Alle werkcolleges goederenrecht
Inhoud
Aantekeningen werkcollege 1: verdieping Goederenrecht ..................................................................2
Uitwerking werkcollege 2 Goederenrecht Eigendomsverkrijging ....................................................... 18
Uitwerking werkcollege 3 Goederenrecht Zekerheidsrechten ........................................................... 28
Uitwerking werkcollege 4 Eigendomsvoorbehoud ............................................................................. 40
Uitwerking werkcollege 5 Goederenrecht Overdracht tot zekerheid en onder voorbehoud beperkt
recht ................................................................................................................................................. 48
Uitwerking werkcollege 6 Basisbeginselen faillissementrecht ............................................................ 59
1
,Aantekeningen werkcollege 1: verdieping Goederenrecht
Bij het goederenrecht is het handig om alles uit te tekenen. Op de PowerPoint staan alle
wetsartikelen, maar niet het gehele antwoord. Maak eerst de opdrachten zelf en luister pas
daarna naar dit college. Dan leer je er een stuk meer van. Wat ik hier ga doen, is door twee
opdrachten heen lopen. Een korte opdracht en een lange opdracht en daarna nog de
stellingen. Dan start ik met de eerste opdracht. Dit is eigenlijk een werkcollege dat niet zo
moeilijk is. De meeste leerstukken zijn al naar voren gekomen. Kom je van een andere
opleiding, dan is veel herkenbaar uit een vorige opleiding. Het is een standaard basis van het
goederenrecht. Als je de materie uit dit werkcollege niet begrijpt, dan moet je echt aan de
bak. Deze basis is nodig om door te gaan naar de andere colleges.
Opdracht 1: De aankoop van een paard
Fieke koopt een paard van Mandy. Het paard staat bij de manege.
a) Geef aan welke rechten en verplichtingen voor Fieke en Mandy uit de
koopovereenkomst voortvloeien.
De casus is als volgt Fieke koopt een paard van Mandy. En het paard staat bij de manage.
We gaan tekenen en dat doen we geregeld in het goederenrecht en dat is wel noodzakelijk
om alles begrijpelijk maken. We hebben Fieke en die Koopt een paard van Mandy. We
korten Mandy af met M en Fieke af met F. Die sluiten een koopovereenkomst. Bij A is
eigenlijk de vraag wat betekent nu het sluiten van een koopovereenkomst, het is misschien
alledaags, maar het is juridisch best veel en je staat er vaak niet bij stil. Belangrijk om dat te
beseffen om vertaalslag te kunnen maken naar het goederenrecht. Rechten en plichten uit
een koopovereenkomst kun je vinden in de wet op grond van art. 7:1 BW. En wat zegt die
art.? De koopovereenkomst is een overeenkomst waarbij de verkoper verplicht is een goed
aan een ander te geven en die ander koper verplicht is om een koopprijs te betalen, een
tegenprestatie te leveren. Ik zeg het uit de losse pols, zal wel vaker zijn. Hier is waar het op
neer komt. Wat betekent dat nu? Eigenlijk heb je al gehoord dat ik dan twee verplichtingen
benoem. Namelijk de verplichting van de verkoper en die van de koper. Fieke is de koper en
Mandy is de verkoper.
De verplichting van Mandy is om een paard te leveren aan Fieke, want het is een
koopovereenkomst met betrekking tot een paard. De verplichting van Pieke is daar een
koopprijs voor te betalen, een tegenprestatie te leveren. Dat zijn eigenlijk de twee
verplichtingen. Wat zijn de rechten die daar uit voortvloeien? De verplichting voor de een
geeft een recht voor de ander. Wat betekent dat? Dat Mandy Fieke kan aanspreken op de
verplichting van Fieke en andersom. Wat betekent dat? Mandy krijgt het recht jegens Fieke
om de koopprijs te vorderen, dat is wat gebruikelijk is bij een koopovereenkomst, dat de
tegenprestatie de betaling in geld is. Mandy krijgt het recht om de koopprijs te vorderen van
Fieke. Fieke krijgt om haar beurt de levering van het paard te vorderen. Art. 1 van boek 7
geeft deels het antwoord. Wat zijn nu de verplichtingen? De verplichting van Mandy is om
het paard te leveren en de verplichting van Fieke is om de koopprijs in geld te betalen. Die
verplichtingen geven dan ook weer rechten aan de andere partij, want Fieke is jegens Mandy
verplicht om een koopprijs te betalen, wat Mandy het recht geeft om de koopprijs te
vorderen. En andersom Mandy is verplicht om het paard aan Fieke te leveren, dus Fieke
heeft het recht om die levering van het paard op te eisen. Ook dat kan worden bestempeld
als een vorderingsrecht. Art. 7:1 BW geeft eigenlijk weer wat juist is. Hetgeen wat ik net heb
besproken vloeit daar uit voort.
