Samenvatting familierecht een introductie
Hoofdstuk 1 – Inleiding
Het personenrecht regelt de rechtspositie van een natuurlijke persoon: het begin en einde van een
persoon, zijn naam, zijn woonplaats, de handelingsbekwaamheid en de bescherming van
meerderjarigen maken hiervan deel uit + de regels over vermissing en afwezigheid.
Het familierecht heeft betrekking op de rechtsverhoudingen tussen natuurlijke personen op het terrein
van families en relaties. Het regelt verticale relaties die ontstaan door afstamming van de ene persoon
van de andere, zoals afstamming van en ouderlijk gezag en horizontale relaties die ontstaan door
affectieve relaties tussen volwassenen zoals huwelijk of GP.
De rechtsregels die betrekking hebben op de relatie tussen twee mensen die ongehuwd samenleven
behoort tot het familierecht, omdat het de affectieve relatie tussen natuurlijke personen regelt maar het
staat niet in BW 1.
Bronnen personen en familierecht: boek 1 BW is de kernbron. Daarnaast bestaan bijzondere wetten
voor specifieke onderwerpen, waaronder de Jeugdwet, de Wet donorgegevens kunstmatige
bevruchting, de Embryowet, de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding en de Wet tijdelijk
huisverbod. In dit boek wordt ook aandacht besteed aan internationale conventies zoals het Europees
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het
VN Kinderrechtenverdrag (IVRK) en de rechtspraak van de internationale hoven – het Europees Hof
voor de rechten van de mens (EHRM) en het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) behoren tot
belangrijke bronnen van het personen en familierechten.
Personen en familierecht: dwingend recht, omdat het merendeel van de familierechtelijke
verhoudingen niet ter vrije bepaling van partijen staat. Contracteren is zeer beperkt mogelijk en heeft
met name betrekking op de vermogensrechtelijke aspecten van relaties. (art. 3:15, 3:59, 3:78, 3:326
en 6:216 BW).
Het personen en familierecht heeft zijn basis in het privaatrecht maar kent ook publiekrechtelijke
elementen. De jeugdzorg en de Wet tijdelijk huisverbod zijn publiekrechtelijk. Gezondheidsrecht en het
familierecht staan in verband met elkaar.
Hoofdstuk 4 – Personenrecht
Personenrecht gaat om het ontstaan van de persoonlijkheid en andere algemene bepalingen, het
naamrecht, de woonplaats van een persoon (titels 1 t/m 3). In titels 4 en 18 staan geregelde akten van
Burgerlijke Stand en afwezigheid en vermissing hoort bij personenrecht.
Rechten van ongeboren kind
Ieder persoon is drager van rechten en plichten. Dit geldt in beginsel wanneer een persoon levend ter
wereld is gekomen. Art. 1:2 BW maakt het wél mogelijk dat een kind voor de geboorte als
rechtssubject wordt beschouwd. Zo kan een kind mede-erfgenaam worden tijdens de zwangerschap
als een familielid overlijdt. Erkenning voor de geboorte is mogelijk maar tussen foetus en erkenner
ontstaat pas een familierechtelijke betrekking als het kind leven ter wereld komt. In art. 1:247 lid 1 en 2
BW staat dat je je kind moet verzorgen en daarbij verantwoordelijkheid hebt voor het welzijn en de
veiligheid van het kind maar er staat daar niks over een zwangere verslaafde vrouw. Die juridische
basis ontbreekt. Het IVRK kent rechten toe aan kinderen die geboren zijn en bevat alleen in de
preambule een verwijzing naar ongeboren kinderen.
Art. 1:3 BW: verwantschap
,Bloedverwantschap: personen die juridisch van elkaar afstammen of tussen personen die een
gezamenlijke stamvader hebben. Een biologische band is niet vereist dat staat in 1:3 BW. ‘’waar een
erkenning, een gerechtelijke vaststelling en een adoptie gelijk worden gesteld aan een geboorte.
