Webcollege 7 HisMo
Ineenstorting van het Concert van Europa en de Eerste Wereldoorlog
Moderne Oorlog en Totale Oorlog
1648 – 1789: Fase van de oorlogen van vorsten binnen Europa (vroegmodern tot moderne
tijd)
Kenmerken:
- Huurlegers
- Weinig “staande” legers, te duur omdat er nog niet echt vaste, grote staten waren
- Beperkt in doelen en schaal: gericht waren op een betere onderhandelingspositie bij
vredesbesprekingen of belangrijke strategische plekken te kunnen toevoegen aan de
steeds meer absolutistisch wordende vorsten.
- Wisselende allianties: het maakt niet (heel veel) uit of je katholiek of protestants bent
als je een alliantie aangaat. Het gaat meer om de strategische ligging.
Na 1798: Moderne oorlogen.
Kenmerken:
- Frankrijk stelde een (soort van: met loodjes) dienstplicht in, om zich te kunnen
beschermen tegen de omliggende conservatieve landen. Dit was o.a. bedacht door de
Jacobijnen.
- Napoleon nam dit ook over en die stelde wel een formele dienstplicht in.
Von Clausewitz, Vom Kriege:
Zij onderzochten wat oorlog betekende voor deze nieuwe moderne tijd.
“Oorlog is de voortzetting van politiek met andere middelen”.
Of wel, we kunnen heel luchtig doen over oorlog, het is gewoon een ander manier wat we
hebben om iets te krijgen wat we willen.
Totale oorlog: complete mobilisatie van materieel, maatschappij en politiek voor de
oorlogsinspanning. De complete bevolking moet in dienst zijn van het bijdragen aan de oorlog
en hiermee gaat de oorlog het volledige leven beheersen. Volgens Von Clausewitz moeten wij
dit proberen te beperken, hij noemt dit het monster de totale oorlog. De enige entiteit wat
oorlog kán en móét beheersen is politiek.
Oorzaken van WOl: ondermijning van het Concert van Europa.
De oorzaken van WOl liggen in meerdere factoren:
1. Ten eerste in de internationale betrekkingen. Wat was de structuur van de
internationale betrekkingen; welke veranderingen kwamen er in die structuur; hoe
reageerden de verschillende mogendheden hierop; zorgde dit weer voor een nieuwe
verandering in de structuur?
2. In de binnenlandse politiek. Welke veranderingen bracht de industrialisatie met zich
mee; was er een nationalistisch of zelfs extreem-nationalistisch gevoel binnen het
land?
3. Wat hebben de actoren gedaan en hoe kwamen zij op deze handelingen?
,Internationale betrekkingen
Bij het Congres van Wenen werd het ‘Concert van Europa’ (1815 – 1817) afgesproken. De
Napoleontische oorlogen waren zwaar uit de hand gelopen, dit soort oorlogen moeten in de
toekomst vermijden worden.
De grote Europese mogendheden gaan samenwerken om binnen Europa een
machtsevenwicht blijvend stand te laten houden en dit kon bereikt worden door macht
tegenover macht te zetten. Dit was afhankelijk vanaf welke macht sterker zou worden.
Ze dachten als eerst Frankrijk, want dit was sinds de 14e eeuw al zo. Maar ook Pruisen
en Rusland waren sterke staten.
Hierdoor werden wisselende allianties opgezet: wanneer één staat erg sterk groeit in
macht dan vormen de andere staten allianties om zo macht tegenover macht te
behouden. Zij compenseerden ook en gaven elkaar dingen, dit ging soms wel ten koste
van de kleine landjes. Als de grote mogendheden er onderling maar uitkomen
(compensatieregelingen).
Concert van Europa (denk aan: ‘een harmonie’ binnen Europa). Dit werkte zeer goed,
een kleine 100 jaar zorgde dit voor geen grote oorlogen binnen Europa (Frans-
Pruisisch wel, maar dit was niet zó groot als bijv. de Napoleontische oorlogen).
