Stof kennistoets de doelen
Voedingsleer
Koolhydraten en vezels week 2
Uitleggen wat koolhydraten en vezels zijn, waar ze in voorkomen en
waar ze voor dienen.
Koolhydraten zijn: voedingsstoffen die energie leveren voor ons menselijke lichaam. 1
gram koolhydraten levert 4 kcal (17 KJ) op.
Bestaan uit: - Monosachariden: enkele suikers.
De monosachariden suikers zijn: (de molecuulformule is:
C6 H12 O6, maar hebben wel een andere structuurformule.)
Glucose (druivensuiker)
Fructose (vruchtensuiker)
Galactose
- Dissachariden: suikers samengesteld uit 2 monosachariden.
De dissachariden suikers zijn:
Maltose (glucose + glucose) (moutsuiker)
Sucrose/sacharose (glucose + fructose) (kristalsuiker,
bietsuiker, rietsuiker)
Lactose (glucose + galactose) (melksuiker)
- Polysachariden: grote moleculen kettingen van monosachariden.
De polysachariden zijn:
Glycogeen (komt uit vlees en sommige planten. Een vorm
van energie vooraard in het lichaam)
Zetmeel (vooraard van de energie van de planten. Je
lichaam hydrolyseert de zetmeel naar glucose en gebruikt
de glucose voor energie.)
Vezels (komen van de stengels, stammen, wortels,
bladeren en barsten van planten. Kunnen niet afgebroken
worden in het menselijke lichaam.
Glycogeen en zetmeel zijn een grote ketting van glucose moleculen.
De vezels zijn opgebouwd uit verschillende monosachariden.
Zetmeel: Wanneer iemand zetmeel eet, zorgt het lichaam ervoor dat de polysachariden tot
kortere ketens worden gemaakt (d.m.v. hydrolyseren). Eerst worden de polysachariden
afgebroken naar dissachariden. Deze worden weer afgebroken naar monosachariden.
In de mond: het enzym amylase komt vrij en start de afbraak van zetmeel tot kleine
polysachariden en maltose.
In de maag: door het maagzuur word de werking van amylase stop gezet. De maag heeft
geen enzymen die verder gaan met het afbreken van koolhydraten.
Vezels worden niet verteerd, ze blijven hangen en vertragen de werking in de maag,
waardoor ze een verzadigd gevoel geven.
In de dunne darm: komt het enzym, pancreasamylase (sap van de alvleesklier), erbij. Deze
gaat verder met de afbreking van polysachariden tot kortere glucoseketens en maltose.
De laatste stap van het afbreken van de disachariden:
- Maltase breekt maltose in 2 glucose moleculen.
, - Sucrase breekt sucrose in 1 glucose en 1 fructose molecuul.
- Lactase breekt lactose in een glucose en een galactose molecuul.
Nu zijn alle polysachariden en disachariden afgebroken tot monosachariden.
Vezels
In de mond: worden de vezels vermaalt. Er komt speeksel bij zodat je het kunt doorslikken.
In de maag: vezels worden niet verteerd. Vertraagt de spijsvertering, dit zorgt voor een
verzadigd gevoel.
In de dunne darm: vezels worden niet verteerd, vertraagt de opname van andere
voedingsstoffen.
In de dikke darm: alle suikers en zetmeel zijn afgebroken, de vezels zijn nog over. Vezels
trekken in de dikke darm water aan, hierdoor wordt de ontlasting zachter. Hieraan hechten
ook deeltjes gal, cholesterol en sommige mineralen aan vast. Waardoor ze uit het lichaam
worden verwijderd.
Aantal vezels worden in het maagdarmkanaal omgezet door bacteriën. Dan ontstaat er
water, gas en kleine kettingen van vetzuren. De cellen gebruiken deze kleine kettingen van
vetzuren voor energie. Vezels hebben dus een kleine hoeveelheid energie waarde dit is 1,5
tot 2,5 kcal per gram. Afhankelijk van de mate waarin ze door bacteriën worden afgebroken
en de vetzuren worden opgenomen.
De opname van koolhydraten
1. Glucose en galactose komen de celwand binnen, door actief transport, in de dunne
darm. De monosachariden, zijn over van de vertering van de koolhydraten. Deze
komen in de haarvaten van de darmvlokken.
2. Monosachariden gaan via de poortader naar de lever. (het bloed circuleert van de
dunne darm naar de lever, bij de dunne darm neemt het bloed fructose en galactose
op en zetten deze meestal om in dezelfde verbindingen als glucose)
3. In de lever vind de stofwisseling vaak plaats van fructose en galactose. (worden in de
lever gebruikt)
4. Glucose wordt gebruikt als energie voor de cellen. (alle dissachariden leveren
minstens 1 glucose molecuul)
Lactose intolerantie
Normaal gesproken produceren de darmcellen voldoende lactase enzymen.
Lactase enzymen breken de lactose, dissachariden, af. Maar bij sommigen verdwijnen er
lactase enzymen. Dit betekent dat dus niet alle lactose moleculen kunnen worden
afgebroken, omdat de lactase enzymen de grote hoeveelheid glucose niet meer aan kunnen.
Deze moleculen blijven onverteerd in de darm, deze trekken vervolgens water aan en
veroorzaken buikklachten en diarree.
De lactose, wordt dan voedsel voor de darmbacteriën. Deze produceren irriterende zuren en
gassen.
Glucose in het lichaam
Glucose opslaan als glycogeen: na een maaltijd stijgt de hoeveelheid glucose in het bloed en
levercellen. De overtollige glucosemoleculen gaan zich weer binden d.m.v.
condensatiereactie tot lange vertakte ketens van glycogeen.
Wanneer de glucose in het bloed daalt, breken de cellen van de lever de glycogeen af d.m.v.
hydrolyse reacties, dit worden weer enkele moleculen van glucose en komen weer in de
bloedbaan terecht.