Aanverwantschap: ontstaat door huwelijk of GP. Tussen de ene echtgenoot of partner en de
bloedverwanten van de ander is sprake van aanverwantschap. Aanverwantschap eindigt niet door het
eindigen van het huwelijk of GP (art. 1:3 lid 3 BW). Verwantschap wordt uitgedrukt in graden en loopt
in rechte lijn of in de zijlijn. Een kleinkind en een opa zijn tweedegraads bloedverwant van elkaar in de
rechte lijn.
Tante: bloedverwantschap zijlijn derde graad
Bloedverwantschap wordt verkregen doordat twee personen een gemeenschappelijke voorouder hebben. Twee
broers zijn bloedverwanten, maar dat geldt ook voor neven en nichten. Er is sprake van twee verschillende
bloedverwantschappen, namelijk van bloedverwantschap in rechte lijn en van zijlijn. Bij bloedverwantschap in
rechte lijn is de ene bloedverwant een afstammeling van de ander, bijvoorbeeld ouder en dochter. Bij
bloedverwantschap in de zijlijn is er sprake van een gemeenschappelijke voorouder, bijvoorbeeld broer en zus.
Bloedverwantschap ontstaat niet alleen door geboorte, maar kan ook ontstaan door adoptie en erkenning.
Aanverwantschap ontstaat door het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Na het huwelijk zijn
de ouders van de echtgenoot of echtgenote aanverwanten geworden. Aanverwanten van elkaar zijn dus de
schoonzoon en de schoonmoeder en schoonzus en zwager. Door het verbreken van het huwelijk of het
geregistreerde partnerschap wordt de aanverwantschap niet verbroken. Deze blijft altijd bestaan. Er bestaat geen
verwantschap tussen echtgenoten.
Bloedverwantschap is belangrijk voor bijv. de hoogte van de erfbelasting of voor een huwelijksbeletsel.
Maar ook bij procedures bij bescherming van meerderjarigen is het van belang. Verwantschap is
belangrijk voor alimentatieverplichting.
Naamrecht titel 2 boek 1 BW
Art. 1:4 t/m 1:7 BW regelen het verkrijgen en wijzigingen van voor en achternaam, de artikelen 8 en 9
betreffen het onder omstandigheden onrechtmatig voeren van de achternaam van een ander.
De bij het eerste kind te maken keuze geldt voor alle kinderen.
De keuzevrijheid voor ouders om hun kind een voornaam te geven kent 2 beperkingen:
1= de ambtenaar van de burgerlijke stand zal geen voornamen inschrijven die ongepast zijn
2= de ambtenaar van de burgerlijke stand zal geen voornamen inschrijven die overeenkomen met een
bestaande achternaam
Als bij de aangifte geen voornaam wordt gegeven of als de naam ongepast is geeft de ambtenaar van
de Burgerlijke Stand het kind een of meer voornamen. Als de ouders onbekend zijn geeft de
ambtenaar een voorlopige voor en achternaam. Als bij adoptie de voornaam niet bekend is geeft de
rechter de voornaam. Wel gaat hij eerst de adoptie ouders horen en het kind als die 12+ is.
Verkrijgen achternaam art. 1:5 BW
Als het kind een juridische ouder heeft, krijg hij de achternaam van die ouder. Dat is dus de
achternaam van de moeder of bijv. de adoptievader. Indien een kind door erkenning (ook van
ongeboren kind) of door gerechtelijke vaststelling van het ouderschap een tweede juridische ouder
verkrijgt hebben de ouders samen het recht van naamskeuze. Is bij de erkenning een eerste
naamskeuze gemaakt dan kunnen de ouders samen ter gelegenheid van de voltrekking van hun
huwelijk of GP later alsnog een keuze maken om de achternaam te veranderen.
,Bij partner adoptie (homos lesbies) van een kind kunnen ouders ervoor kiezen om de achternaam te
wijzigen. Ook kunnen ze achternaam die het kind al had laten staan.
