Schuld en recht samenvatting
Voorbeelden van schulden:
koop op afbetaling -> goed nemen, later betalen
lening
boete
onterechte verstrekking -> geld organisatie waar je geen recht op had
schuld = als je nog geld moet betalen.
achterstallige betaling= betalingsverplichting niet op tijd nakomen.
Dus je kan een schuld hebben, die geen achterstallige betaling is.
In 2014 had bijna 1/5de van de Nederlandse huishoudens een achterstallige betaling (17,9%) -> 1,3
miljoen huishoudens. Sinds 2009 is het percentage verdubbeld.
Nibud= Nationaal instituut voor budgetvoorlichting.
Reden achterstand:
1. te hoge vaste lasten (in 2012 15%, in 2015 27%)
2. inkomen daling (in 2012 25%, in 2015 26%)
3. te hoge zorgkosten (in 2012 10%, in 2015 22%)
4. nonchalance; geld was er wel (in 2012 34%, in 2015 21%)
5. terugbetalen toeslagen (in 2012 21%, in 2015 19%)
Het risico bij achterstallige betalingen is het krijgen van incassokosten. Bij meerdere achterstallige
betalingen is er sprake van een risicovolle schuldsituatie (huishouden kan schulden zonder hulp
oplossen, maar is wel lastig). Het vraagt meestal om te bezuinigen op uitgaven, afspraken te maken
met schuldeisers, indien mogelijk extra werken en soms lening sluiten om de achterstallige
betalingen te kunnen betalen. Er is sprake van een risicovolle schuldsituatie als er voldaan wordt aan
1 van de risico-indicatoren:
meer dan 3 soorten achterstallige rekeningen wegens financiële redenen.
een of meer achterstallige rekeningen wegens financiële redenen in categorieën hypotheek,
huur, elektriciteit, gas of water, ziektekostenverzekering, bij afbetaling van leningen en
afbetalingsregelingen.
de totale omvang van de achterstallige rekeningen bedraagt meer dan 500 euro.
leden van het huishouden staan minstens 1 keer per maand of meestal rood voor meer dan
500 euro.
er is een creditcardschuld van meer dan 500 euro.
Financiële redenen= iemand heeft het geld niet.
Onbetaalde rekeningen= iemand kwam niet toe aan administratie of vergat de rekeningen mee te
tellen.
Budget coaching en -advies kan de mensen helpen, die schulden zelfstandig op kan lossen maar niet
weten hoe ze dat moeten doen, om een escalatie te voorkomen. Huishoudens kunnen onder meer
terecht bij wijkteams, instellingen voor schuldhulpverlening (ondersteuning om schulden op te
lossen) en vrijwilligers.
Problematische schuldsituatie= als huishouden zo diep in de schulden zit, dat het niet zelfstandig op
te lossen is. Er is sprake van als het bedrag dat je moet afbetalen per maand hoger is dan het bedrag
,dat je zou overhouden als je door een gemeente of schuldhulpverlenende organisatie geholpen zou
worden met schuldregeling.
Schuldregeling= betalingsafspraak met je schuldeisers die 3 jaar duurt, je betaalt dan in 3 jaar zoveel
mogelijk terug en daarna krijg je kwijtschelding over het overige bedrag. In 3 jaar tijd moet je
rondkomen van bedrag dat gelijk is aan 90% van de bijstandsnorm (absolute minimale bedrag om te
leven). Voor alleenstaande is dat 875 euro en voor een stel zonder kinderen is dat circa 1250 euro.
Ook sprake van een problematische schuldsituatie als iemand schulden heeft die tot grote
problemen kunnen leiden; dreigende uithuiszetting en afsluiting van energie of water.
Bij zowel risicovolle schuldsituatie als bij problematische schuldsituatie komt een huishouden in
aanmerking voor schuldhulpverlening, alleen bij problematische schuldsituatie komt het huishouden
in aanmerking voor een schuldregeling met kwijtschelding (anders volledige schulden betalen). De
gemiddelde schuld van huishoudens die zich in 2015 hebben gemeld bij de gemeentelijke
schuldhulpverlening was 42.900 euro.
Onderzoekers houden een onzekerheidsmarge aan bij het bepalen van risicovolle en problematische
schulden, dit is een interval waarvan met 95% zekerheid gesteld kan worden dat het werkelijke
aantal erbinnen ligt. Percentage van risicovolle schulden ligt tussen 8,1 en 11,3%
(onzekerheidsmarge). De groep met risicovolle schulden is groter dan de groep met problematische
schulden. Er zijn meer mensen met problematische schulden die niet bekend zijn bij de
schuldhulpverlening dan huishoudens die wel bekend zijn bij de schuldhulpverlening. Gemeenten zijn
de grootste schuldhulpverlening aanbieders.
Geen risico groep = 81,2 tot 82,6% (6.165.000 tot 6.269.000 huishoudens).
