2.1 – uitwerking van de leerdoelen
De student kan verwoorden op welke twee samenhangende vragen de sociologie antwoord probeert
te geven:
Sociologie wordt ook wel omschreven als de wetenschap van de maatschappij, wetenschap van het menselijk
samenleven of wetenschap van het sociale. Mensen leven met elkaar samen en worden dus ook door elkaar
beïnvloed. In de sociologie betekent het begrip sociaal ‘alles wat met het samenleven van mensen te maken
heeft’. De sociologie probeert antwoord te geven op twee samenhangende vragen:
1. Welke invloed hebben we op elkaar. (Hoe worden mensen in hun gedrag beïnvloed door het feit dat zij deel
uitmaken van allerlei samenlevingsverbanden oftewel groeperingen?) Die groeperingen kunnen variëren van
het gezin tot de samenleving als geheel. Een gangbare indeling is de volgende:
● Microniveau. Hier gaat het om de kleine samenlevingsverbanden waarvan mensen deel uitmaken,
oftewel de direct sociale omgeving van een individu. Voorbeelden zijn: het gezin, een vriendengroep
of een team van collega’s.
● Mesoniveau. Hier betreft het grotere organisatorische verbanden waarvan mensen deel uitmaken,
oftewel de wijdere sociale omgeving. Voorbeelden zijn: een school, een kerkgenootschap, een wijk.
● Macroniveau. Dit heeft betrekking op de maatschappij als een geheel.
2. Hoe de omgeving waarin we wonen ons beïnvloed. Hoe zit de samenleving in elkaar? Hoe zitten onderdelen
van de maatschappij, zoals de gezondheidszorg in elkaar? Bij het beantwoorden van deze vraag komen sub-
vragen aan de orde, zoals: ‘Hoe zijn de machtsverhoudingen?’ ‘Welke waarden en normen worden belangrijk
gevonden?’ ‘Welke problemen vloeien voort uit het samenleven van mensen (maatschappelijke problemen)?’
Bijvoorbeeld alcoholverslaving is niet alleen een individueel probleem maar ook een maatschappelijk
probleem.
De student kan de wetenschappelijke benadering van de sociologie beschrijven en benoemen wat de
relevantie van de sociologie is voor verpleegkundigen:
Het is belangrijk dat een verpleegkundige (ziekte-/gezondheids-)gedrag/gezondheidsvraagstukken (mantelzorg/
zorgconsumptie/ etikettering/ ect.) kan begrijpen vanuit sociale context. Verder kan de verpleegkundige met deze
kennis eigen opvattingen en gedrag herleiden. Tot slot geeft deze kennis inzicht in de rol en positie van een
verpleegkundige.
Verpleegkundigen hebben doorlopend met andere mensen te maken, niet alleen met patiënten, maar ook met
collega’s. goede zorg begint bij kennis van menselijk gedrag en alle factoren die gedrag beïnvloeden.
Verpleegkundigen krijgen te maken met mensen die vreemd of ongezond gedrag vertonen. Het is belangrijk dat
gedrag niet bij voorbaat te veroordelen. Ook goede samenwerking vereist kennis van menselijk gedrag. sociologie
kan verpleegkundigen helpen meer zicht te krijgen op:
Het eigen gedrag en dat van anderen
→ Bijvoorbeeld: patiënten, collega’s en vertegenwoordigers van andere disciplines.
Maatschappelijke factoren met betrekking tot zorg, ziekte en gezondheid
→ Bijvoorbeeld: factoren die van invloed zijn op het functioneren van mantelzorg
→ Bijvoorbeeld: het verband tussen gezondheid en sociale klasse
De inrichting en ontwikkeling van de gezondheidszorg en de rol en positie van verpleegkundigen daarin
De positie van verpleegkundigen in allerlei groeperingen op micro-, meso- en macroniveau
De student kan de volgende begrippen sociologisch duiden: interactie, identiteit, collectieve definitie
van de situatie, en referentiekader:
Interactie: het gedrag van mensen ten opzichte van elkaar in onderlinge wisselwerking. Het gedrag dat leidt tot
een reactie van de ander.