Toch faalde dit plan:
- Sommige actoren hielden zich niet aan bepaalde allianties.
- Factoren waarop het plan is gebouwd vallen weg: de machtsverdeling binnen Europa
verandert zó, dat het niet meer mogelijk is om het machtsevenwicht te behouden. Er
ontstonden bijv. grote eenheidsstaten. Denk aan de eenwording van het Duitse
keizerrijk en de eenheid binnen Italië. Hier had het concert niet op gerekend.
- Het plan had geen rekening gehouden met conflict tussen grote Europese
mogendheden en mogendheden buiten Europa. Denk bijv. aan de Krimoorlog. De
Russen wilden ijsvrije havens zodat zij ook over de Middellandse Zee konden varen.
De Krim was een belangrijk punt voor Rusland waar een groot deel van hun vloot lag.
Dit wilden de Europese mogendheden Frankrijk, Groot-Brittannië, Sardinië en het
Ottomaanse Rijk voorkomen en er ontstond een oorlog (1854 – 1856). De Europese
mogendheden overwonnen omdat zij veel verder gemoderniseerd waren (terwijl
Rusland een heel groot leger had).
- Modern imperialisme was tot op zekere hoogte een reactie op het Congres van Wenen.
Door het machtsevenwicht wat binnen Europa behouden moest blijven, hadden zij
binnen Europa geen mogelijkheden om hun macht te projecteren en daarom zochten
ze een uitlaadklep buiten Europa.
Het systeem van Bismarck
Eén van de weinige personen die dit zag aankomen, was Otto von Bismarck. Bismarck was
erop georiënteerd niet meer vijanden te maken; de enige vijand van het Duitse Keizerrijk was
Frankrijk. Hij wilde het Duitsland consolideren en probeerde dit te bereiken door allerlei
verdragen te sluiten met de andere landen binnen Europa. Dit was niet alleen voor het Duitse
Keizerrijk, maar hij weet ook dat Duitsland door de eenwording het machtsevenwicht binnen
Europa verstoort. Doordat er zoveel verschillende allianties waren gekozen wist niemand
meer precies welke verdragen er waren gesloten met wie en wat daarin besproken stond.
, Na het Congres van Berlijn (1878)
Reeks van formele en informele allianties en verdragen gericht op de consolidatie van
Duitse macht in Europa en isolatie van Frankrijk.
1879 Zweibund met Oostenrijk-Hongarije.
1881 Dreikaiserbund met Rusland
1882 Dreibund met Italië.
Geheime verdragen met Groot-Brittannië tegen Rusland (in Middellandse Zeegebied).
Bismarck wilde voorkomen dat Frankrijk en Rusland een alliantie zouden vormen,
want dan zit het Duitse Rijk als het ware in een sandwich (oorlog op twee fronten)
Het idee wat hierachter zit op gebied van internationale betrekkingen
(machtspolitiek/machtsrealisme; politieke visie):
- Volgens Bismarck zijn staten niet in staat gemeenschappelijke regels te maken. Elke
staat wordt voortgedreven door het eigen staatsbelang.
Doordat Bismarck verschillende bondjes sluit met landen en ook achter hun rug om weer met
anderen, ontstaat er wantrouwen. Doordat je als land constant over je schouder moet kijken en
er dus een dreiging van oorlog bestaat, zo voorkom je een grote oorlog. Dus het
machtsrealisme is gebaseerd op wantrouwen tussen Europese mogendheden.
Zo heeft Bismarck nog ongeveer 35 jaar kunnen rekken voordat de oorlog uitbrak.
Maar uiteindelijk heeft dat wantrouwen wat hij creëerde er voor gezorgd dat, toen het
laatste stukje wantrouwen wegviel, er een oorlog op zeer grote schaal uitbrak.
Binnenlandse politiek
De massamaatschappij en het industrieel kapitalisme.
