte :problemen overstijgen bepaalde grenzen, wie neemt welke maatregel? Wel
rekening houden met verplaatsingseffecten.
3. Sociale netwerken : problemen strekken zich breder uit, aanpak door samenwerkende
personen, organisaties, coalities van veiligheidspartners nodig. Informatie-uitwisseling.
4. Kennisgebied : probleem bekijken vanuit verschillende kennisgebieden/disciplines; een
multidisciplinaire aanpak.
2.3 objectieve en subjectieve veiligheid
Objectieve veiligheid: is een gemeten niveau op een vooraf vastgestelde schaal van veiligheid. Wat
men dan meet zijn waarneembare verschijnselen. Bv. Bij verkeersveiligheid het aantal doden tellen.
Subjectieve veiligheid: de mate waarin mensen zich veilig voelen. Gaat over de persoonlijke beleving
van veiligheid, het onveiligheidsgevoel of de angst voor criminaliteit.
Geslacht en leeftijd hebben invloed op het veiligheidsgevoel.
“fear victimization paradox”: degenen die objectief gezien minder kans lopen om slachtoffer te
worden voelen zich onveiliger dan mensen die meer kans hebben slachtoffer te worden.
2.4 sociale en fysieke veiligheid
Sociale veiligheid: de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen
persoonlijk leed door misdrijven, overtredingen en overlast dat door anderen wordt aangedaan.
Hierbij gaat het om wat zich afspeelt tussen individuen maar ook tussen groepen. Sociale veiligheid
gaat om veiligheid in publieke ruimtes, thuis, op school en op het werk; alledaagse veiligheid in
woon- en leefomgeving. Bv. Inbraak, autodiefstal, overlast hangjongeren, rellen, terrorisme, oorlog.
Fysieke veiligheid: (systemische veiligheid) de mate waarin mensen beschermd zijn en zich
beschermd voelen tegen persoonlijk leed door ongevallen en tegen onheil van niet-menselijke
oorsprong. Bv. Natuurrampen, falende machines, epidemieën.
Risicoperceptie: de voorstelling die iemand zich maakt van een risico.
2.5 criminaliteit en leefbaarheid.
Criminaliteit: het plegen van misdrijven.
Soms veranderen maatschappelijke opvattingen over wat wel of niet strafbaar zou moeten zijn en
past de wetgever de wet daarop aan. Die veranderingen in wetgeving zijn een weerspiegeling van
maatschappelijke ontwikkelingen.
Leefbaarheid: de mate waarin de woonomgeving van mensen past bij hun fysieke en psychische
behoeften. Een omgeving is leefbaar als zij de mensen die daar wonen in staat stelt om in hun
levensbehoeften te voorzien. Gaat om directe woon- en leefomgeving. Gaat ook om
afkeurenswaardig gedrag, kleine vergrijpen die als hinderlijk en asociaal worden gezien. Bv
wildplassen, bier drinken op straat en schreeuwen.