Opvoedingsondersteuning als bijzondere vorm van
preventie
1. Opvoedingsondersteuning en preventie
Individuele opvoeddoelen: assertiviteit, respectvol met anderen omgaan geven ouders
belangrijk te vinden. Aan goede school resultaten ijver en ambitie zeggen ouders relatief
weinig belang te hechten.
Universele opvoeddoelen: doelen ie alle ouders wereldwijd als basisprincipes in de
opvoeding nastreven.
Dat zijn:
- het waarborgen van het fysieke, sociale en emotionele welzijn van het kind
- kinderen voorzien van de economische competenties om te overleven als volwassenen
- culturele waarden en normen overdragen, waardoor kinderen zich de cultuur eigen maken
van de samenleving waarin zij opgroeien.
Opvoedingsondersteuning is gericht op het verbeteren van de opvoedingssituatie van
kinderen, voor zover ouders daarvoor verantwoordelijk zijn. Die steun heeft drie concrete
doelen:
- Het voorkomen van problemen in de opvoeding of de ontwikkeling van kinderen door
informatie te geven over alledaagse opvoedvragen of door tijdig zwaardere problemen als
kindermishandeling, gezondheidsproblemen of onderwijsachterstand te signaleren.
- Het helpen oplossen van bestaande zorgen en problemen die het opgroeien en opvoeden
via een adviesgesprek of door praktische hulp te bieden voor bijv. het organiseren van een
omgangsregeling bij scheiding of financiële ondersteuning bij schulden.
- Het versterken van de pedagogische competenties en vaardigheden van ouders, bijv. via
ouderbijeenkomsten, oudercursussen of oudertrainingen, om daarmee hun zelfredzaamheid
te vergroten.
Opvoedingsondersteuning voor ouders hete in de jaren tachtig pedagogische preventie en
vroegtijdige onderkenning van ontwikkelingsstoornissen (VTO).
Pedagogische preventie: Het voorkomen van problemen bij het opvoeden. Bevorderen dat
het goed gaat en het voorkomen dat het fout gaat.
Primaire preventie: Het voorkomen van problemen.
Secundaire preventie: Gericht op het zo vroeg mogelijk signaleren en onderkennen van
(dreigende) problemen om zo te voorkomen dat er werkelijke problemen ontstaan
Tertiaire preventie: De nadelige gevolgen van reeds geconstateerde problemen tot een
minimum beperken.
Opvoedingsondersteuning is activerend i.p.v. compenserend. Ouders worden gestimuleerd
in zelfstandigheid en in het vergroten van hun vaardigheid als opvoeder.
Er dienen bewuste keuzes gemaakt te worden voor de speciale vorm van
opvoedingsondersteuning die uitgevoerd wordt. De volgende indeling wordt doorgaans
gebruikt:
- Informatie en voorlichten over ontwikkeling en opvoeding van kinderen en over
1
,voorzieningen in de wijk, d.m.v. bijv. folders, brochures, themabijeenkomsten,
oudercursussen
- Bevorderen van sociale steun en zelfhulp rondom omgaan met kinderen en opvoeding,
bijv. met behulp van: activiteiten CJG, spelotheken, scholen sportclubs, koffie bijeenkomsten
(zoals Home-Start), lotgenoten groepen.
- Vroegtijdige signalering en verwijzing: indien vragen naar geïndiceerde hulp aan de orde
zijn, indien vragen op een andere terrein blijken te liggen.
- Pedagogische advisering, begeleiding en training, bijv. d.m.v.: pedagogisch spreekuur (1
tot 5 gesprekken, activiteiten van opvoeding steunpunt (CJG, wijkteam, het zorg- en
adviesteam ZAT), videohometraining, hulp aan huis.
Er zijn enkele ontwikkelingen in de samenleving die het proces van het opvoeden
beïnvloeden, waardoor opvoeden ander s is dan ‘vroeger’.
- Ouders van de 21ste eeuw kiezen bewuster voor kinderen. Ze hebben hoge verwachtingen
van hun kinderen en zichzelf.
- Traditionele waarden en normen voldoen niet meer. Het vertrouwde netwerk van de
(extended) familie is grotendeels weggevallen in de geïndividualiseerde samenleving.