2
,Kort antwoord:
Er is sprake van een koopovereenkomst op grond van art. 7:1 BW. Hierin staat dat koop is
de overeenkomt waarbij de een zich verbindt een zaak te geven en de ander om daarvoor
een prijs in geld te betalen. Uit de koopovereenkomst vloeit voor Fieke als koper de
verplichting voort tot betaling van de koopsom en het recht op levering van de zaak. Voor
Mandy de verkoper vloeit de verplichting dus voort tot levering van de zaak en het recht op
betaling van de koopsom door de koper.
b) Geef aan in hoeverre uit deze koopovereenkomst overdraagbare rechten
voortvloeien.
Dit ligt in het verlengde van de vorige vraag. De verplichting voor de een gaf een recht voor
de ander. Er zijn twee rechten die uit de koopovereenkomst voortvloeien. Het recht van
Mandy om de koopovereenkomst te vorderen van Fieke en het recht van Fieke om levering
van het paard te vorderen van Mandy. De vraag is zijn dat overdraagbare rechten. Hoe
bestempelen we die rechten? Die bestempelen we als vorderingsrechten. Je hebt het recht
om van iemand iets te vorderen omdat diegene dat verplicht is op grond van de
overeenkomst. Dat betekent dat er sprake is van een vorderingsrecht. Een vorderingsrecht is
een specie van het vermogensrecht. Vermogensrecht is een goed, want goederen zijn alle
zaken en vermogensrechten. De vraag is zijn die vorderingsrechten overdraagbaar. De
antwoord op die vraag volgt uit art. 3:83 BW. Dat artikel zegt specifiek dat eigendom,
beperkte rechten en vorderingsrechten overdraagbaar zijn, tenzij de wet of de aard van het
recht zich tegen een overdracht verzet. Lid 2 kan ook een beperking zijn van de overdracht,
maar daar kom ik later op. Dat is hier niet van toepassing. De tenzij clausules zijn hier ook
niet van toepassing. De vorderingsrechten zijn gewoon overdraagbaar dat komt voort uit art.
3:83 lid 1 BW, tenzij de wet zich daar tegen verzet. Dat kan bijvoorbeeld als er sprake is van
loon, dat heeft de wet bepaald dat er geen sprake is van een overdraagbare vorderingsrecht
of de aard van recht verzet zich daartegen. Dan heb je te maken met afhankelijke rechten,
maar dat is nu niet relevant. Het komt er op neer dat hier geen uitzonderingssituaties
voordoen, dus vorderingsrechten zijn overdraagbare rechten.
Kort antwoord:
Vermogensrechten zijn zaken op grond van art. 3:1 BW jo. 3:2 BW jo. 3:6 BW).
Vorderingsrechten (levering en betaling) zijn vermogensrechten. Om te spreken van
overdraagbare rechten moet worden voldaan aan de hoofdregel opgenomen in art. 3:83 lid 1
BW. De hoofdregel betreft dat eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten
overdraagbaar zijn, tenzij de wet, de aard van het goed of een beding tussen partijen dit
beperkt. Daarnaast zin er onoverdraagbaarheidsbedingen van vorderingsrechten
opgenomen in art. 3:83 lid 2 BW. Er is hier sprake van een vordering tot betaling en een
vordering tot levering, zoals uit de koopovereenkomst blijkt. Er kan vanuit worden gegaan dat
er geen onoverdraagbaarheidsbedingen in de overeenkomst zijn opgenomen. Dus de
vorderingsrechten vallen onder de hoofdregel en zijn overdraagbaar op grond van art. 3:83
lid 1 BW. Niet overdraagbaar zijn bijvoorbeeld nauw persoonsgebonden, zoals alimentatie en
pensioenen zie art. 3:83 lid 2 BW.
c) Wat is nodig voor eigendomsovergang van het paard van Mandy naar Fieke?
Wat we hier hebben beschreven, welke rechten er voortvloeien uit de koopovereenkomst.
Mandy kan naar Fieke toe met haar vorderingsrecht en Fieke met de betaling van de
koopprijs. De bedoeling van de overeenkomst is dat Fieke eigenaar van dat paar wordt. Bij C
staat eigenlijk de vraag, hoe zit het met eigendom. Wat is er nodig om Fieke eigenaar te
maken van het Paard en Mandy geen eigenaar meer is. Het is niet zo dat er helemaal niets
nodig is behalve de koopovereenkomst, maar er is meer nodig. Dit is een vraag wat gaat
over overdracht en wat in art. 3:84 BW beschreven staat. Voor overdracht gelden drie eisen
en die moet je echt gaan dromen over dit vak anders mis je de kern.
