Hoofdstuk 10 Het afstammingsrecht
10.1 Inleiding
Afstammingsrecht regelt in titel 11 van Boek 1 de afstamming door geboorte tussen ouders
en kinderen en daarmee de fundamentele vraag wie juridisch bezien familie van elkaar zijn
(art. 1:197: “tot elkaar in een familierechtelijke betrekking staan”). Ook het begrip ouder is
niet wettelijke gedefinieerd in het BW wordt hiermee doorgaans de juridische ouder
bedoeld. Op grond van het afstammingsrecht kan een kind een man en een vrouw als ouder
hebben of twee moeders. Het vestigen van afstamming kan op verschillende manieren
plaatsvinden (art. 1:198 en 199). Afstammingsrecht regelt ook het verbreken van
afstamming tussen ouder en kind.
10.2 Kenmerken en beginselen
Het afstammingsrecht is recht dat niet ter vrije bepaling van partijen staat, het is dwingend
recht. Een belangrijk uitgangspunt dat aan het afstammingsrecht ten grondslag ligt, is dat
een kind gebaat is bij het hebben van twee ouders en dat het kind minimaal één en
maximaal twee ouders heeft. Per 1 april 2014 kan het kind via het afstammingsrecht twee
moeders hebben. Het beginsel van de biologische afstamming is dus gedeeltelijk verdwenen.
Uit het belang van rechtszekerheid vloeit voort dat de afstammingsband een
rechtsverhouding is die niet te makkelijk verbroken kan worden.
10.3 Belangrijke ontwikkelingen
Er hebben zich op het gebied van het afstammingsrecht fundamentele veranderingen
voorgedaan:
- 1998: sterker dan voorheen aangesloten bij de biologische afstamming. In deze tijd
verdween ook het wettelijk onderscheid tussen kinderen die binnen en buiten het
huwelijk waren geboren.
- 1 april 2014; opnieuw gewijzigd; met de wet Juridisch ouderschap voor de
vrouwelijke partner van de moeder. Deze wet heeft afstamming van de meemoeder
geïntroduceerd en de mogelijkheden voor de bekende donor die in een nauwe
persoonlijke betrekking tot het kind staat, om vader te worden, vergroot. De kern
van het afstammingsrecht, namelijk dat het de afstammingsrelatie regelt tussen de
twee biologische ouders en het kind, is daarmee ingrijpend gewijzigd.
De moeilijkheid van het hedendaagse afstammingsrecht is aan de ene kant dat het huwelijk
niet langer het enige aanknopingspunt is. Anderzijds is het door technische en
maatschappelijke ontwikkelingen mogelijk geworden dat meer dan twee ouders betrokken
zijn bij de beslissing een kind op de wereld te zetten.
10.4 De rechtsgevolgen van afstamming
Afstammingsrecht leidt tot het ontstaan van een familierechtelijke betrekking tussen het
kind, zijn ouders en diens bloedverwanten, art 1:197 BW. Daarnaast heeft het
afstammingsrecht veel andere belangrijke rechtsgevolgen. In boek 1 is een belangrijk gevolg
van ouderschap het gezag over minderjarige kinderen, art 1:251, art 1:1253aa, en het recht
op omgang, art 1:277a BW. Daarnaast zijn ouders en kind verplicht elkaar te onderhouden,
art 1:392 lid 1 onder a en is ook de geslachtsnaam van het kind direct gekoppeld aan het
, bestaan van familierechtelijke betrekkingen, art 1:5. Buiten boek 1 is afstamming van belang
voor het erfrecht (art 4:10 en 4:63). Ook buiten het BW zijn er talrijke gevolgen.
10.5 Verhouding tot andere rechtsgebieden (adoptie en gezag)
Een familierechtelijke betrekking kan ook ontstaan door adoptie, art 1:198 lid 1 onder e en
art 1:199 onder e. Het gezag is een rechtsfiguur die van afstamming te onderscheiden is.
Gezag heeft alleen betrekking op minderjarigen en houdt kort gezegd een plicht tot
opvoeding en verzorging in, art 1:247. Het is in de regel zo dat degene die de juridisch ouder
van een kind is, ook het gezag heeft of kan krijgen.
10.6 Internationaal recht
Het internationaal recht heeft een belangrijke stempel gezet op de ontwikkeling van het
afstammingsrecht. Met name het EVRM, maar ook het Verdrag voor de Rechten van het
Kind. Art 8 en art 14 EVRM hebben belangrijke ontwikkelingen in het Nederlandse
afstammingsrecht in gang gezet. Bij het Verdrag voor de Rechten van het Kind gaat het om
art. 3, art. 7 en art. 10.
10.7 Vestiging van afstamming van de vader
10.7.2 Wettelijke terminologie voor vaders
Er zijn biologische vaders en niet-biologische vaders.
- Biologische vaders: verwekkers en donoren. Zij leveren sperma. De rechtspositie van
de donor hangt af van de vraag of hij in een nauwe persoonlijke betrekking tot het
kind staat, hetgeen doorgaans alleen bij een bekende donor het geval kan zijn. De
verwekker is een biologische vader, die het kind op natuurlijke wijze heeft doen
ontstaan.
- Niet-biologische vaders: de instemmende levensgezel van de moeder, dat wil zeggen
de man die heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg
kan hebben gehad.
Waar in het afstammingsrecht de term biologische vader wordt gebruikt, behoren
verwekkers en donoren daar wel toe, maar de instemmende levensgezel niet.
Hanteert de wet het begrip verwekker dan vallen de donoren daarbuiten. Wordt de term
vader of ouder gebruikt dan gaat het doorgaans om de juridisch ouder, maar een bekende
donor die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind is daarmee onder
omstandigheden gelijkgesteld.
10.7.3 Vader door formele relatie met de geboortemoeder
De eerste wijze waarop vaderschap in de wet wordt aangeduid, is het huwelijksvaderschap,
zie art 1:199 onder a BW. Of de man ook daadwerkelijk de biologische vader van het kind is,
is voor het ontstaan van de afstammingsband niet van belang (maar wel het verbreken
ervan).
Wordt het kind geboren voorafgaand aan het huwelijk of geregistreerd partnerschap, dan
ontstaat geen vaderschap van rechtswege. De man zal het kind moeten erkennen.
Gaat het om een overleden echtgenoot of geregistreerd partner van ongeboren kind, dan is
aannemelijk dat dat de man biologisch vader van het kind is (zie art. 1:198 onder b BW).