Identiteit: de wijze waarop iemand zichzelf ziet (zelfbeeld), komt tot stand via allerlei interactieprocessen.
Subjectieve definitie van de situatie: de reactie is gebaseerd op een interpretatie.
Collectieve definitie van de situatie: we hebben al geleerd hoe wij deze situatie moeten definiëren.
Referentiekader: ‘het geheel van waarden, normen, overtuigingen en vanzelfsprekendheden op grond waarvan
de leden van een groepering oordelen en handelen’. Referentiekader wordt ook wel beschermen als de sociale
bril waardoor iemand de werkelijkheid bekijkt.
1
,De student kan de gevolgen beschrijven van etiketterings- en stigmatiseringsprocessen:
Als we in het dagelijks leven iemand voor het eerst ontmoeten, gaan we af op eerste indrukken. We proberen te
bepalen wie de ander is. Daardoor hebben we de neiging anderen in te delen in categorieën en eigenschappen
toe te kennen aan die categorieën. Iemand die behoort tot die categorie, kennen we de eigenschappen toe die bij
die categorie horen. We plakken dus een etiket op iemand. Dat etiket kan variëren van positief tot negatief en
alle gradaties die daartussen liggen.
De eigenschappen die iemand heeft zijn in feite niet bepalend voor het etiketteringsproces. Bepalend is de reactie
van de omgeving. Iemand is niet afwijkend, maar wordt door anderen afwijkend genoemd. Ook bij het bepalen
van afwijkend gedrag gebruiken we min of meer vaste categorieën: iemand die steelt is een diep, iemand die zich
seksueel aangetrokken voelt tot kinderen is een pedofiel, iemand die iets vernielt in een vandaal, ect. Volgens
Scheff lopen mensen die naar ons gevoel bepaalde regels overtreden, maar die wij niet kunnen indelen in een
bepaalde categorie, het risico geëtiketteerd te worden als een psychiatrische patiënt.
Bepaalde eigenschappen krijgen een heel negatieve lading. Die eigenschappen worden stigma’s genoemd. Een
stigma is een brandmerk, een zeer negatief etiket. Goffman onderscheidt drie soorten stigma’s:
1. Lichamelijke gebreken en afwijkingen: huidaandoeningen, amputaties
2. Als ongewenst beschouwde karaktertrekken: psychiatrische stoornissen, verslavingen
3. Collectieve stigmata: het behoren tot een bepaald ras (een bepaald volk of een bepaalde religie)
Een stigma heeft voor de betrokkene zeer verstrekkende gevolgen. Anderen mijden contact, de gestigmatiseerde
kan in een maatschappelijk isolement terechtkomen. De gevolgen kunnen nog ingrijpender zijn. groepen mensen
kunnen volledig worden uitgesloten of zelfs worden vermoord.
Het opmerkelijke van etikettering en stigmatisering is dat één bepaald kenmerk van iemand worden uitgelicht en
een enorme betekenis krijgt. Alle andere kenmerken en eigenschappen worden erdoor overschaduwd en lijken
bijna niet meer te bestaan. Iemand die opgenomen is geweest in een psychiatrisch centrum, is en blijft ex-
psychiatrisch patiënt. Eén kenmerk van iemand is dominant. Dit kan gaan werken als een selffulfilling prophecy.
Iemand die steeds wordt benaderd als ex-psychiatrisch patiënt, kan uiteindelijk aan die verwachtingen gaan
beantwoorden.