3
,Er moet sprake zijn van een geldige titel, de vervreemder moet beschikkingsbevoegd zijn en
er moet sprake zijn van een leveringshandel. Om bij die geldige titel stil te staan. Als ik wat
zou vragen wat een geldige titel is dan zouden studenten aangeven een koopovereenkomst.
Het antwoord is niet helemaal goed, want een koopovereenkomst zegt niets over een
geldige titel, want een geldige titel is namelijk een rechtvaardiging van de overdracht.
Koopovereenkomst aanzich rechtvaardigt geen overdracht. Wat daar verder nog voor nodig
is, is dat er een verplichting uit de koopovereenkomst voortvloeit. En die rechtvaardigt dat de
eigendom van de een naar de ander gaat. Dan komen we op A terecht. Welke verplichten
zijn er over en weer? De verplichting van Mandy om een paard te leveren aan Fieke, wat
Fieke weer een recht geeft op levering. Die verplichting tot levering van een paard uit hoofde
van die koopovereenkomst is een geldige titel. Uit de casus kunnen we zien dat dat wel
aanwezig is, dus er is een geldige titel. Daarna moet sprake zijn van
beschikkingsbevoegdheid, dat Mandy eigenaar is.
Waar beschikkingsbevoegdheid ook wel eens mis kan gaan, is bij een faillissement. Dit zien
we niet terug in de casus. We mogen aannemen dat Mandy eigenaar is van het paard, dus is
beschikkingsbevoegd over het paard en is ook bevoegd het paard over te dragen. Tenslotte
die levering, bij de levering is een cruciaal ding van belang. De vraag is wat gaan we
leveren? Een paard. Hoe is een paard goederenrechtelijk te kwalificeren? Dan komen we bij
art. 3:2a BW uit. Geeft aan dat dieren geen zaken zijn, als het geen zaken zijn geen
vermogensrecht dus geen goederen. Lid 2 lost dit probleem op en zegt: bepalingen met
betrekking tot zaken zijn op dieren van toepassing. Waar het op neer komt dat dieren in het
goederenrecht als zaken worden gezien, terwijl ze dat niet zijn. We mogen er van uit gaan
dat een paard als een zaak mag worden gezien. Wat voor zaak is een paard? Een paard zit
niet vast aan de grond, dus een paard is een roerende zaak. Dit betekent veel voor de
verplichting van levering. De levering zal voortvloeien uit art. 3:90 BW en dat is bezit
verschaffing. Als bezit va het paard van Mandy kan worden verschaft aan Fieke en dat
gebeurt ook dan is het een rechtsgeldige levering. Hoe je dat verder kan uitwerken gaat op
twee manieren. Je kan zeggen dat paard wordt feitelijk door Mandy aan Fieke geleverd, dus
Mandy pakt de teugels van het paard en geeft dit aan Fieke.
Wat we ook kunnen doen en dat is hier aangewezen. We zeggen dat paard staat al bij de
manege, laten we dat paard bij de manage staan en dan spreken we af dat we het door
middel van een tweezijdige verklaring laten leveren. Dus die levering kan verder worden
uitgebreid door art. 3:114 door die feitelijke levering en ook uit art. 3:115 sub c BW. De
levering traditio longa manu, dan blijft het paard bij de manege staan. Dan wordt het niet
feitelijk van Mandy naar Fieke geleverd en dan krijgt Fieke niet feitelijk van Mandy het paard,
maar dan spreken ze middels een tweezijdige verklaring af dat het paard bij de manege staat
en dat de manege houder was voor Mandy en houder wordt voor Fieke. Als alle stappen die
we net hebben doorlopen zijn voltooid dan is Fieke eigenaar geworden van het paard.
Kort antwoord:
Voor eigendomsoverdracht moet er sprake zijn van een rechtsgeldige overdracht, volgens de
vereisten van art. 3:84 lid 1 BW: een geldige titel, leveringsformaliteit en
beschikkingsbevoegdheid. Overdraagbaarheid van het goed is op grond van art. 3:83 lid 1
BW. Allereerst is er al een geldige titel, namelijk uit koopovereenkomst voortvloeiende
verplichting tot levering van het paard door verkoper. Dieren zijn geen zaken op grond van
art. 3:2a lid 1 BW, maar in lid 2 staat gelijkstelling met zaken. Er is hier sprake van een
roerende zaak op grond van art. 3:3 lid 2 BW en de zaak blijft na de koop bij de manege. Dit
betekent dat de manege als derde als houder voor de vervreemder na de overdracht de zaak
voor de verkrijger gaat houden. De levering geschiedt dus door een niet feitelijke
bezitsverschaffing in de vorm van traditio longa manu (art. 3:90 lid 1 jo. 3:115 sub c BW).