Bij reguliere adoptie krijgt het kind krijgt de achternaam van de vader tenzij ze gezamenlijk kiezen voor
de achternaam van moeder.
Als een kind 16 jaar of ouder is op het moment van het ontstaan van de familierechtelijke betrekking
met beide ouders, is de naamskeuze aan het kind gelaten. Hij mag zelf kiezen welke achternaam hij
wilt van zijn ouders. Als een van de ouders is overleden kan de ander ouder de verklaring afleggen.
Dit kan als de naamskeuze nog niet is gedaan. Dit kan betekenen dat het kind de achternaam krijgt
van de vriend van de moeder die het kind voor de geboorte had erkend, maar voortijdig overleed. (art.
1:5 lid 9 BW)
In deze artikel staat ook dat wanneer een ouder wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder
curatele is gesteld of wanneer ten behoeve van hem een mentorschap is ingesteld, de andere ouder
alleen bevoegd is de naamskeuze te doen.
Wijzigen achternaam
De rechter kan op grond van artikelen 1:253t lid 5 of 1:282 lid 7 BW de achternaam van een kind
wijzigen. Het kind van 12 jaar of ouders heeft het vetorecht.
In artikel 1:7 BW staat ook een mogelijkheid om je achternaam te wijzigen. ‘’Het besluit
geslachtsnaamwijziging.’’ In deze gevallen kan je een letter schrappen of toevoegen:
- De wijziging geschiedt door de Koning
- In geval van kennelijke onwelvoeglijke of bespottelijke namen, veelvoorkomende namen, niet-
Nederlandse namen, onjuist gespelde namen of Friese namen
De geslachtsnaam van een minderjarige kan op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger of een
pleegouder worden gewijzigd. In alle gevallen moet zij het kind wel 3 jaar hebben opgevoegd en
verzorgd. Ook hier heeft de 12 jarige of oudere kind het vetorecht.
Voeren van de naam van een ander
Recht om naam te voeren = eigendomsrecht en persoonlijkheidsrecht. Het maken van een inbreuk
daarop kan onrechtmatig zijn. Het voeren van een andere dan de eigen geslachtnaam is geoorloofd
maar het is onrechtmatig als men door de naam van een ander te voeren, de schijn wekt die ander te
zijn of tot de familie van die ander te behoren. (art. 1:8 BW). Als je getrouwd bent of een GP hebt ben
je bevoegd de naam van de echtgenoot of partner te gebruiken, al dan niet in combinatie met de eigen
achternaam. Dit mag je ook nog na scheiding of eindiging GP maar niet als die ander is getrouwd of
een nieuwe GP heeft. Als er na scheiding of eindiging GP geen kinderen in het spel zijn kan de rechter
deze bevoegdheid van je afnemen op gegronde redenen.
Woonplaats
In veel gevallen is de woonplaats de plaats waar hij is ingeschreven in de persoonsregistratie of waar
hij in de regel verblijft. De woonplaats is van belang in de formele en materiele privaatrecht. De
Nederlandse rechter heeft rechtsmacht op grond van de artikelen 2 en 3 Rv indien de gedaagde of
verzoeker (belanghebbende) in NL zijn woonplaats heeft. Op grond van artikel 262 Rv is de rechter
van de woonplaats gedaagde of verzoeker (belanghebbende) bevoegd van het geding kennis te
nemen. De woonplaats is ook relevant voor de plaats van de nakoming van bepaalde verbintenissen
(art. 6:41 BW en art. 6:116-118 BW). Ook is het belangrijk voor de deurwaarder en wanneer je wilt
trouwen moet dit ook bij de ambtenaar bij een van de partijen bij de woonplaats. Verder is de
woonplaats belangrijk voor het afhandelen van een nalatenschap in het erfrecht. In art. 1:13 BW staat
dat het sterfhuis van een overledene daar is waar hij zijn laatste woonplaats heeft gehad. Bij het
begrip woonplaats kan je de werkelijke woonplaats en de gekozen woonplaats onderscheiden.
