Samenvatting Organisatietheorie
Vak: Bestuurskunde
Inhoudsopgave
Week 1: Organisaties als rationele systemen......................................................................................2
Week 2: Organisaties als sociale systemen..........................................................................................6
Week 3: Organisaties als rationele systemen II................................................................................10
Week 4: Organisaties als open systemen...........................................................................................14
Week 5: Organisaties en coördinatie.................................................................................................18
Week 6: Organisaties als sociale systemen II....................................................................................23
Week 7: Organisaties als rationele (?) systemen III.........................................................................27
1
,Week 1: Organisaties als rationele systemen
Verschillende onderscheiden:
- Organisaties als rationele systemen: Hoe zijn organisaties ingericht om doelen zo effectief
mogelijk te bereiken? De benadering kijkt vooral naar structuren
- Organisaties als sociale (natuurlijke) systemen: Dit perspectief kijkt naar mensen in
organisaties. Voorbeeld vraag: Hoe kan je mensen motiveren?
- Organisaties als open systemen: Dit perspectief kijkt naar hoe organisaties zich tot elkaar
verhouden. Wat zijn organisaties in de omgeving? Wat zijn concurrenten? De innerlijke
structuur van een organisatie wordt bepaald door omgevingsfactoren, de context.
Deze stromingen zijn niet per se met elkaar in tegenspraak, maar zijn verschillende brillen om naar
hetzelfde fenomeen te kijken, om zo een completer beeld te krijgen.
Daarnaast een onderscheid tussen een ‘benign’ of ‘goedaardige visie’ en een kritische visie:
Één vraag maakt dit onderscheid goed duidelijk: Zijn bepaalde maatregelen die in de organisatie
worden genomen in het belang van iedereen? Of zijn die alleen voor de top, of het personeel, of de
managers? De goedaardige visie stelt dat dit voor het belang van iedereen is. De kritische visie stelt
dat interventies alleen in het belang van managers zijn, om controle op personeel te houden (dit is een
vrij Marxistische manier van kijken naar management).
Wat zijn organisaties?
In Handel heb je een aantal soorten organisaties: Verkokerde systemen (bijvoorbeeld beleid bij
psychiatrische patiënten: ministeries moeten samen beleid maken, maar ze kunnen van nature niet met
elkaar communiceren), Hiërarchieën: Wanneer je aan organisaties denkt, dan denk je vaak aan
verschillende lagen tussen leidinggevenden en de werkvloer, de organisatie wordt vormgegeven door
verhoudingen tussen die niveau. IJzeren kooi (bureaucratie van Weber): Personeel zijn gevangen,
creativiteit wordt tegengehouden, gedwongen om in hokjes, simplistisch te denken.
Definitie volgens Handel (2003):
1. Een bewust opgerichte groep met een bepaald doel of doelen
2. Overleeft in de regel de individuele leden van de organisatie
3. In meer of mindere mate geformaliseerd in regels en hiërarchie
Voorbeeld: De Belastingdienst. Belastingdienst is een bewust opgerichte groep (Napoleontische tijd) met als
doel om inkomsten te vergroten van de overheid. De Belastingdienst heeft individuele leden overleefd, hij
bestaat immers al sinds 1805. De organisaties is ook geformaliseerd in regels en hiërarchie.
Wat voor soort vragen kan je stellen?
Verklarend: Hoe kan de organisatiestructuur verklaard worden aan de hand van a) de aard van
werkzaamheden of b) de kenmerken van de omgeving?
Prescriptief: Hoe kan een organisatie zo effectief mogelijk worden ingericht?
Theorie is hierbij een soort lens door middel waarvan je kunt voor-of beschrijven of verklaren.
Hetzelfde verschijnsel wordt vanuit verschillende perspectieven verklaard:
Bijvoorbeeld de opkomst van de bureaucratie. Volgens Weber was dit omdat de bureaucratie de meest rationele
vorm van organisatie-inrichting was. Volgens DiMaggio en Powell was dit het gevolg van interne
‘modegevoeligheid’ van ambtenaren.
2
, Weber- Bureaucratie
Bureaucratie als organisatievorm:
- Centralisering (in hoeverre is de organisatie in niveaus ingedeeld en hoe moeilijk is het om
met het hoogste niveau te communiceren?)
- Formalisering (de mate waarin de organisaties geregeerd wordt door geschreven regels en
procedures)
- Sine ira et studio (zonder haat of vooringenomenheid: bureaucratie was zeer neutraal en
voorspelbaar),
- Onzekerheidsreductie
- Ideaaltype: Een beschrijving van de meest pure vorm van een bepaald theoretisch concept,
die kom je dus niet tegen in de praktijk. De bureaucratie in het echte leven heeft niet alle
kenmerken honderd procent.
- Autoriteit berust op rationeel-legaal gezag. (Vormen van gezag: Traditioneel (koning,
edellieden; orde behouden van vroeger), Charismatisch (persoonlijke kwaliteiten halen
burgers over om iemand te volgen), Rationeel-legaal). Gezag vloeit voort uit wetten en die
zijn rationeel gevormd.
Gezag: De spiegel van de gehoorzaamheid, wanneer mensen iemand gehoorzamen.
Rationeel-legale autoriteit:
1. De wijze waarop het werk moet worden uitgevoerd is vastgelegd in vaste, min of meer
uitputtende regels.
2. Binnen hun werkverband zijn ambtenaren alleen onderworpen aan het gezag van de
organisatieleiding
3. Ambtenaren werken in een hiërarchische organisatiestructuur
6. 1Ambtenaren worden geworven op basis van hun competenties en er is sprake van vrije
selectie (iedereen kan meedingen naar een ambtenaarspositie)
7. De uitvoering van het werk berust op schriftelijke stukken (is voor uitvoerbaarheid en
controleerbaarheid alles is na te zoeken, dit maakt natuurlijk de bureaucratie langzaam,
maar waarborgt wel de betrouwbaarheid, bescherming tegen willekeur)
Weber: Bureaucratie en democratie?
- Enerzijds past de bureaucratie bij de democratie (gelijkheid voor de wet en gelijke
behandeling, toepassing regels, rekrutering ambtenaren op basis van deskundigheid)
- Anderzijds kan de bureaucratie op gespannen voet staan met de democratie (usurpatie door
niet gekozen maar benoemde, deskundige ambtenaren, vierde-macht problematiek)
Ambtenaren kunnen soms zeer veel invloed hebben op wetgeving, dat is niet democratisch
Lipsky: Street – level Bureaucratie
- Dit is een kritiek/nuancering op het rationele perspectief van Weber
- Beleid is wat ambtenaren doen, niet hoe het op papier
Hij focust niet op de bureaucratie als systeem, maar op de bureaucraat als individu
- Centraal staat de street level bureaucrat: Staat direct in contact met burgers (leraar, politie,
loket, wijkteams), dit sluit dus alle managers en besluitmakers uit. Die werken in de directe
uitvoering van beleid.
Deze soort ambtenaren hebben een aanzienlijke mate van discretie. Het idee van discretie is
dat er een bepaalde mate van beleidsvrijheid is bij ambtenaren (dit is wat Weber niet wilde!).
Dit is dus voor verschillende interpretatie vatbaar.
1
Punt 4 en 5 zijn hier irrelevant
3