Hoofdstuk 1
Supply chain
Paragraaf 1.1
Wat is een supply chain?
Een supply chain bestaat uit diverse partijen die er samen voor zorgen dat aan de
klantbehoefte tegemoetgekomen wordt.
Wanneer spreekt men van een supply chain:
Er dient sprake te zijn van minimaal twee interfaces, dus van drie zelfstandige organisaties.
Mentzer e.a. (2001) maakt in dit kader onderscheidt in:
1. De korte supply chain
a. Bestaande uit een onderneming, een leverancier en een klant.
2. De uitgebreide supply chain
a. Deze omvat ook leveranciers van de leverancier en de klanten van de klant.
3. De ultieme supply chain
a. Bestaat uit alle organisaties die betrokken zijn bij de ‘upstream and / or
downstream flows of products, services, finances and / or information from
the ultimate supplier tot the ultimate customer.
Value chain: hierbij voegen elkaar opvolgende partijen waarde toe aan het product en/of
dienst en die waarde wordt uiteindelijk door de klant beloond met een vergoeding voor de
kosten plus een winstmarge.
Demand chain: deze term wordt soms geprefereerd boven die van supply chain. Dit omdat
het in een suppy chain allemaal draait om de behoeftebevrediging van de uiteindelijke
afnemer, dus om de vraag in plaats van het aanbod.
Verschil demand chain versus supply chain:
In een supply chain vindt de productie proactief plaats, er wordt geanticipeerd op
een te verwachten vraag zonder dat die vraag gerealiseerd is.
In een demand chain wordt eerst afgewacht wat de vraag is en aan de hand daarvan
wordt bepaald hoeveel geproduceerd moet worden.
Supply network:
Een supply network representeert volgens Visser en van Goor (2015) het best de
praktijk, waarbij een combinatie plaatsvindt van een supply chain en een demand
chain.
Hoekstra en Romme (1993) geven een andere reden om van een supply network te
spreken. Zij focussen zich niet op de besturing van de keten, maar op de grondvorm.
Zij onderscheiden in hun model betreffende de fysieke goederenstroom in
organisaties de volgende logistieke grondvormen:
o Pijplijn (één ononderbroken proces)
o Keten (wanneer de pijplijn onderbroken wordt door verantwoordelijkheids-
en/of eigendomsoverdracht)
, o Shared resources (wanneer twee verschillende product-marktcombinaties
een gemeenschappelijke capaciteitsbron hebben)
o Convergentie (wanneer stromen samenkomen, dus vanuit verschillende
processen naar één proces convergeren)
o Divergentie (wanneer één stroom divergeert naar verschillende stromen)
o Netwerk (wanneer sprake is van zowel convergentie als divergentie)
Hoekstra en Romme geven dus aan dat de term keten gereserveerd is voor een serie
opeenvolgende gebeurtenissen, zonder dat er sprake is van een ‘shared resource’,
convergentie of divergentie.
Echter, wanneer naar gehele voortbrengingsketens wordt gekeken, zal meestal wel
sprake zijn van een shared resource, convergentie of divergentie en zal volgens
Hoekstra en Romme dus vrijwel altijd van een netwerk in plaats van een keten
worden gesproken.
Dit ligt in lijn van Menztzer e.a. die aangeven dat er beter over een supply network
gesproken kan worden dan over een supply chain, omdat de supply chains van veel
producten met elkaar verbonden zijn.
Neem bijvoorbeeld Wallmart dat feitelijk een shared resource is, waarbij de
onderneming deel uitmaakt van veel supply chains (kleding, food, hardware etc).
Nog een andere reden waarom de term supply network de voorkeur krijgt boven de
term supply chain is dat Lazzarini e.a. (2001) aangeeft dat er ook relaties kunnen zijn
tussen partijen uit verschillende voortbrengingsketen.
Twee fabrikanten uit verschillende branches, die samenwerken om hun transport
naar eenzelfde detaillist te bundelen, maken deel uit van hetzelfde supply network,
maar hebben elk hun eigen supply chain (horizontale samenwerking).
Paragraaf 1.2
Actoren in de supply chain
1. Oerproducenten en (toe)leveranciers
a. Elke keten begint met een oerproducent.
b. Oerproducenten produceren de raw materials.
c. Kunnen direct aan de consument leveren (kersenstal), maar ook via de handel
en/of intermediaire partijen als de veiling.
d. Vaak leveren oerproducenten aan industriële ondernemingen (B2B situatie).
Hierbij levert hij dus een andere onderneming waarmee hij (toe)leverancier
wordt.
e. Uitgaande van de fabrikanten van eindproducten, fabrikanten die overigens
ook wel eens worden aangeduid als Original Equipment Manufacturers
(OEM’s), onderscheiden we:
i. Tier 1 (first tier) suppliers, die directe leveranciers zijn van de
fabrikanten van eindproducten.
ii. Tier 2 (second tier) suppliers, de leveranciers van de Tier 1 suppliers.
iii. Tier 3 (third tier) suppliers, die op hun beurt de Tier 2 suppliers
beleveren.
iv. Material suppliers, die de materialen leveren.
2. Fabrikanten
, a. De laatste decennia is sprake geweest van een flinke schaalvergroting bij
fabrikanten. Door fusies, overnames en/of andere vormen van samenwerking
tussen ondernemingen zijn er hoe langer hoe minder, maar daarom ook
grotere spelers op de markt.
b. Dit is een direct gevolg geweest van de internationalisering en de daarmee
verbonden, globalisering.
3. Groothandelaren
a. Groothandelaren of grossiers zijn partijen die, meestal grootschalig,
producten van de producenten afnemen en deze vervolgens doorverkopen.
b. Groothandelaren zorgen in het in-en verkooptraject voor toegevoegde
waarde door een uitgekiende assortimentssamenstelling en door het
overbruggen van zogenoemde hoeveelheidsverschillen tussen fabrikant en
detaillist.
c. Zij verzamelen producten vaak in grote hoeveelheden en verdelen
(distribueren) deze dan in kleinere hoeveelheden over hun klanten.
d. Groothandelaren kennen ook de functie tijdsverschillen (door het opslaan van
producten) en plaatsverschillen uitvoeren.
e. Ook de functie hoedanigheidsverschillen mag niet ontbreken, waar vaak de
term value-added logistics wordt gebruikt (VAL). Hierbij wordt een
productiebewerking uitgesteld tot het fysieke distributietraject. Door de
toegenomen concurrentie is deze functie belangrijk geworden.
4. Detaillisten
a. Detaillisten, retailers of kleinhandelaren zijn distribuanten, die producten,
meestal in klein verpakkingen, aan de consumenten leveren.
b. De detaillist is de één na laatste schakel in de supply chain. De laatste schakel
is de consument zelf.
5. Logistiek dienstverleners
a. Levert logistieke diensten aan producten, groothandelaren, retailers of
andere logistiek dienstverleners.
b. Is een zogenoemde transporteur, maar biedt vaak ook andere diensten aan
zoals opslag, ook value-added activiteiten als in-, om- en verpakken,
etiketteren, en displays samenstellen.
c. Veel beheersfuncties.
d. Worden ook wel aangeduid als third party logistic providers (3pl’s) omdat ze
als derden ingehuurd worden door verladers (organisaties die opdracht geven
tot het vervoeren van door hen gefabriceerde of verhandelde producten.
e. Ook kennen we fourth party logistic providers. Deze hebben zelf de regie in
handen.
6. (Lucht)havenbedrijven