, Werkelijke woonplaats
Art. 1:10 lid 1 BW ‘te zijner woonstede’. Dus het is de vaste woonadres. Het is niet noodzakelijk dat de
persoon altijd daar verblijft. De werkelijke woonplaats heeft betrekking op de algemene uitoefening
van burgerlijke rechten en de nakoming van burgerlijke verplichtingen. Dit kan de zelfstandige
(onafhankelijke) woonplaats zijn maar ook de afgeleide (afhankelijke) woonplaats. Als er geen vaste
woonplaats kan worden aangewezen is de woonplaats van een natuurlijke persoon de plek waar hij
verblijft. Het duurzaamheidscriterium wordt dan losgelaten. Opname in een inrichting of een lange
gevangenisstraf zorgt er niet voor dat je je woonplaats verliest.
Gekozen woonplaats
Deze woonplaats heeft betrekking op bijzondere rechtshandelingen en rechtsbeschikkingen. De wet
biedt in art. 1:15 BW de mogelijkheid om voor de uitoefening van bepaalde burgerlijke rechten en het
nakomen van bepaalde burgerlijke verplichtingen een andere woonplaats te kiezen dan de werkelijke
woonplaats. De gekozen woonplaats kan je onderverdelen in de noodzakelijk gekozen woonplaats en
de vrijwillig gekozen woonplaats.
Burgerlijke stand
Art. 1:16 tot 1:29f BW zijn van belang. In iedere gemeentes worden registers van geboortes,
huwelijken, GP en overlijden bijgehouden (art. 1:17 BW). Voor andere info over de staat van een
persoon bestaat geen afzonderlijke registers; wel kunnen erkenningen, naamswijzigingen etc. worden
vermeld op de geboorteakte van het kind (art. 1:20 en 1:20a BW). De registers vormen een
registratiesysteem over de persoon en zijn daarom ook een publiek belang. De openbaarheid van de
akten staan in art. 1:23-23c BW. Iedereen kan ambtenaar verzoeken om een uittreksel van een akte
die in de vier registers is opgenomen. Hier staat niks over in de afstamming van de persoon. In de
afschrift staat deze info wel. Door privacy redenen (art. 1:23b lid 2 BW) mogen alleen mensen die
aantonen een gerechtvaardigd belang hebben een afschrift krijgen van akten/info.
Info die naar organisaties worden gegeven zoals de belastingdienst, de sociale verzekeringsbank of
het CBS komen niet van de burgerlijke stand maar van de basisregistratie personen (een digitaal
geautomatiseerde registratie).
Ambtenaar van de Burgerlijke Stand
Taken: opnemen van akten van Burgerlijke Stand en latere vermeldingen in de registers en de
registers in stand houden (art. 1:16a BW).
Ambtenaar is zelfstandig en door deze onafhankelijkheid is hij in staat op correcte wijze de wet uit te
voeren (art. 1:16 lid 4 en 5 BW).
Hij is bevoegd om de overlegde bescheiden te verifiëren en kan weigeren de akte op te maken als hij
de gegevens onvoldoende vindt.
In art. 1:18 lid 2 en 18b BW staat de bevoegdheid die hij heeft om schijnhandelingen tegen te gaan.
Het kan gaan om aangiftes van geboorte van een niet-bestaand kind, maar vooral om
schijnerkenningen of schijnhuwelijken, met de doel om iemand in NL te laten blijven.
Registers en akten
Een geboorteakte wordt gemaakt door de ambtenaar van BS van de gemeente waar het kind is
geboren.
Aangifte wordt gedaan door: juridische vader en moeder van wie het kind niet is geboren. Moeder van
wie het kind is geboren is wel bevoegd, vader is verplicht. Want moeder is aan het bijkomen van de
bevalling. Artikel 1:19E BW. Alleen als zij getrouwd zijn of als hij het kind voor de geboorte heeft