Onzichtbare risicovolle schulden = 8,1% tot 11,3% (614.000 tot 858.000 huishoudens).
Onzichtbare problematische schulden = 4,6 tot 7,5% (351.000 tot 571.000 huishoudens).
Zichtbare problematische schulden = 2,5% (193.000 huishoudens).
Schuldenproblematiek is behoorlijk toegenomen, in de periode van 2009-2015 is het toegenomen
van 893.000 naar 1.377.000 (54% stijging). In de periode tussen 2009 en 2012 nam het aantal
huishoudens met risicovolle of problematische schulden toe met 35%, terwijl de groei in de periode
2012-2015 nog maar 14% bedroeg. In 2012 was 38% van alle huishoudens met problematische
schulden bekend bij schuldhulpverlening, in 2015 is dit afgenomen naar 29%, kortom het percentage
huishoudens met problematische schulden is in de periode van 2012-2015 met 42% gegroeid maar
de huishoudens met contact met schuldhulpverlening nam af van 38 naar 29%.
De toename van de ene groep en afname van de andere groep is onder meer te verklaren uit de
ontwikkeling van schuldenpakketten (verzameling van schulden die iemand heeft en eiser in
omschrijving).
Meer dan 3 soorten achterstallige rekeningen in 2012 3,1 en in 2015 4,6 (+48%)
achterstallige rekeningen in risicovolle categorieën in 2012 6,7 en in 2015 9,3 (+39%)
achterstallige rekeningen voor meer dan 500 euro in 2012 1,5 en in 2015 2,3 (+53%)
minstens 5 keer per jaar rood staan voor minimaal 500 euro in 2012 10,4 en in 2015 9,8 (-6%)
creditcardschuld voor meer dan 500 euro in 2012 en 2015 1,4 (gelijk%)
Risicogebieden: zuiden van Limburg, kop van Flevoland en Groningen. In internationaal perspectief
hebben Nederlandse huishoudens veel schulden. Alleen in Denemarken hebben huishoudens
gemiddeld een hogere schuld in verhouding tot beschikbare inkomen. Volgorde hoogste
huishoudelijke schuld als % van netto beschikbare inkomen: Denemarken -> NL-> Noorwegen ->
Ierland -> Canada -> VK -> Portugal -> Spanje -> VS -> Frankrijk.
NL door gemiddeld veel hogere hypotheekschulden dan huishoudens uit andere landen.
,Bij 1/3de van de huizen is de hypotheekschuld hoger dan waarde van woning. Bij gedwongen
verkoop heeft huishouden al snel een restschuld van 60.000 tot 70.000 euro.
Ernstige financiële achterstanden= schuldenaar heeft meerder betalingen bij een schuldeiser gemist
en kan het voorkomen dat hij wordt afgesloten van energie, uitgezet of dat er sprake is van beslag op
zijn inkomen.
Lichte financiële achterstanden= sprake enkele achterstanden, schuldenaar is in gebreke gebleven,
maar er zijn nog geen aanwijzingen dat hij uiteindelijk niet gaat betalen.
Als huishoudens zonder achterstanden worden vergeleken met huishoudens met achterstanden zijn
er verschillen te zien op de volgende kenmerken: hebben van kinderen, leeftijd, woonsituatie,
inkomensterugval en inkomen. Verbanden zijn als volgt:
kinderen -> grotere kans op huishouden met lichte schuldsituatie
leeftijd -> parabolisch effect (kans lichte achterstand neemt toe tot leeftijd 48 jaar daarna
afnemen)
huurders -> grotere kans op lichte achterstand
inkomensterugval -> lichte financiële achterstanden
toename inkomen -> kans op lichte achterstand huishouden neemt af
Huishoudens met lichte achterstand vergelijken met huishoudens met ernstige achterstanden,
verschillen op volgende kenmerken: geslacht, het hebben van kinderen, opleidingsniveau, leeftijd,
woonsituatie, geloof, inkomensterugval en inkomen. De volgende groepen hebben een grotere kans
dat zij een ernstige schuldsituatie hebben:
mannen ten opzichte van vrouwen
respondenten met kinderen ten opzichte van respondenten zonder kinderen
respondenten met een lage of midden opleiding ten opzichte van respondenten met een
hoge opleiding
bij leeftijd is sprake van parabolisch effect: kans op ernstige achterstanden neemt toe tot
leeftijd van 32 jaar om vervolgens weer af te nemen
huurders ten opzichte van huiseigenaren
respondenten met een geloof ten opzichte van respondenten zonder geloof
respondenten die een inkomensterugval hebben meegemaakt
huishoudens met lager inkomen ten opzichte van huishoudens met een hoger inkomen
soorten schulden en verbanden:
1. overlevingsschulden; langdurig rondkomen met een (te) laag inkomen
Spelen met name bij lage en middeninkomens, door te weinig reserves kunnen onvoorziene
uitgaven/ rekeningen niet betaald worden. Achterstanden op huur, energie en zorg zijn
typische overlevingsschulden. Huishoudens gaan zorgvuldig met het geld om, maar het
inkomen is te laag om normaal rond te kunnen komen. In de periode 2012-2015 nam
percentage huishoudens dat hoge vaste lasten en zorgkosten noemde als belangrijkste reden
voor betalingsachterstanden toe van 25 naar 49%. Woonlasten gingen voor vele omhoog,
stijging zorgkosten en kregen te maken met gevolgen van bezuinigingen (vergoeding
voorziening zoals dyslexieondersteuning). Afgelopen jaren werden woningcorporaties
verplicht om de huren inkomensafhankelijk te maken. Er zijn ook eisen gesteld aan maximale
inkomens die mensen mogen hebben om bij een corporatie een huis te huren; voor koppels
39.874 euro bruto per jaar (1500 euro netto p/m). Deze inkomenseis heeft voor veel
huishoudens met een inkomen daar net wat boven als consequentie dat ze in vrije sector
moeten huren of moeten kopen. Zorgverzekeringen werden door 3 ontwikkelingen flink
, duurder: eigen risico is flink gestegen, basispremie steeg van 1147 euro naar 1228 euro per
jaar en allerlei zorg vanuit de basisverzekering is verschoven naar aanvullende verzekering.