De student kan het fenomeen ‘cultuur’ beschrijven en de hiermee samenhangende begrippen
waarden, normen, afwijkend gedrag en [vraagstukken m.b.t. de] multiculturele samenleving
De Jager et al. (2014) omschrijven cultuur als: ‘een geheel van voorstellingen, opvattingen, waarden en normen
die mensen zich als lid van hun samenleving verworven hebben door middel van leer- en gewenningsprocessen
en die van grote invloed zijn op hun gedrag in ruimere zin’.
Het begrip cultuur duidt op zaken die mensen met elkaar delen, gemeenschappelijk hebben. Allerlei groeperingen
hebben dat gemeenschappelijke vaak ook, met andere woorden: groeperingen hebben ook een bepaalde cultuur.
In veel gevallen is die te omschrijven als een subcultuur, dat wil zeggen: een cultuur die een aantal kenmerken
gemeenschappelijk heeft met de overkoepelende cultuur, maar die ook een aantal eigen elementen heeft.
Het begrip cultuur wordt vaak tegenover het begrip natuur geplaatst. Bij natuur gaat het om datgene wat de
mens bij de geboorte meekrijgt, de aangeboren eigenschappen. Natuur is veel moeilijker veranderbaar dan
cultuur. Iemand die erg introvert is, zal niet snel veranderen in een uitbundig iemand.
Wanneer wij in de beoordeling van anderen onze eigen waarden en normen centraal stellen, spreken we
van etnocentrisme. Er zit een element van veroordeling van anderen in. De cultuur van de ander is toch minder
waard dan de onze. Denk bijvoorbeeld aan een term als ‘derde wereld’.
Waarden zijn abstracte begrippen. Als iemand zegt gezondheid belangrijk te vinden, weet je nog niet wat hij of zij
daar precies onder verstaat. Mensen kunnen aan een en dezelfde waarde heel verschillende gedragsregels
ontlenen. Vaak passen de waarden die mensen hebben bij hun positie en de belangen die daaraan verbonden
zijn. Voor iemand met een uitkering is sociale zekerheid veel belangrijker dan voor een miljonair.
Sociologen zijn vooral geïnteresseerd in collectieve waarden. Welke waarden vinden mensen in een bepaalde
groepering (bv. jongeren) belangrijk? Welke waarden staan centraal in een ziekenhuis (gezondheid, efficiency,
klantgerichtheid enz.)? Welke waarden worden door veel leden van een samenleving gedeeld? Het antwoord op
dit soort vragen zegt iets over de aard van de samenleving.
2
, Het leven plaatst ons regelmatig voor verrassingen, maar zit tegelijkertijd vol vanzelfsprekendheden. In veel
situaties waarin wij terechtkomen, bestaan regels voor wat hoort en wat niet hoort. Dergelijke gedragsregels
heten normen: min of meer bindende en min of meer uitgesproken opvattingen over wat hoort en wat niet hoort.
Hoe blij iemand ook is over de dood van een ander: lachen tijdens een begrafenis hoort niet. Normen zijn te
beschouwen als concretisering van waarden. Als iemand gezondheid belangrijk vindt, blijkt pas uit zijn normen
wat dat betekent. Bijvoorbeeld: iedere dag fruit eten of drie keer per week hardlopen.
In bovenstaande omschrijving wordt gesproken over min of meer bindende en min of meer uitgesproken
gedragsregels. Met ‘min of meer bindend’ wordt bedoeld dat niet alle regels even belangrijk zijn voor het
functioneren van een groep, organisatie of samenleving. Belangrijke regels worden vaak vastgelegd, bv. in een
reglement of in een wet. Daarmee wordt uitgedrukt dat alle leden zich eraan behoren te houden, ze zijn bindend.
Bovendien wordt zo bevorderd dat mensen zo gelijk mogelijk worden behandeld. Zonder wetgeving geldt het
recht van de sterkste. Met ‘min of meer uitgesproken’ wordt bedoeld, dat niet alle gedragsregels even duidelijk
zijn. Sommige gedragsregels zijn zeer impliciet. Er blijkt pas dat er sprake is van een gedragsregel als mensen zich
er niet aan houden.
