Samenvatting Sociologie module 3: Praktijkboek sociologie.
Hoofdstukken: 2, 6/7.
Hoofdstuk 2: Homo sociologicus
2.1.
Wij mensen gedragen ons als kuddedieren: Sociologen spreken over groeperingen.
Groepsleden oefenen voortdurend sociale controle uit om de andere leden in het gareel te houden.
Hoe we met elkaar omgaan, hebben we zelf, maar een klein beetje voor het zeggen, ondanks de grote nadruk
die onze samenleving legt op individuele verantwoordelijkheid en vrijheid. Veel van ons gedrag is sociaal
bepaald.
2.2.
Mensen gedragen zich meestal zoals van hen verwacht wordt. De mens is volgens Ralph Dahrendorf (1964)
een ‘homo sociologicus’, wiens leven gedirigeerd wordt door de rollen die van hem verwacht worden.
Onderwijs en mediagebruik voorspelt de mens hun opvattingen en gedragingen.
De media en ‘’ het kapitalisme van de begeerte’’ (reclame en marketing) houden ons voor hoe we moeten
leven.
Bij geluksgevoel is sprake van een complex samenspel tussen genetische aanleg en omgevingsinvloeden
(maatschappelijke factoren).
Oorsprong maatschappelijke factoren: groeperingen, cultuur. Sociale laag (inclusief macht), en
maatschappelijke ontwikkelingen.
Groeperingen: De mensen met wie je opgroeit.
Cultuur: Bestaat uit waarden, normen, verwachtingen en doeleinden die we als samenleving
of onderdeel daarvan met elkaar delen.
Sociale laag (of zijn ook van groot belang voor je doen en denken. Deze sociale laag kun je
machtspositie): aanvankelijk niet zelf kiezen. ‘’ als je voor een dubbeltje bent geboren word je niet zo
makkelijk een kwartje’’.
Maatschappelijke Zoals de emancipatiegolf in de jaren 70 of de nu veel genoemde
ontwikkelingen: participatiesamenleving
Multicausaliteit: meerdere factoren die elkaar beïnvloeden onderling zoals de sociale laag waarin je geboren
bent van grote invloed op de groeperingen waarin jij je beweegt.
2.3
Sociologen bestuderen het gedrag van mensen als leden van een samenleving. Dat gedrag speelt zich
grotendeels af in groeperingen.
Dahrendorf: de mens is een homo sociologicus die dagelijks talrijke rollen speelt. Zijn gedrag wordt bepaald
door wat de samenleving van hem verwacht in een bepaalde positie.
Nog steeds worden de meeste mensen verliefd op iemand binnen eigen gemeenschap, geloof, cultuur, rang,
sociale klasse of stand.
, De roltheorie: Is een goed hulpmiddel bij de analyse en de verklaring van ons gedrag. In die theorie nemen
begrippen zoals positie, sociale status, sociaal aanzien, rollen en sociale structuur een belangrijke plaats in.
Een positie: is een plaats in een netwerk van relaties.
Toegewezen positie: posities die zijn komen aanwaaien/ toegewezen zoals broer, man, zoon.
Verworven positie: student, VVD’er , vriend etc hier heb je zelf een actie voor moeten ondernemen.
Vroeger speelde toegewezen posities een grotere rol dan nu.
Sociale status: sociale status is de waardering die de samenleving aan een positie hect in relatie tot andere
posities.
De samenleving bepaalt de sociale status van een positie.
Sociaal aanzien: is de mate van waardering die men heeft voor de wijze waarop iemand een positie bekleedt.
Toekenning van sociaal aanzien is dus, in tegenstelling tot sociale status, wel gekoppeld aan een persoon.
De relaties tussen posities vormen samen wat sociologen een sociale structuur noemen.
Sociale structuur: is de wijze waarop de posities in een samenleving of groep op elkaar betrokken zijn.
De rol: Is het gedrag dat van een positiebekleder verwacht wordt.
Rolgedrag: levert een belangrijke bijdrage aan het soepel functioneren van de samenleving en onderdelen
daarvan zoals een school, gezin of vriendengroep.
Niet alleen aan het gedrag van positiebekleders worden bepaalde eisen gesteld: soms ook aan hun uiterlijk.
Sociologen onderscheiden daarbij rolattributen en statussymbolen.
Rolattributen: zijn uiterlijkheden die nuttig zijn of dienen als herkenningsmiddel van een rol.
Vb. een overall, witte laboratoriumjas, trainingspak, toga etc.
Statussymbolen: zijn uiterlijkheden die verwijzen naar prestige, rijkdom, macht, invloed, gezag en dergelijke.
Vb. een villa., dure auto, iphone, merkkleding etc.
We geven veel geld uit om te laten zien wie we zijn of willen zijn. Dit wordt ook wel conspicuous consumption
(opzichtige consumptie) genoemd.
Door middel van rolattributen en statussymbolen onderscheiden mensen zich van anderen.
Rolconflicten: Het niet of moeilijk kunnen hanteren van verschillende verwachtingen die op ons afkomen.
Intern rolconflict: hiervan is sprake wanneer een persoon geconfronteerd wordt met niet of moeilijk te
combineren verwachtingen ten aanzien van één positie die hij bekleedt.
Extern rolconflict: is sprake wanneer een persoon geconfronteerd wordt met niet of moeilijk te combineren
verwachtingen ten aanzien van verschillende posities die hij bekleedt.
Via rollen worden onze sociale gedragingen gereguleerd en zonder regulering is samenleven onmogelijk.
2.4
Het leren spelen van rollen noemen we socialisatie.
The looking glass self-theorie: We zien ons niet zoals we zijn maar zoals we denken (of willen) dat anderen ons
zien. En vervolgens proberen we aan dat beeld te voldoen.