Samenvatting – Inleiding Bestuursrecht
Hoofdstuk 2 kenmerken van het bestuursrecht
Nederland is een democratische rechtsstaat. Dit wil zeggen dat de overheid fundamentele rechten en
vrijheden van burgers dient te eerbiedigen, zich moet inzetten voor de verwerkelijking van die rechten
en vrijheid, terwijl dit alles geschiedt onder controle van de door het volk in vrije verkiezingen gekozen
volksvertegenwoordiging.
Om de doelen van de rechtsstaat te bereiken, moet aan vier fundamentele eisen worden voldaan:
1. Wetmatigheid van het bestuur
2. Rechterlijke controle
3. Evenwicht tussen de verschillende machten → wetgevende, uitvoerende, rechtsprekende
macht
4. Eerbiediging van de grondrechten
Het bestuursrecht kent twee belangrijke beginselen, dit is de basis van bestuurlijk handelen door een
bestuursorgaan:
1. Legaliteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel betekent dat elk overheidsoptreden moet berusten op een wettelijke
grondslag. Hierop ziet de rechter toe. De overheid mag burgers iets verbieden of gebieden,
voor zover de wet dat uitdrukkelijk heeft toegestaan. Het verbod of gebod mag wel in een
lagere regeling staan, maar moet uiteindelijk een grondslag hebben in een wet in formele zin.
Het uitoefenen van bevoegdheden moet gebeuren conform de daarvoor geldende wettelijke
regels en rechtsbeginselen.
2. Specialiteitsbeginsel
Het bestuur mag slechts doelgebonden bevoegdheden uitoefenen die hem bij wettelijk
voorschrift zijn toegekend. Bestuursorganen hebben in beginsel algemene bevoegdheden.
• Detournement de pouvoir art. 3:3 Awb
• Belangenafweging art. 3:4 lid 1 Awb
De Awb heeft een gelaagde structuur: de regelingen zijn van algemeen naar bijzonder.
Hoofdstuk 3 de organisatie van het openbaar bestuur
Actoren in het bestuursrecht:
– Openbare lichamen art. 2:1 Awb en hoofdstuk 7 Grondwet
Binnen de bestuurlijke overheid in Nederland kunnen verschillende bestuursniveaus worden
onderscheiden. Openbare lichamen zijn:
* De Staat → De regering
* De provincies → Provinciale staten, Gedeputeerde Staten en Commissaris van de Koningin
* De gemeenten → De gemeenteraad, de Burgemeester en het college van B&W
Dit blijkt uit hoofdstuk 7 van de Grondwet.
Het openbaar lichaam bestaat uit een openbaar lichaam van beroep en een openbaar lichaam
van bedrijf. Een openbaar lichaam van beroep is bijv. de orde van advocaten. Het openbaar
lichaam van bedrijf is bijv. de sociale economische raad.
Een belangrijk onderdeel van openbare lichamen zijn de ambten of bestuursorganen. Deze ambten of
bestuursorganen oefenen bevoegdheden uit ten opzichte van burgers, bedrijven e.d. Die verblijven of
gevestigd zijn in het gebied dat tot het lichaam behoort.
De personen die worden bestuurd, hebben op hun beurt langs twee wegen te maken met de ambten:
• Diverse ambten kunnen bevoegdheden uitoefenen jegens die personen
Bijvoorbeeld door vergunning- of verordeningsverlening
• Die personen kunnen invloed uitoefenen op het doen en laten van de ambten. Dit kan direct
door middel van het gebruik van inspraak en rechtsbeschermingsmogelijkheden indirect door
het deelnemen aan verkiezingen.
– Bestuursorganen (A+B-organen art. 1:1 lid 1 Awb)
Art. 1:1 Awb bevat een definitie van het begrip bestuursorgaan. Art. 1:1 lid 1 Awb maakt een
onderscheid tussen a-organen van krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen en b-
organen. Dit zijn personen, colleges, met enig openbaar gezag bekleed.
Ten aanzien van a-organen is de Awb in beginsel op al hun handelingen van toepassing, terwijl bij b-
,organen de Awb slechts van toepassing is voor zover ze openbaar gezag uitoefenen.
Wanneer is iets een a-orgaan (art. 1:1 lid 1 sub a Awb)? Een a-orgaan is een orgaan van een
rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld
(Eerst kijken naar de uitzonderingen in lid 2, dan pas naar lid 1)
– Er moet sprake zijn van een orgaan: hiervan is sprake wanneer voor het zelfstandig
functioneren ervan, een grondslag in een wettelijke regeling valt aan te wijzen.