Nationalisme is een historische kracht die voortkwam uit de komst van de moderniteit. Het
oriënteren op centrale staatsinstituties, het gevoel van samenhorigheid en hier werd een
politieke identiteit aangekoppeld: namelijk nationalisme.
Maar ook het sociaaldarwinisme komt op. De gedachte dat de eigen natie superieur is boven
andere naties (nog los van het raciale aspect)
Hierdoor worden het patriottisme en het militarisme sterke binnenlandse krachten.
Patriottisme:
Dit zorgt voor extreme vaderlandsliefde; je moet je leven over hebben voor de natie en zo niet
ben je een slechte burger. Dit zette een grote druk op individuen tijdens een oorlogssituatie.
Dit heeft door allerlei socialisering van sociale instituties een grote invloed op kinderen en
jongvolwassenen en zelfs volwassen gehad.
Militarisme:
Militarisme maakt dat je die vaderlandsliefde en die conflicten met andere landen bij voorkeur
(zelfs bij nature) zou moeten uitvechten via een oorlog met militaire middelen.
Hoe sterker die krachten worden, hoe meer mensen gaan hunkeren naar een militair
conflict, om hun vaderslandliefde te laten zien.
, De emancipatie van de massa in de politiek neemt steeds meer toe door:
- Toenemende bevolking
- Veranderingen door de industrialisatie
- Urbanisatie
Politici moesten hierdoor meer rekening houden met waar de grote massa van de
bevolking naar toe aan het bewegen was: hun ideologische drijfveer en hoe je iedereen
tevreden kon houden en met elkaar konden laten samenleven.
Hierdoor konden zij niet zomaar de opvattingen van de bevolking buiten wege laten.
Publieke opinie en massabewegingen hadden effect op elites.
In de economie waren bedrijven in nationale economieën bang voor internationale
concurrentie. Diverse industriële elites gingen de staat vragen om bescherming tegen
internationale concurrentie.
Ofwel bedrijven gingen samenwerken wat zorgde voor kartelvorming en de vraag naar
het protectionisme nam toe.
Politiek gevolg:
Hierdoor werd de speelruimte van de politici verkleind en ze konden niet zomaar met elk land
allianties sluiten, omdat dit verontwaardiging in de publieke opinie zou kunnen veroorzaken.
Hierdoor werd het steeds moeilijker om het Concert van Europa in stand te houden.
DUS:
Politieke leiders gaan door al deze veranderingen steeds meer het staatsbeleid koppelen
aan allerlei binnenlandse belangen, waarbij economische belangen steeds groter gaan
worden. Ze kijken meer naar de economische concurrentie en vertalen dit naar dat het
ook een politieke uitdaging is. Een land dat wij economisch vrezen; daar moeten wij ons
in militaire zin op voorbereiden.
Groot-Brittannië
Al sinds de 18e eeuw heerst er nog steeds in de 19e eeuw in GB de gedachte van ‘the Splendid
Isolation’. De gedachte dat op het moment dat het Europese vasteland stabiel was, de heerlijk
geïsoleerde ligging van GB zich volledig kon focussen op ‘the British Empire’. Zelfs huidige
politieke leiders denken nog steeds via deze lijnen.
Alleen in deze tijd gold het woord “empire” eigenlijk al iets minder, het empire had haar
hoogtepunt al bereikt en was daardoor al op haar weg terug naar beneden. Dit kwam o.a. door
het loskomen van andere koloniale overheersers en door binnenlandse problemen in bijv.
Brits-India.
Hierdoor kreeg het patriottisme en het militarisme een hele specifieke uiting en dat
noemen wij het jingoism. Het kwam erop neer dat Engeland vanuit het idee van the
British Empire koste wat kost dat idee moest verdedigen.
VB: Nationalisme in vorm van patriottisme en militarisme:
Als de koningin een vent zou zijn dan zou ik persoonlijk de Russen in Engeland op hun falie
geven, want zo zijn wij Engelsen (Queen Elizabeth).