2. compensatieschulden; sprake weinig geld, maar schulden zijn te vermijden. Wordt
ontwikkeld door een stressvolle situatie waar ze in zitten willen compenseren, bijv.: laptop of
ander luxegoed op afbetaling, roodstand om aankopen mee te financieren of een
creditcardsaldo. Ze kunnen de vaste lasten in principe wel betalen maar door het daarnaast
aanschaffen van goederen die niet binnen hun budget passen, komen ze in de problemen.
Als er dan betalingen via incassoprocedures wordt afgedwongen ontstaan er daardoor vaak
ook schulden in vaste lasten. Wordt ook wel zorgeloos koopgedrag, overvloedige consumptie
of compenserende consumptie genoemd.
3. aanpassingsschulden; kunnen ontstaan als mensen plotseling minder inkomen krijgen of als
de vaste lasten flink stijgen, ze moeten hun uitgaven dan aanpassen aan de nieuwe situatie
en dat lukt vaak niet van de ene op andere dag. In periode 2011-2014 nam werkloosheid toe
van 430.000 naar 699.000 werklozen (+63%), in 2016 afgenomen naar 574.000 mensen.
4. overbestedingsschulden; ontstaan als mensen consequent teveel uitgeven, ze weten hoeveel
er beschikbaar is maar bijna elke maand geven ze meer geld uit dan ze hebben. Vaak
roodstaan of creditcard om extra geld te organiseren. Bron kan liggen in bijvoorbeeld
verslaving, onvermogen om administratie goed bij te houden, niet om kunnen gaan met druk
van omgeving of overkreditering.
5. bureaucratische schulden; ze ontstaan als gevolg van het bureaucratisch onvermogen van
een huishouden om zaken met de overheid goed te regelen. Voorbeelden: onvoldoende
lezen/ schrijven, onvoldoende computervaardig of niet begrijpen dat regels van de overheid
hard worden toegepast. DUO hanteert dat je de OV jaarkaart stop moet zetten vóór of op de
5de werkdag van de eerste maand waarin je er geen recht meer op hebt, je mag vanaf de
eerste dag die maand la niet meer met het OV reizen.
Voor de meeste schuldenaren geldt dat hun schuldenpakket kenmerken vertoont van meerdere
typen schulden, combinatie van schulden.
Type schuld zegt ook iets over de oorzaak: bijv. aanpassingsschuld= life event; scheiding, ontslag,
ziekte etc. life event is echter niet de oorzaak, maar vaak wel een trigger voor schulden. De kans is
groter op schulden als men hun administratie niet voldoende bijhouden, als men niet weet waar
belangrijke papieren liggen en als mensen minder vooruitplannen. Maar ook men die op prijs let en
prijzen vergelijkt en klanten die voorwaarden van hun financiële producten controleren. Er is een
samenhang tussen bepaalde gedragingen en psychologische kenmerken van mensen; bijv. lage
zelfcontrole (vermogen van mensen om gedrag te sturen). Naast zelfcontrole zijn er ook andere
variabelen van invloed op kans dat een cliënt in financiële problemen komt:
tijdoriëntatie; aandacht is gericht op korte termijn
self-efficacy; vertrouwen in het kunnen uitvoeren van bepaalde taak
positieve houding t.a.v. geld lenen
minder kennis over financiën
geringere sociale steun
schulden zijn zelden een opzichzelfstaand probleem, vaak zijn er ook andere problemen. Mensen
met schulden maken langer gebruik van uitkering dan mensen zonder schulden.
WGA- uitkering= ziek maar gedeeltelijk is het mogelijk om te werken
WW-uitkering= verliezen van baan
Bijstand= na WW-uitkering