Ten derde moet voor een geldige overdracht sprake zijn van een rechthebbende die
beschikkingsbevoegd is. Beschikken houdt in het vervreemden of bezwaren van een goed.
In dit geval wordt het goed verkocht als vervreemd.
4
, Er vanuit gaan dat de koper hier dus de bezitter was en volgens art. 3:119 wordt de bezitter
vermoedt de rechthebbende te zijn, dus beschikkingsbevoegd. Als laatste is er ook sprake
van overdraagbaarheid van het goed, wat volgens art. 3:83 lid 1 BW vereist is voor de
overdracht. We kunnen er van uit gaan dat het eigendom gewoon onder de hoofdegel valt en
dus overdraagbaar is en de wet, de aard van het goed of beding tussen partijen zich niet
tegen verzet. Dus er is geen onoverdraagbaarheidsbeding aanwezig in deze casus zoals
vermeldt in art. 3:83 lid 2 BW.
Opdracht 2: Frank Boeijen
De succesvolle Nijmeegse zanger Frank Boeijen verdient het grootste deel van zijn
geld door het verzorgen van drukbezochte theatershows. Voor een uitzinnige menigte
brengt hij zijn indrukwekkende en ontroerende repertoire ten gehore. Na afloop van
ieder optreden kan Frank Boeijen het geld dat door het theater is opgehaald met de
verkoop van kaartjes innen. Deze vordering op naam bedraagt meestal tussen de
10.000 en 15.000 euro. Frank wil deze vorderingen graag laten voorfinancieren door
zijn bank en onderzoekt de mogelijkheden die vorderingen (voor zover nodig bij
voorbaat) te cederen aan zijn bank.
Vraag 1
a) Zijn de vorderingen op de theaters in beginsel overdraagbaar?
We hebben Frank en die heeft vorderingen op het theater. Bijvoorbeeld in het theater van
Amsterdam, Rotterdam, Tilburg en Nijmegen. Wat krijgt hij dan eindelijk, hij krijgt dan
vorderingen op het theater, dat zijn geldvorderingen. Frank krijgt geld van die theaters. Nou
wil Frank die laten voor financieren en dus wil die ze overdragen aan de bank. Deze
vorderingen van de theaters wil hij verkopen en leveren aan de bank. Dat is een mooi
streven, maar kan hij überhaupt die vorderingen overdragen? En dan komen we terug wat
we bij opdracht 1 aan de orde stelde. Dat kan, ze zijn overdraagbaar en dat volgt uit art.
3:83, want dit artikel zei dat vorderingsrechten overdraagbaar zijn, tenzij de wet of de aard
van het recht zich tegen een overdracht verzet. Uitzondering situaties doen zich hier niet
voor en geldvorderingen zijn in beginsel overdraagbaar.
Kort antwoord:
Voor overdracht moet er sprake zijn van een goed. Op grond van art. 3:1 BW zijn goederen
alle zaken en vermogensrechten. De vordering op theater is een vermogensrecht op grond
van art. 3:6 BW. Een vermogensrecht is op geld waardeerbaar, zoals art. 3:5 BW eist. De
vermogensrechten zijn overdraagbaar op grond van art. 3:83 lid 1 BW. Dit artikel geeft de
hoofdregel dat eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten overdraagbaar zijn, tenzij
de wet of de aard van het goed dit beperkt. Er geldt hier geen onoverdraagbaarheidsbeding
op grond van art. 3:83 lid 2 BW)
b) Op welke twee wijzen kunnen deze vorderingen (in beginsel) worden geleverd?
Dan hebben we het hier over een overdracht van Frank naar de bank, overdracht van die
vorderingen en voor de overdracht geldt art. 3:84 BW. In dit artikel staan drie eisen: geldige
titel, beschikkingsbevoegde vervreemder en een geldige levering. Deze vraag ziet specifiek
toe op dat laatste puntje. We hebben net gezien dat roerende zaken worden geleverd door
middel van art. 3:90 BW en de uitwerking daarvan staat verder in art. 3:114 en 3:115. Bij
vorderingen geldt iets anders. De leveringswijze van een vordering staat uitgewerkt in art.
3:94 BW, vordering op naam genoemd, maar dan moeten we naar een andere titel dan bij
roerende zaken. Wat betekent dat concreet? Dat je eigenlijk op twee manieren een vordering
kan leveren. Door middel van art. 3:94 lid 1 en lid 3 BW. Lid 1 zegt: dat de vordering die
Frank heeft op een theater kan worden geleverd door een akte of door een mededeling. De
vraag is wie stellen die akte op en aan wie moet mededeling worden gedaan en wie doet dan
die mededeling. Je moet het feitelijk kunnen uitwerken.
5