4.3 Forensische Orthopedagogiek
College 1: Inleiding over de ontwikkeling en de ernst van jeugddelinquentie
Delinquentie kan zowel in type als de mate waarin het voorkomt verschillen. Delinquent gedrag ontwikkelt zich op een
geleidelijke manier en is onder invloed van verschillende mechanismen. Criminaliteit komt vooral voor in de adolescentie,
waarbij vooral het sociaal mechanisme een rol speelt bij de ontwikkeling van crimineel gedrag.
Forensische orthopedagogiek is ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek, gerechtelijk, juridisch en justitieel.
Ë Focus op risicovol en grensoverschrijdend gedrag.
Ë Vaak specifieke interesse voor onder studenten.
Ë Doelgroep vraagt specifieke kennis en kunde van professionals.
Ë (Meer) nadruk op systemische interventie.
Ë Betere voorbereiding op klinische praktijk.
Tijdens dit blok hebben we aandacht voor meer
theoretische (algemene) modellen voor
gedragsproblemen en delinquent gedrag.
Verschillende mechanismen spelen een rol bij de
ontwikkeling van crimineel gedrag, vooral het
sociaal mechanisme speelt hierin een rol.
Ook is er aandacht voor (individuele) ervaringen
in de praktijk:
Nino Hensen (ex-veelpleger): ‘In de criminaliteit
komt het eigenlijk neer op twee dingen: geweld
en geld. Als je heel veel geld hebt, maar je hebt
de component geweld niet, dan ben je prooi. En
als je heel veel geweld gebruikt, maar je hebt
geen geld, dan ben je maf. Want waarom geweld
gebruiken als je er geen cent aan overhoudt? En
als je die twee dingen combineert, geld en
geweld, dan praat je over een topcrimineel.’
Stellingen:
1. 1 op de 20 (5%) van de Nederlandse minderjarigen (12-18 jaar) zegt weleens een delict te hebben gepleegd.
Onjuist: dit is 35% (Figuur 2.3 Probleem 1).
• Het komt in deze groep het vaakst voor dat een jongere iemand heeft geslagen, maar dat het slachtoffer
niet gewond was.
• Een vermogensdelict gaat over stelen, zoals winkeldiefstal, waarbij het gestolen goed minder is dan 4
euro.
• De prevalentie van jeugdigen onder de 12 jaar is 20% (Figuur 2.2 Probleem 1).
• De prevalentie bij 18- tot en met 22-jarigen ligt het hoogst (Figuur 2.1 Probleem 1).
• Zelfrapportage ligt hoger dan politie- en justitiecijfers.
Te zien is dat dit figuur erg overeenkomt met het model van Moffitt over de ontwikkeling van antisociaal gedrag.
2. Het kopen van een gestolen fiets (heling) is een overtreding.
Onjuist: het is een misdrijf en geen overtreding. Dit zorgt voor een strafblad.
3. Delinquent gedrag bij jeugdigen is de afgelopen jaren afgenomen.
, Juist: dit is niet vaak het beeld dat je krijgt van de media, maar is wel zo. De verklaring voor de afname lijkt
onder andere samen te hangen met de ontwikkeling van mobiele telefoons en sociale media.
4. Een vroege beginleeftijd van delinquent gedrag voorspelt een relatief lange en intensieve criminele carrière.
Juist: volgens de theorie van Moffitt en de ontwikkelingspaden van Loeber.
5. Gedurende de ontwikkeling spelen steeds dezelfde risicofactoren een rol in de ontwikkeling van delinquent
gedrag.
Onjuist: gedurende de ontwikkeling spelen steeds verschillende risicofactoren een rol in de ontwikkeling van
delinquent gedrag.
Vooral tijdens de adolescenten komen alle factoren bij elkaar à de meeste risicofactoren kunnen een rol spelen
in de ontwikkeling van delinquent gedrag.
Delict of strafbaar feit: ‘een menselijke gedraging die binnen de grenzen van een wettelijke strafbepaling valt en derhalve
strafbaar is gesteld door de wetgever’. In o.a. het Wetboek van Strafrecht (WvS):
e
Ë Overtredingen: lichte strafbare feiten (artikel 424-479; 3 boek), voorbeelden:
1) Een valse naam opgeven aan de politie.
2) Graffiti spuiten op een (saaie kale) muur.
3) Op de fiets door rood licht rijden.
4) Op verboden terrein lopen (‘verboden toegang’ bordjes erbij).