Normen kunnen ook worden onderscheiden naar hun reikwijdte (voor wie gelden ze?)
Er kan onderscheid worden gemaakt naar universele, speciale en alternatieve normen.
Universele normen gelden voor iedereen in een samenleving
→ bijvoorbeeld verkeersregels, wetgeving
Speciale normen gelden voor leden van bepaalde groeperingen
→ In bepaalde protestantse kringen zijn inenten en het toedienen van een bloedtransfusie
verboden.
Alternatieve normen zijn normen naar keuze.
→ Ouders bepalen zelf naar welke school zij hun kind sturen.
Het bestaan van normen betekent niet automatisch dat mensen zich er ook steeds aan houden. Er is een duidelijk
verschil tussen normen en gedrag. Normen schrijven voor of iets hoort of juist niet hoort. Gedrag verwijst naar
datgene wat mensen feitelijk doen.
Mensen wijken vaak af van allerlei gedragsregels. Sociologen spreken dan van afwijkend of deviant gedrag.
Bepalend zijn de normen van de groep. Dit houdt niet onmiddellijk een moreel oordeel in. Belangrijk is hoe
essentieel bepaalde normen worden gevonden. Overtreden van wettelijke regels betekent afwijkend gedrag in
juridische zin. Overtreden van de impliciete regels van een groep kan andere reacties oproepen.
Als een groep bepaalde regels belangrijk vindt en die regels graag wil handhaven, zijn er instrumenten nodig om
naleving af te dwingen. Sociale controle is zo’n instrument. Daarmee wordt al datgene bedoeld wat mensen in het
samenleven doen om elkaar tot het naleven van normen te brengen. Dit kunnen beloningen (positieve sancties)
en straffen (negatieve sancties) zijn: iemand die afwijkt, wordt gestraft (bv een bekeuring voor te hard rijden) en
degene die zich voorbeeldig gedraagt, wordt beloond (bv je krijgt geld bij een goed cijfer). In een aantal gevallen
worden die sancties formeel vastgelegd (formele sancties). Een agent die iemand bekeurt, bepaalt niet zelf de
hoogte van de boete. Soms liggen die sancties niet vast (informele sancties). Zo kan iemand die zich niet aan de
regels van de groep houdt, worden buitengesloten of genegeerd.
Door afwijkend gedrag kunnen er ook weer nieuwe regels ontstaan, afwijkend gedrag is dus niet per se negatief.
Afwijkend gedrag kan ook een dynamische kracht in een groep of samenleving zijn. Veranderingen in de positie
van vrouwen zijn ontstaan doordat vrouwen zich niet hielden aan de geldende regels.
Sociologen zijn vooral geïnteresseerd in de vraag welke maatschappelijke factoren een rol spelen in het ontstaan
van afwijkend gedrag. Zo heeft Merton afwijkend gedrag in verband gebracht met de discrepantie tussen de
doeleinden die een samenleving belangrijk vindt, en de ongelijke verdeling van kansen en mogelijkheden om deze
doeleinden te bereiken op een voor de maatschappij aanvaardbare wijze. Andere sociologen leggen een relatie
tussen afwijkend gedrag en de individualisering van de samenleving en het wegvallen van sociale controle.
Men bedoelt met een multiculturele samenleving vooral dat er in toenemende mate mensen uit andere culturen
in ons land zijn komen wonen, die hun oorspronkelijke cultuur (deels) handhaven. Nederland kent een
ongelooflijke verscheidenheid van culturen en die verscheidenheid is de afgelopen decennia enorm toegenomen.
Een ander belangrijk verschil met vroeger is dat wij tot in alle facetten van ons leven met deze verscheidenheid te
maken hebben. Je daarvoor afsluiten, is bijna onmogelijk. In veel wijken en buurten wonen mensen uit allerlei
3