Samenvatting verplichte literatuur ‘Methodologie
van het Belastingrecht’ per college
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1....................................................................................................................... 3
J.L.M. Gribnau, ‘Belastingen als moreel fenomeen’, hoofdstuk 1 en 2 ............................... 3
J.L.M. Gribnau, ‘Belastingen, ethiek en waarden’ .............................................................. 9
J.L.M. Gribnau, ‘Tax governance; op weg naar duurzaamheid’ .........................................13
Hoorcollege 2......................................................................................................................16
J.L.M. Gribnau, ‘Belastingen als moreel fenomeen’, hoofdstuk 3 ......................................16
Hoorcollege 3......................................................................................................................25
J.L.M. Gribnau, ‘Rechtsbeginselen en evaluatie van belastingwetgeving’ .........................25
H. Gribnau, ‘Legislative Instrumentalism vs. Legal Principles in Tax Law’ .........................34
Hoorcollege 4......................................................................................................................40
J.P. Boer, Sturende belastingheffer een monster?, hoofdstuk 1 tot en met 4 ....................40
Hoorcollege 5......................................................................................................................50
J.L.M. Gribnau, ‘Equality, Legal Certainty and Tax Legislation in the Netherlands –
Fundamental Legal Principles as Checks on Legislative Power: A Case Study’ ................50
J.L.M. Gribnau, ‘Belastingrecht en rechtsbeginselen’ ........................................................58
HR 12-5-1999, Arbeidskostenforfaitarrest, BNB 1999/271 ................................................61
EHRM 22-6-1999, nr. 46757/99, Della Ciaja/Italy, BNB 2002/398; ....................................61
HR 8-6-2005, Beroepskosten, BNB 2005/310 ...................................................................61
HR 22-11-2013, BOR-arrest (Bedrijfsopvolgingsfaciliteit), BNB 2014/30 ...........................62
HR 10-6-2016, Box 3-arrest, BNB 2016/177 .....................................................................63
Hoorcollege 6......................................................................................................................64
S.M.H. Dusarduijn, ‘De proportionaliteitseis van artikel 1 EP’............................................64
S.M.H. Dusarduijn, ‘Vorming van rechtsficties door de rechter’ .........................................69
V.L. Meijerman, ‘Toetsing aan grondrechten en fundamentele rechtsbescherming’ ..........76
Hoorcollege 7......................................................................................................................81
J.D. Baron & E. Poelmann, ‘De menselijke maat past in rechtmatige rechtsvinding’ .........81
J.L.M. Gribnau, ‘Belastingen als moreel fenomeen’, § 4.1-4.5 ..........................................82
J.L.M. Gribnau, ‘Legitieme belastingheffing: recht, governance en vertrouwen’ ................85
J.L.M. Gribnau, ‘Belastingen en de burger. Over het burgerperspectief in het
belastingrecht’...................................................................................................................90
F.R. Herreveld, ‘Fiscale rechtsbescherming en rechtsstatelijkheid’ ...................................93
Hoorcollege 8......................................................................................................................95
HR 10-10-2014, BNB 2015/38 ..........................................................................................95
Hoorcollege 9......................................................................................................................96
, J.L.M. Gribnau, ‘Belastingen als moreel fenomeen’, § 4.7- 4.9 .........................................96
M.B.A. van Hout, Mens, Maatschappij en Mediation in het belastingrecht. Een theoretisch,
rechtsvergelijkend en empirisch onderzoek, Den Haag: Sdu Uitgevers, 2013, par. 3.3 en
3.4, p. 75-93 en par. 9.3, p. 344-347. ................................................................................98
A.K.J.M. van Steenbergen & J.L.M. Gribnau, ‘Ervaren legitimiteit en het dilemma van
belasting betalen’ ............................................................................................................105
Steinmo, S. (2019), Trustworthy Institutions: A cognitive theory of tax morale ................109
Hoorcollege 10..................................................................................................................112
J.L.M. Gribnau, ‘Belastingen als moreel fenomeen’, § 4.6 ..............................................112
E. Huiskers-Stoop and H. Gribnau, ‘Cooperative Compliance and the Dutch Horizontal
Monitoring Model’ (conclusie) .........................................................................................114
Hoorcollege 11..................................................................................................................117
H. Gribnau, ‘The Integrity of the Tax System after BEPS: A Shared Responsibility’ ........117
H. Gribnau, ‘Why Social Responsible Corporations Should Take Tax Seriously’ ............124
E. Heithuis, ‘Van de splinter en de balk’ ..........................................................................131
Hoorcollege 12..................................................................................................................132
J. van der Geld, ‘Ethiek en Multinationale ondernemingen, een verkenning’ ...................132
H. Gribnau & A.-G. Jallai, ‘Good Tax Governance’ .........................................................135
R.H. Happé, ‘Fiscale ethiek voor multinationals’ .............................................................142
,Hoorcollege 1
J.L.M. Gribnau, ‘Belastingen als moreel fenomeen’, hoofdstuk 1 en 2
Hoofdstuk 1 - Inleiding
1.1 Een steen in de vijver:
Belastingheffing wordt algemeen gezien als een gedwongen bijdrage aan de schatkist die
niet afhankelijk kan zijn van vrijwillige actie en eigen initiatief van de belastingplichtigen. Als
de schatkist van vrijwilligheid niet veel kan verwachten, zal die schatkist snel leeg zijn als we
belastingen vervangen door vrijwillige bijdragen van de burgers. Dat betekent onvermijdelijk
dat er ook aan de uitgavenkant zal moeten worden gesnoeid, en dan blijft er van de sociale
verzorgingsstaat weinig over.
