Samenvatting bedrijfseconomie 1 2020-2021 (VU)
Jaarrekening lezen voor juristen
,Week 1
Introductie, Financiële gebeurtenissen, Boekhouden & Vermogensvergelijking. (Boek,
hoofdstuk 1 en appendix 1)
Samenvatting literatuur
De jaarrekening, balans & winst-en-verliesrekening
De belangrijkste groepen die geïnteresseerd zijn in de financiële gang van zaken van een
onderneming zijn:
- Het management
o Met name in de interne jaarstukken, zo ver mogelijk gedetailleerd.
- De fiscus
o Met name fiscale cijfers, hoogte belasting moet daarmee berekend worden.
- Externe belanghebbenden
o Jaarrekening, hoe staat een onderneming ervoor in het algemeen.
Soorten overzichten:
- De jaarrekening bestaat uit balans + winst- en verliesrekening + toelichting. Dit brengt
de financiële positie en het resultaat van een onderneming naar voren.
- De balans is een overzicht van het op een bepaald tijdstip in de onderneming
vastgelegde vermogen. Doorgaans wordt een balans opgesteld in scronto-vorm (T-
vorm):
o Aan de debetzijde van de balans staan de bezittingen/activa/bedrijfsmiddelen.
Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen vaste activa, activa die langer
dan één productieproces meegaan (investeringen) en vlottende activa, activa
die één productieproces of korter meegaan (voorraden, vorderingen,
banktegoeden).
o Aan de creditzijde staat hoe de activa zijn verkregen/gefinancierd. Hierbij
wordt een onderscheid gemaakt tussen eigen vermogen (EV), vermogen dat
door de eigenaren zelf is ingebracht (stortingen vanuit privé, aandelenkapitaal
dat door de aandeelhouders is gestort), en vreemd vermogen (VV), vermogen
dat door een derde is verschaft.
o Er bestaat een boekhoudkundig evenwicht:
▪ Bezittingen = EV + VV
▪ EV = bezittingen – VV
o Het eigen vermogen is het sluitstuk. EV neemt toe door winst, opbrengsten zijn
hoger dan kosten.
o De bedrijfsmatige veranderingen, opbrengsten en kosten, van het EV worden
administratief getoond in een resultatenrekening, winst- en verliesrekening,
exploitatierekening of staat van baten en lasten.
- Een winst-en-verliesrekening kan, evenals een balans, in scronto-vorm worden
opgesteld:
, o Opbrengsten zijn vergoedingen die de onderneming in rekening brengt voor
geleverde goederen of verleende diensten. Dit is dus de omzet. Het EV stijgt
hierdoor.
o Kosten zijn offers om producten en diensten te kunnen leveren. Het EV wordt
hierdoor lager.
o Resultatenrekening is opbrengsten + kosten ofwel baten + lasten (hebben
invloed op het uiteindelijke resultaat). Let op: dit is niet gelijk aan ontvangsten
en uitgaven (zijn bepaalde geldstromen)
▪ De omvang van het EV verandert door het resultaat, maar kan ook
veranderen doordat de ondernemer zelf vermogen stort of onttrekt. Dit
worden privé-mutaties genoemd. Deze zijn niet bedrijfsmatig, en
mogen dus niet in de WVR worden verantwoord.
Vermogensvergelijking
Het eigen vermogen kan volgens de eindbalans worden berekend door uit te gaan van het
eigen vermogen op de beginbalans en daarbij alle mutaties in privé en alle mutaties die leiden
tot winst of verlies te verrekenen. Zoals hieronder:
Beginselen bij de winst-en-verliesrekening
- Accrualbeginsel/toerekeningsbeginsel/aangroeibeginsel
o Opbrengsten en kosten toerekenen aan de periode waarop ze betrekking
hebben, ongeacht of zij tot ontvangsten of uitgaven in diezelfde periode
hebben geleid.
- Realisatiebeginsel
o Opbrengsten toerekenen aan de periode waarin een goed of dienst is geleverd.