– Het orgaan moet van een rechtspersoon zijn (art. 2:1 BW)
– Deze rechtspersoon moet krachtens publiekrecht zijn ingesteld
(Is aan 1 van de 3 punten van a-orgaan niet voldaan, toch altijd alle stappen doorlopen)
B-organen (art. 1:1 lid 1 sub b Awb) zijn andere personen of colleges met enig openbaar gezag
bekleed. Wanneer deze organen jegens derden bevoegdheden kunnen uitoefenen waarbij de
rechtsposities van die derden eenzijdig kunnen worden bepaald, gedragen zij zich bij die activiteit als
overheid → als openbaar bestuur.
B-bestuursorgaan Geen bestuursorgaan
– Belanghebbenden (art. 1:2 Awb)
, Het begrip belanghebbende is in twee opzichten van belang: voor de rechtsbescherming en voor de bij
de totstandkoming van besluiten toepasselijke normen.
Op grond van art. 1:2 Awb is een belanghebbende degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is
betrokken.
Ben je normadressaat (dus is het besluit tot jou gericht) dan ben je direct belanghebbende. Is het
besluit niet direct tot jou gericht, dan kan het zijn dat er sprake is van een derde-belanghebbende.
Hierbij moet aan de OPERA-vereiste voldaan zijn:
• Het moet gaan om een objectief belang: bijvoorbeeld omgeving, nabijheid, concurrentie
• Het moet gaan om een persoonlijk belang: je moet je kunnen onderscheiden van anderen
• Het moet gaan om een eigen belang: je moet jezelf kunnen vertegenwoordigen
• Het belang moet rechtstreeks bij het besluit zijn betrokken: het mag geen afgeleid belang zijn
• Het belang moet actueel zijn: het mag geen onzekere toekomstigheid zijn
Op grond van art. 1:2 lid 3 Awb kan ook een rechtspersoon belanghebbende zijn. Ten aanzien van
rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd als algemene en collectieve belangen
die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder
behartigen.
– Rechtspersoon: opgesomd in boek 2 van het BW.
– Algemeen en collectief: het belang dient het belang van de meerderheid van de
rechtspersoon te zijn.
– Krachtens hun doelstellingen: het doel van de rechtspersoon moet zo omschreven zijn dat zij
een belang hebben bij het besluit.
– Blijkens hun feitelijke werkzaamheden: uit de werkzaamheden moet blijken dat de
werkzaamheden in het verlengde liggen van het bestreden besluit.
– In het bijzonder: het belang moet niet te algemeen zijn.
Een rechtspersoon kan ook belanghebbende zijn in de zin van art. 1:2 lid 1 Awb. De rechtspersoon
komt dan op voor het eigen belang. Bijvoorbeeld wanneer een rechtspersoon een vergunning
aanvraagt.
Ambt, ambtsdrager, ambtenaar
De publiekrechtelijke bevoegdheden komen toe aan het ambt, maar moeten feitelijk worden
uitgeoefend door natuurlijke personen die het ambt bekleden of dragen. Zo is er een ambt college van
B&W, maar die vergaderingen worden gehouden door natuurlijke personen.
De leden van het college dragen als het ware gezamenlijk het ambt. Zij zijn ambtsdragers.
Het onderscheid tussen ambt en ambtsdragers heeft belangrijke implicaties. Het ambt blijft, de
ambtsdragers wisselen.
Voor de behoorlijke uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden is vaak veel werk nodig; dat wordt
grotendeels verricht niet door ambtsdrager, maar door de ambtenaren. Ambtenaren zijn op grond van
art. 1 Ambtenarenwet personen die zijn aangesteld om in de openbare dienst werkzaam te zijn.
Hoofdstuk 2 par. 5
Het begrip besluit
Art. 1:3 lid 1 Awb geeft een definitie van besluit: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan,
inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
• Een beslissing: het moet gaan om een beslissing, een wilsverklaring met een definitief
karakter. Een keuze tussen twee
• Het moet schriftelijk zijn: de Awb gaat uit van het schriftelijkheidsvereiste. Dit vanuit
bewijstechnisch oogpunt. (In de praktijk reageert een orgaan soms niet of niet tijdig op een
aanvraag. Om de burger de mogelijkheid te geven daartegen op te komen kan tegen het niet
tijdig beslissen bezwaar en/of beroep worden ingesteld.
Onder schriftelijk moet worden verstaan: weergave door middel van schrifttekens. Dit kan op
papier of elektronisch. Een fax of een e-mail is dus een schriftelijk stuk.
• Het moet van een bestuursorgaan zijn: bestuursorganen zijn organen van de staat, de
provincies, de gemeenten, de waterschappen en nog een aantal andere publiekrechtelijke
lichamen. Zie art. 1:1 lid 1 Awb.
• Het moet een rechtshandeling zijn: een rechtshandeling is een handeling die is gericht op enig
rechtsgevolg. Zo is een vergunning er op gericht iemand een recht te geven iets te doen of te
hebben. Een rechtshandeling is dus het aanbrengen van een verandering in een of meer