5) Dronken op een openbare weg lopen.
e
Ë Misdrijven: ernstige strafbare feiten (artikel 1-91; 2 boek), voorbeelden:
1) Een computer hacken.
2) Vernielen van een graf.
3) Illegaal vuurwerk afsteken.
4) Een reep chocola stelen uit een winkel.
5) Een vechtpartijtje tussen studenten op de campus van EUR.
e
Ë Bijzondere bepalingen voor de jeugdige (artikel 77 1 boek).
Het kan verschillen wat strafbaar is en wat niet, het is normatief: het wordt door de samenleving bepaald (bijv. de
Opiumwet). Daarom is het ook niet logisch waarom het ene een overtreding is en het ander een misdrijf. Over het
algemeen is het verwonden van een ander een misdrijf.
Delicten ook in Wet wapens en munitie, de Wegenverkeerswet en de Opiumwet.
Ontwikkeling tijdens adolescentie:
Ë Zelfstandigheid/autonomie.
Ë Ontwikkeling eigen identiteit.
Ë Lichamelijke/hormonale veranderingen
,Leeftijd ongeveer 12-16 jaar:
Belangrijke Ontwikkelingsopgave Opvoedings- ‘Normaal’ probleem Voorbeelden van moment,
milieus opgave duur of intensiteit van
ernstig probleem
Gezin| school | Emotionele (en Emotionele steun Psychoactieve stoffen Problemen door alcohol,
‘peer group’ | praktische) bieden | tolerantie gebruiken (alcohol en drugs, stoornis in de
internet- zelfstandigheid) | voor experimenten | drugs) | twijfels over identiteit | anorexia en
gemeenschappen omgaan met eigen leeftijdsadequate identiteit en/of boulimia (nervosa) |
| verenigingen | en andere sekse | grenzen stellen | toekomst | problemen bij seksuele
werkkring | ontwikkeling van voorbeeldfunctie problemen met oriëntatie | suïcide |
sociaal-culturele waardesysteem: vervullen | meer uiterlijk | problemen oppositionele
velden persoonlijke symmetrische relatie met autoriteiten | gedragsstoornis puber |
identiteit, school, met kind aangaan incidenteel spijbelen gedragsstoornis in
beroep en groepsverband |
samenleving delinquentie | schooluitval
Over het algemeen ontwikkeld delinquent gedrag zich geleidelijk. Een voorbeeld van de ontwikkeling van antisociaal
gedrag, van kleuterleeftijd naar volwassenleeftijd. Het is maar een klein groep jeugdigen die zich zo ontwikkeld.
Bij de ontwikkeling van delinquent gedrag volgen verschillende delicten zich vaak op, op verschillende leeftijden (bijv.
winkeldiefstal, inbraken, iemand beroven, etc.). Het zijn stapjes waarin het zich ontwikkeld en het steeds weer verder gaat.
Antisociaal gedrag ontstaat niet zomaar, maar is een stapsgewijs proces.
3 ontwikkelingspaden: hoe verder in de piramide, hoe minder
jongens het betrekt. Het gaat over een longitudinaal onderzoek 1517
jongens (1987), gevolgd van 7-13 jaar.
Deze paden geeft aan hoe delinquent gedrag zich ontwikkelt, maar
het is puur een beschrijving van de ontwikkeling: biedt geen
verklaring. Daarom is het belangrijk om ook te kijken naar
risicofactoren.
Risicofactoren:
Ë Meervoudig risicomodel (Van der Ploeg, 2007): verschillende risicofactoren in de
verschillende contexten rondom de jeugdige spelen mee in de ontwikkeling van
delinquent gedrag.
Ë Sociaalecologisch model (Bronfenbrenner, 1979).
Dit laat zien dat verschillende risicofactoren een rol spelen in de ontwikkeling van
delinquent gedrag. Bij risicofactoren kan een onderscheid gemaakt worden tussen individu
en context en in de mate van veranderbaarheid (statisch of dynamisch).