- Matchingbeginsel
o Uitgaven die samenhangen met de omzet worden als kosten verantwoord in
dezelfde periode als waarin deze omzet is geboekt (product matching). Als de
uitgaven eerder zijn gedaan dan het moment waarop de omzet wordt
gerealiseerd, dan worden die uitgaven geactiveerd op de balans.
o Voor niet direct met de omzet samenhangende bedrijfskosten geldt dat deze
moeten worden toegerekend aan de periode waarin men er baat bij heeft
(period matching).
- Voorzichtigheidsbeginsel
o Een ondernemer mag zich niet rijker rekenen dan hij is. Dit is een eventuele
rem op het realisatie- en matchingbeginsel. Winsten worden pas genomen als
in beginsel zeker is dat ze zijn behaald, verliezen worden echter al genomen
zodra ze verwacht worden. Zij worden dan alvast ten laste van het resultaat
gebracht.
, Zoals eerder gezegd zijn opbrengsten en kosten niet altijd gelijk aan ontvangsten en uitgaven:
- Ontvangsten geen opbrengsten
o Bijv. de ondernemer stort €25.000 op het EV van de onderneming en sluit
daarnaast een lening af van €50.000. De onderneming wordt noch armer noch
rijker.
- Uitgaven geen kosten
o Bijv. investering in inventaris van €15.000 tegen contante betaling. (Bank -/-
€15.000, Inventaris +/+ €15.000). Geld wordt uitgegeven, maar ondernemer
wordt niet armer.
- Geen uitgaven geen kosten
o Bijv. X koopt 10 racefietsen van €2.500 op rekening. Hij wordt hierdoor niet
armer. Er ontstaat een schuld op de leverancier, maar hier staat de verkrijging
van fietsen tegenover. (Voorraad +/+ €25.000, Crediteuren +/+ €25.000).
- Opbrengsten en ontvangsten
o Bijv. X verkoopt 5 fietsen. De koper betaalt onmiddellijk per bank.
Verkrijgingsprijs: €2.500, verkoopprijs: €4.000. (Bank +/+ €20.000, Voorraad
- /- €12.500, Winst +/+ €7.500).
- Kosten en uitgaven
o Bijv. bedrijfskosten zoals salarissen, huur en andere huisvestigingskosten. X
huurt een pand voor €1.500 per maand. (Bank -/- €1.500, Winst -/- €1.500).
- Opbrengsten geen ontvangsten
o Bijv. verkoop 3 fietsen voor €4.500 (verkrijgingsprijs €2.500). Koper ontvangt
rekening en betaalt later. (Voorraad -/- €7.500, Debiteuren +/+ €13.500, Winst
+/+ €6.000) EV stijgt hier met €6.000, dus de winst wordt al genomen. Dit is
in overeenstemming met het realisatiebeginsel, want de fietshandelaar heeft
aan zijn prestatie voldaan en er is een vordering ontstaan op de afnemer.
- Kosten geen uitgaven
o Bijv. waardevermindering (en dus afschrijving) inventaris. X schrijft
maandelijks €250 af. (Inventaris -/- €250, Winst -/- €250). Telkens wordt een
klein deel van de kosten van de investering aan een periode toegerekend,
matchingbeginsel: iedere periode moet zijn eigen kosten dragen.
o Bijv. voorziening van €1.000 i.v.m. eventuele garantieverplichtingen. Het gaat
hier om onzekere, maar waarschijnlijk toekomstige verplichtingen. De kosten
hangen samen met gedurende een bepaalde periode te realiseren opbrengsten.
(Winst -/- €1.000, Voorziening -/- €1.000)
Verdere geldstromen zijn de volgende:
- Ontvangst geen opbrengst
o Bijv. de debiteur van transactie E betaalt €10.000. De balans verandert als
volgt: Debiteuren -/- €10.000, Bank + €10.000.
- Uitgaven geen kosten
o Bijv. aan de crediteur van transactie B2 wordt €20.000 betaald. Van het
betalen van een schuld wordt men niet armer. De balans verandert als volgt:
Bank - €20.000, Crediteuren - €20.000.
- Uitgaven geen kosten
o Bijv. X neemt €2.500 op uit de onderneming om in zijn levensonderhoud te
voorzien. Dit is een onttrekking en dit wordt niet als loon aangemerkt: Bank -
€2.500, (EV) Kapitaal - €2.500.