Superdiversiteit 1
Superdiversiteit is veranderende migratiepatronen en hun impact op de ruimere samenleving.
Je hebt kwalitatieve en kwantitatieve veranderingen (diversiteit in diversiteit).
Majority-minority-cities= steden waarbij de meerderheid van de bewoners uit een vrede waaier van
minderheden bestaat snelle transitie in west Europa en de VS.
Over een aantal jaren is iedereen een minderheidsgroep het begrip superdiversiteit heeft dan hele
brede uitleg.
Complexiteit + interactie tussen: land van herkomst, taal, cultuur, religie, statuut en sociale positie=
superdiversiteit.
Superdiversiteit verandering=
½ eeuw geleden kleine groep migranten uit beperkt aantal landen.
o Nu groot aantal landen van herkomst naar groot aantal gastlanden.
Na de oorlog migratie samen met behoefte aan wederopbouw en dekolonisatie.
o Nu globalisering, val van IJzeren gordijn, uitbreiding EU & vluchtelingstromen.
o Migratiestomen zetten zich voort, dit is volgmigratie.
Resultaat= groeiende versnippering/ complexiteit achtergrond (etnisch, cultureel, religieus,
economisch). Het wordt steeds moeilijker te achterhalen waar iedereen vandaan komt.
Toename nationaliteiten in steden
Er zijn 179 nationaliteiten in Londen en 300 talen. Je weet hiermee nog niks over etnisch-culturele
verschillen.
Toename religieuze diversiteit
Toename Islam in westerse samenleving. Ook veel etnisch-culturele gemeenschappen, denk aan een
Poolse mis etc. Ook zijn er veel winkelpandkerken.
Diversiteit in arbeidsmotieven
1. Arbeidsmigratie
2. Gezinshereniging
3. Ontvluchten (politiek, economisch)
Diversiteit verblijfsstatus: geboorte, geneutraliseerd, asielzoeker, vluchteling.
Mensen met achtergrond vind je voortaan op alle treden van de maatschappelijke ladder.
Groeiende etnisch-culturele diversiteit en evolutie naar majority-minority cities gaat samen met
diversiteit in de diversiteit. Wij-zij denken is daarom niet meer van deze tijd.
Superdiversiteit samenleving waarin diversiteit niet langer iets is van minderheden. Er is
normalisering van diversiteit. Etnisch origine is niet belangrijk. Verschillen in hoog/ laag opgeleid en
genderverschillen nog wel. Er is samenhang in interactie met een combi van diversiteit.
Migrant= iemand verhuist van het ene naar het andere lang.
Vreemdeling= mensen met andere nationaliteit dan het land waar ze wonen.
Autochtoon= oorspronkelijke bewoner van het land.
Allochtoon= 1. Elders afkomstig/ vreemd 2. Niet oorspronkelijke bewoner. Dit ben je ook als
minstens een van je ouders allochtoon is.
Vluchteling= iemand die land ontvlucht omwille van gevaar.
, Retourtje inzicht: Loeffen en Tichelaar
Vorming van onze identiteit: niet eenduidig te verklaren uit: kleur, religie, sekse, verblijfplaats, etc.
Ordening= eigen zienswijze en opvattingen. Via zien, horen, voelen, ruiken en proeven. Per seconde
heb je duizenden prikkels. Daarom orden je. Het is iets individueels en ook collectief. Je leert via
geboorte en ook via sociale groepen. Ordeningen die te hard afwijken van verwachting kan leiden tot
problemen.
Diversiteitscirkel (heeft allemaal met elkaar te maken) =
1. Seks en gender
2. Generatie en levensfase
3. Etniciteit
4. Ziekte, gezondheid en talenten
5. Seksuele voorkeur
6. Religie en levensbeschouwing
7. Sociale klasse en professionele socialisatie
Identiteit= meervoudig en veranderlijk
1) Persoonlijk: baan, studie, hobby
2) Collectief: regeringsbeleid, land waar je woont
Seks en gender:
Sekse= biologische geslacht. Man/ vrouw wordt ook sociaal geconstructureerd.
Gender= opvoeding en socialisatie. Filosofe Simone ‘Men wordt niet geboren als vrouw, men wordt
het’. Gender invullingen in bijvoorbeeld klasse, per land, religie en regio verschillend.
Genderdysforie= gevoel dat je in verkeerd lichaam geboren bent. Mensen die zich niet thuis voelen in
geslachtsrol die past bij uiterlijke kenmerken geboorte. Wereldgezondheidsorganisatie zegt dat het
een medische ziekte is. Ook binnen transgenders diversiteit.
Generatie en levensfase:
1. Zuigeling: vertrouwen vs wantrouwen
2. Peuter: autonomie vs twijfel
3. Kleuter: initiatief vs schuld
4. Basisschoolleeftijd: competentie vs minderwaardigheidscomplex
5. Adolescent: identiteit vs rolverwarring
6. Vroeg volwassen: intimiteit vs isolement
7. Middelbaar volwassen: vruchtbaar vs zelf absorptie
8. Laat volwassen: integriteit vs wanhoop
Elke levensfase heeft een crisis waarbij je keuzen moet maken tussen 2 uitersten.
Etniciteit
Als identiteitsaspect hoe Nederlands je je voelt/ je bent. Heeft betrekking tot gevoel van eenheid/
verbondenheid op grond van gemeenschappelijke afstamming, cultuur of geschiedenis, ongeacht of
dit zo is. Friesland heeft bv eigen identiteit.
Nationale staat= politieke eenheid met regering, wetten en burgers
Hofstede 6 dimensies waarop je culturen met elkaar kunt vergelijken; nationaal, regionaal en
bedrijfs. Cultuur is aangeleerd.
1. Machtsafstand
2. Individualisme en collectivisme (wij-cultuur).
3. Masculiniteit en feminiteit
4. Onzekerheidsvermijding