Factor in top 8 Risico Veranderbaar Dynamische behoeften
1. Geschiedenis Vroege en voortdurende betrokkenheid Statisch Bouw niet-crimineel alternatief gedrag
van antisociaal bij veel verschillende antisociale op in risicovolle situaties
gedrag handelingen in verschillende
omgevingen
2. Antisociaal Avontuurlijke ‘pleasure seeking’ | Dynamisch Vaardigheden ontwikkelen voor
persoonlijkheids- zwakke zelfbeheersing | rusteloos probleemoplossing, zelfmanagement,
patroon agressief coping en woedebeheersing
, 3. Antisociale Houdingen, waarden, overtuigingen en Dynamisch Antisociale cognitie verminderen |
cognitie rationalisaties die misdaad risicovol denken en voelen herkennen |
ondersteunen | cognitieve emotionele alternatief minder risicovol denken en
toestanden van woede, wrok en verzet voelen ontwikkelen | een hervormde of
| criminele versus hervormde of anti- anti-criminele identiteit aannemen
criminele identiteit
4. Antisociale Nauwe omgang met criminele anderen Dynamisch Omgang met criminele anderen
vrienden en relatief isolement van anderen die verminderen | Omgang met niet-
niet-crimineel zijn | onmiddellijke steun criminele anderen versterken
voor criminaliteit
5. Familie en/of Twee belangrijke elementen zijn Statisch Conflicten verminderen | positieve
huwelijk verzorging en monitoring relaties opbouwen | monitoring
verbeteren | prestaties, beloningen en
tevredenheid verbeteren
6. School en/of Lage prestaties en tevredenheid op Dynamisch Verbeteren van prestaties, beloningen
werk school en/of werk en tevredenheid
7. Vrije tijd Lage mate van betrokkenheid en Dynamisch Verbeteren van betrokkenheid,
tevredenheid bij vrijetijdsbesteding beloningen en tevredenheid
tegen criminaliteit
8. Misbruik van alcohol en/of andere Dynamisch Drugsmisbruik verminderen |
Middelenmisbruik drugs (inter)persoonlijke ondersteuning van
middelenmisbruik verminderen |
alternatieven voor drugsmisbruik
verbeteren
De belangrijkste risicofactor is volgens Andrews, Bonta & Wormith (2006) de geschiedenis van antisociaal gedrag en
deze is statisch: onveranderbaar. Maar in de behandeling is het juist belangrijk om te kijken naar dynamische
risicofactoren. De eerste vier domeinen zijn ‘the big four’ (hebben een sterke voorspellende kracht voor crimineel gedrag).
De onderste vier zijn ‘the moderate four’ (hebben een middelgrote associatie met crimineel gedrag).
Hoe risicofactoren een rol spelen in de ontwikkeling van gedragsproblemen: alles werkt op elkaar in.
‘Dosis-response relatie’: risico en bescherming
Ë Hoe meer risicofactoren een kind heeft in zijn of haar omgeving of bij zichzelf, hoe groter de kans is op het
ontwikkelen van delinquent (grensoverschrijdend) gedrag. De dosis-response relatie voor risicofactoren is terug
te zien in het Figuur waarin 100% van de jongeren met aanhoudend delinquent gedrag 6 of meer risicofactoren
hebben. Over het algemeen lijkt het dus te gaan om het aantal risicofactoren en niet om de kwaliteit van deze
risicofactoren.
Ë Het verband van beschermende factor is minder duidelijk.
Ë Afhankelijk van de studie, lijken bepaalde factoren een belangrijkere rol te spelen. Bijvoorbeeld Annemiek heeft
duidelijk gezien dat vooral delinquente vrienden en middelengebruik (softdrugs) een belangrijke rol spelen in het
laten zien van delinquent gedrag in de gesloten jeugdzorg.
De jongeren met een niet-Nederlandse achtergrond zijn oververtegenwoordigd in de verdachten van overtredingen en
misdrijven. Hierbij lijkt vooral sprake te zijn van etnisch profileren.
Als orthopedagoog verandering bereiken in delinquent gedrag à Nino: ‘Tophulpverleners houden van die jongeren. Ze
hebben respect. Ik denk dat het allemaal te maken heeft met een bepaald begrip voor wat zo’n jongen meemaakt. De
gemiddelde Piet of Klaas is opgevoed met het idee dat hij niets te maken moet krijgen met gasten zoals ik. Die moet hij
mijden, want het zijn schooiers die toch nooit wat zullen bereiken. Dat is ook waarom jongeren zo schichtig zijn naar
hulpverleners. Het is een utopie om te denken dat je een jong crimineeltje met een paar goede gesprekken van zijn pad
haalt. Voor jongeren die van jongs af aan heel veel straf krijgen, pijn ervaren, sancties krijgen, wordt het heel erg moeilijk
om te luisteren. Je ziet dat al die jongeren moeite hebben met luisteren.’