- Het aanbod van de opvoedingsondersteuning en hulpverlening vertoont lacunes. De lokale
overheden zijn nog niet ingespeeld op hun regie taak.
- De hulpverlening signaleert dat een toenemend aantal jeugdigen in de problemen raakt.
- De samenstelling van de bevolking is veranderd door de komst van grote groepen
allochtone gezinnen.
Uitgangspunten voor minister Rouvoet van Jeugd en Gezin zijn:
- kinderen moeten gezond en veilig kunne opgroeien
- kinderen moet en hun talenten kunne ontwikkelen en plezier maken
- kinderen moeten hun steentje bijdragen aan de maatschappij
- kinderen moeten goed voorbereid zijn op de toekomst.
Enkele wetten in het werkveld jeugd zijn:
- Wet collectieve preventie volksgezondheid
- Wet kinderopvang
- Wet passend onderwijs
- Participatiewet
- Wet maatschappelijke ondersteuning
- Jeugdwet
De in 2002 herziene Wet collectieve preventie volksgezondheid vinden de controles op
consultatiebureaus plaats. De wet omvat drie deelterreinen:
1 collectieve preventie
2 jeugdgezondheidszorg
3 infectieziekte bestrijding
Per 1 aug 2014 is de Wet passend onderwijs van kracht geworden: Alle leerlingen moeten
een plek krijgen op een school die past bij hun kwaliteiten en hun mogelijkheden. Doel is om
elk kind uit te dagen het beste uit zichzelf te halen.
De overheid wil bereiken dat:
- Alle kinderen een passende plek in het onderwijs krijgen
- Als het kan, het kind naar een reguliere school gaat. Als dat niet kan, naar het speciaal
2
, onderwijs
- Scholen meer mogelijkheden krijgen voor ondersteuning op maat
- De mogelijkheden en de onderwijsbehoefte van het kind bepalend zijn niet de beperkingen
- Kinderen niet meer langduig thuis komen te zitten.
Zorgplicht: sinds de wet van kracht is zijn scholen verplicht om een passende plek te zoeken
voor kinderen die extra ondersteuning nodig hebben.
De Participatiewet is op 1 januari 2015 in werking getreden. De Participatiewet vervangt de
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), de Wet sociale
werkvoorziening (Wsw) en de Wet werk en bijstand (Wwb). De wet is gemaakt om mensen
zoveel mogelijk instaat te stellen te werken en hun eigen inkomen te verdienen en te
participeren in de maatschappij. Voor hen die daartoe niet in staat zijn, wordt een inkomen
uit algemene middelen gegenereerd.
Op 1 januari 2007 werd de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingevoerd. De wet
is herzien in 2015. De totstandkoming van Wmo past in de visie over de
vermaatschappelijking van zorg:
- het streven om mensen met beperkingen zo veel mogelijk deel uit te laten maken van de
samenleving
- het sterven om de zorg zo veel mogelijk in de samenleving dus buiten de muren van een
instituut aan te bieden.
Het is een zogenoemde nadenkwet; het verplicht gemeenten over hun werk na te denken.
De taken in het kader van de Jeugdwet zijn:
1. Beleidsplan maken
2. Toegang organiseren
3. Jeugdhulpplicht
4. Acute hulp
5. Toelichting naar de raad voor de kinderbescherming
6. Kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.
7. Bovenlokale samenwerking.
2. Opvoedondersteuning in deze tijd
Nieuwe Jeugdwet op 1 januari 2015. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor alle
jeugdhulp. Er is één financieringssysteem.
Het landelijk jeugdbeleid staat voor zogenoemd ketenbeleid, ofwel integraal beleid. Hierbij
gaat men uit van het opgroeiproces van het kind. De positie van het kind en het gezin is
leidend in de keten. Keten van welzijn, steun en zorg ten behoeve van jeugdigen en ouders.
Het Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (DD JGZ): registreert informatie over het kind (0
tot 19 jaar), de gezinssituatie en de omgeving. Artsen en verpleegkundigen houden het DD
JGZ bij.
De landelijke verwijsindex risicojongeren (VIR): registreert meldingen van problemen met
kinderen en jongeren van 0 tot 23 jaar. Alle betrokken instanties worden geïnformeerd over
elkaars meldingen en ze ontvangen tegelijkertijd contactgegevens oer elkaar.
3