Hoofdstuk 2: Biopsychologie, neurowetenschap en de menselijke aard
Hersenhelften (cerebrale hemisferen): De twee helften van het cerebrum,
verbonden door het corpus callosum.
Corpus callosum: De band van zenuwcellen die de twee hemisferen met elkaar verbind.
We hebben 100 miljard zenuwcellen die elk met tienduizend andere zenuwcellen zijn
verbonden. Je hersenen blijven je hele leven nieuwe hersencellen vormen. Elke dag
sterven 200 duizend hersencellen af. Die worden ook weer bijgemaakt, zodat het aantal
hersencellen je hele volwassen leven ongeveer gelijk blijft.
Biopsychologie: Specialisme in de psychologie dat de interactie tussen biologie, gedrag
en de omgeving bestudeert.
Evolutie: Het geleidelijke proces van biologische verandering van een soort doordat die
zich aanpast aan zijn omgeving.
Natuurlijke selectie: drijvende kracht achter de evolutie, waardoor de omgeving de
best aangepaste organismen ‘selecteert’.
Genotype: Genetische opmaak van een organisme (blauwdruk)
Fenotype: Waarneembare fysieke kenmerken van een organisme, dus ook gedrag
(fysieke bouwwerk)
DNA: Lang complex molecuul dat informatie bevat over genetische eigenschappen. De
volledige naam voor DNA is desoxyribonucleïnezuur.
Genen: segmenten van een chromosoom waarin de codes voor de aansluiting van de
erfelijke lichamelijke psychische eigenschappen van een organisme zijn opgeslagen. Ze
vormen de functionele elementen van een chromosoom. Genen bestaan uit 4
nucleotiden; de ‘letters’ in de genetische ‘woorden’.
Chromosomen: Lange, dunne en sterk spiralende draden waarlangs de genen zijn
gerangschikt als de kralen van een ketting. Chromosomen bestaan voornamelijk uit DNA.
Geslachtschromosomen: De X- en Y-chromosoom vanwege de vorm. Ze bepalen de
lichamelijke geslachtskenmerken.
Neuron: Een cel die gespecialiseerd isin het ontvangen en doorsturen van informatie
naar andere cellen in het lichaam – ook wel zenuwcel genoemd. Een bundeling van een
groot aantal neuronen wordt een zenuw genoemd.
Er zijn verschillende soort neuronen. Er zijn drie grote groepen van neuronen:
Sensorische neuronen, motorische neuronen en schakelcellen.
Sensorische neuronen (of afferente neuronen): Zenuwcellen die boodschappen van
de sensorische receptoren naar het centrale zenuwstelsel geleiden. sturen informatie in 1
richting. Geleiden signalen van de zintuigen naar de hersenen.
Motorische neuronen (of efferente neuronen): Zenuwcellen die boodschappen
vanuit het centrale zenuwstelsel naar spieren, organen en klieren geleiden.
Schakelcellen: Hier bestaat het grootste deel van de miljarden cellen in de hersenen en
ruggenmerg uit. Geven boodschappen van de ene zenuwcel door aan de andere. Met
name in de hersenen en het ruggenmerg.
Werking van neuronen
Dendrieten: Vertakte uitlopers van het cellichaam van een neuron die de informatie
binnenhalen. Geven signaal door aan het soma. Leren kan veranderingen teweegbrengen
in onze dendrieten.
Soma (of cellichaam): Gedeelte van de cel (zoals een neuron) waar de kern zich
bevindt. De kern bevat de chromosomen. Ontvangen de vele impulsen en maken de
beslissing tussen vuren (excitatoir) of niet vuren (inhibitoir). Welke beslissing wordt
gemaakt is afhankelijk van de som van de inkomende impulsen.
,Axon: Als de excitatie wint van de inhibitie dan vuurt het neuron dat signaal langs het
axon. Het axon is een lange uitloper die de informatie vanuit het cellichaam als
elektrische lading naar de eindknopjes vervoert.
Synaps: Microscopisch kleine spleet waarlangs de communicatie tussen neuronen
plaatsvindt. Synapsen komen ook voor tussen neuronen en de spieren of klieren die ze
van berichten voorzien.
Eindknopjes: Kleine verdikkingen aan het uiteinde van het axon. Bevatten
neurotransmitters, die de boodschap van het neuron in de synaps brengen.
Synaptische transmissie: Transport van de informatie door de synaptische spleet (van
het ene neuron naar het andere bijvoorbeeld) door middel van neurotransmitters.
Neurotransmitters: Chemische boodschappers die neurale berichten naar de andere
kant van de synaptische spleet brengen. Veel neurotransmitters zijn eveneens
hormonen.
Neurotransmitters zijn de ‘sleutel’ in ‘slot’, de receptor. Als een neurotransmitter in een
receptor past, wordt de impuls doorgegeven. Neurotransmitters die de receptor niet
bereiken worden gerecycled. Dit wordt heropname genoemd.
Veel (medicinale) drugs hebben invloed op neurotransmitters of werken als
neurotransmitter. Dit kan een remmende of stimulerende werking hebben.
Rustpotentiaal: Elektrische lading van het axon in rust, als het neuron gereed is om te
vuren.
Actiepotentiaal: Zenuwimpuls die wordt veroorzaakt door een verandering in de
elktrische lading op het celmembraam van het axon. Als het neuron vuurt, plant deze
lading zich voort over het axon en zet de eindknopjes aan tot het uitscheiden van
neurotransmitters.
Alles-of-nietsprincipe: Verwijst naar het feit dat de actiepotentiaal of volledig vuurt of
helemaal niet.
Synchroon vuren: Sommige neuronen werken niet dmv neurotransmitters. Deze
neuronen vuren direct hun elektrische implus. Ze zijn bijvoorbeeld betrokken bij het
gecoördineerde slaan van het hart.
,Plasticiteit: Vermogen van het zenuwstelsel om zich aan te passn of te veranderen door
ervaring. Dankzij plasticiteit is het zenuwstelsel in sommige gevallen in staat fysieke
beschadigingen te compenseren. Er zijn vele manieren waarbij plasticiteit wordt gebruikt.
Het kan er voor bijvoorbeeld een vioolspeler voor zorgen dat het motorisch gebied in de
hersenen wordt vergroot of dat een blinde die braille leest een groter gebied in de
hersenen heeft voor zijn wijsvinger.
Gliacellen: Deze cellen zorgen voor stevigheid. Tijdens de ontwikkeling helpen ze bij het
samenbrengen van de juiste zenuwcellen. Gliacellen produceren een isolerende laag (de
myelineschede) voor de axonen van sommige neuronen. Samen met de neuronen
vormen gliacellen de twee belangrijkste bouwstenen van het zenuwstelsel.
Zenuwstelsel (CZS): Het gehele netwerk van neuronen in het lichaam, inclusief het
centrale zenuwstelsel, het perifere zenuwstelsel en hun onderafdelingen.
Centrale zenuwstelsel: De hersenen en het ruggenmerg.
Reflexen: Eenvoudige, niet aangeleerde responsen die worden opgeroepen door stumuli.
Een voorbeeld is de kniereflex, die optreedt als je tegen de pees onder de knieschijf tikt.
Het ruggfemerg regelt reflexen.
Contralaterale banen: Elkaar links en rechts kruisende banen. Dwz dat veel
lichaamsfunctie die links van het lichaam zijn, geregeld worden aan de rechterkant van
het brein en andersom.
Perifere zenuwstelsel (PZS): Alle delen van het zenuwstelsel die zich buiten het
centrale zenuwstelsel bevinden. Het perifere zenuwstelsel bestaat uit het autonome en
het somatische zenuwstelsel.
Somatische zenuwstelsel: Deel van het perifere zenuwstelsel dat willekeurige
boodschappen naar de skeletspieren van het lichaam stuurt.
Autonome zenuwstelsel: Gedeelte van het perifere zenuwstelsel dat boodschappen
naar de interne organen en klieren verzendt.
Sympatische zenuwstelsel: Deel van het autonome zenuwstelsel dat booschappen
naar inwendige organen en klieren stuurt waaroor we reageren op stressvolle situaties en
noodgevallen.
Parasympatische zenuwstelsel: Deel van het autonome zenustelsel dat de dagelijkse
routine van de inwendige organen in de gaten houdt en het lichaam weer kalmeert nadat
dat door het sympathische zenuwstelsel in staat van paraatheid is gebracht.
Het zenuwstelsel
Centrale zenuwstelsel Perifere zenuwstelsel
Bestaat uit
Autonome zenuwstelsel Somatische zenuwstelsel
Bestaat uit
Sympatische zenuwstelsel Parasympatische
zenuwstelsel
Endocriene stelsel: Het hormonale systeem – de chemische boodschappendienst van
het lichaam, inclusief de volgende mormoonklieren: hypofyse, bijnieren, geslachtsklieren,
schildklier, bijschildklier, alvleesklier, ovaria en testikels.
Hormonen: Chemische boodschappers van het endocriene stelsel. Veel hormonen
fungeren ook als neurotransmitters.
, Hypofyse: De belangrijkste hormoonklier. Ligt aan de basis van de hersenen. Deze klier
houdt toezicht op alle hormoonreacties. De hormonen die de hypofyse produceert,
beïnvloeden de afscheiding van alle andere endocriene klieren. Ook produceert het een
hormoon dat de groei beïnvloed. De hersenen sturen de hypofyse weer aan, met name
de kleine neurale kern in de hersenen die de hypothalamus heet.
Reactie van het hormoonstelsel bij een crisis
Bij een crisis schakelt het hormoonstelsel over om het sympatische zenuwstelsel te
ondersteunen. In zo een noodsituatie wordt het hormoon dat epinefrine (of adrenaline)
heet aan het bloed afgegeven. Deze reactie van het hormoonstelsel onderbouwt de
verdedigingsreactie van het lichaam (fight-or-flight)
Agonisten: Medicijnen of andere chemische stoffen die effecten van neurotransmitters
versterken of imiteren.
Antagonisten: Medicijnen of chemische stoffen die effecten van neurotransmitters
blokkeren.
Neurale banen: Bundels van zenuwcellen die in grote lijnen dezelfde route volgen en
dezelgde nerutransmitters gebruiken.
Elektro-encefalogram (EEG): Instrument om hersengolven te registreren met behulp
van op de schedel aangebrachte elektroden. Het resultaat van deze opname wordt een
EEG genoemd. Met de EEG kan worden vastgesteld welke gebieden van de hersenen
betrokken zijn bij een bepaalde handeling.
CT-scan of gecomputeruseerde axiale tomografie: Techniek waarmee je een
computergestuurde afbeelding kunt maken door röntgestralen vanuit verschillende
hoeken door de hersenen te sturen en de informatie samen te voegen. Hierdoor kunnen
3d beelden worden gemaakt.
PET-scan of positronemissietomografie: Techniek waarmee je radioactieve glucose
die door actieve hersencellen wordt opgenomen kunt regisreren en in beeld brengen.
MRI of beeldvorming met magnetische resonantie: Hierbij wordt gebruikgemaakt
van korte, krachtige pulsen magnetische energie om zeer edetailleerde beelden te
verkrijgen van de structuur van de hersenen. Deze techniek is duur, maar omdat er geen
gebruik wordt gemaakt van schadelijke straling wordt deze techniek het liefst toegepast.
fMRI of functionele beeldvorming met magnetische resonantie: Hierbij wordt niet
alleen de structuur, maar ook de activiteit duidelijk gemaakt.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Kelleke. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.