Voor Sloterdijk zijn belastingen echter bij uitstek een moreel verschijnsel. Zij maken vrijheid
mogelijk. Het gebruik van belastingen ten behoeve van inkomensherverdeling is een
illustratie van dit morele karakter. Het gaat Sloterdijk om belastingen als fenomeen waarin
de legitimiteit van de staat en het vertrouwen van de burgers in elkaar en in de staat tot
uitdrukking komen.
1.2 Belastingen: waarom ook weer?
In het algemeen geldt dat belastingen de financiële smeerolie van de staat zijn als behartiger
van de maatschappelijke samenwerking. Talrijke voorzieningen worden gefinancierd met
behulp van belastingen. Zonder belastingen is geen rechtsorde mogelijk die de maatschappij
ondersteunt, en dus geen vrijheid voor het individu. Deze maatschappij kan als een
coöperatieve onderneming gezien worden waarbinnen men samenwerkt om vrede, veiligheid
en andere waarden te kunnen realiseren. Belastingen zijn dan een middel ten behoeve van
de samenleving gezien als een coöperatieve onderneming tot wederzijds voordeel.
Belastingen maken niet enkel vrijheid mogelijk maar ook de bescherming van eigendom. De
burger heeft belang bij belastingen, omdat deze allerlei overheidsvoorzieningen mogelijk
maken, waardoor de vrijheid van de burgers inhoud kan krijgen. Publieke goederen zoals
onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur zijn essentieel voor de vrijheid van mensen,
waarbij tegelijkertijd geldt dat zij enkel mogelijk zijn in een maatschappij waar mensen samen
bijdragen; zij maken wederkerig elkaars vrijheid mogelijk. Aan de andere kant beperken
belastingen onze vrijheid, als afgedwongen bijdrage aan de schatkist. De staat functioneert
als intermediair: belastingheffing dient immers de samenleving.
Vertrouwen, legitimiteit en belastingen staan centraal in deze oratie. De centrale vraag in
deze verhandeling is: ‘Wat komt er in de praktijk terecht van de waarden legitimiteit en
vertrouwen in de sfeer van het morele fenomeen belastingen?’.
Hoofdstuk 2: Staat, maatschappij, recht en belastingen
2.1 Inleiding
De verschillende functies van de belastingwet leiden tot een forse belastingdruk en daarmee
een omvangrijke ingreep in de vrijheid van de burgers. Deze beperking dient
gerechtvaardigd te kunnen worden doordat daarmee fundamentele waarden van de
samenleving worden gediend zoals een vergroting van vrijheid, gelijkheid, solidariteit en
zekerheid; anders verliest het belastingsysteem haar legitimiteit (de burger verliest het
vertrouwen in het belastingstelsel als een rechtvaardige verdeling van lusten en lasten). Een
effectieve en efficiënte belastingheffing is niet voldoende voor legitimiteit. Dat geldt meer
algemeen voor de staat. Deze dient niet alleen effectief en efficiënt te zijn. De eis van
legitimiteit strekt zich ook uit tot de belastingen die de staat heft. Belastingheffing is een vorm
van machtsuitoefening over de maatschappij en haar leden die legitiem dient te zijn.
, 2.1.1 Legitimiteit
Wil overheidshandelen legitiem zijn dan moet het de toets aan rechtsbeginselen kunnen
doorstaan. Handelen in overeenstemming met de wet (legaliteit) is derhalve onvoldoende.
De eis van legitimiteit gaat dus verder dan legaliteit. Legitimiteit zorgt voor gezag en verplicht
de burgers tot gehoorzaamheid.
Tyler: twee benaderingen van legitimiteit:
1e : men voelt zich verplicht de overheid te gehoorzamen, ongeacht de mogelijke voordelige
of nadelige persoonlijke gevolgen.
2e : de mate waarin burgers vertrouwen hebben in de overheid. Belastingheffing dient
afgestemd te zijn op de wensen, behoeften en belangen van de leden van die maatschappij.
De staat dient responsief te zijn ten opzichte van de maatschappij. Macht die wordt aanvaard
transformeert in gezag. De uitoefening van gezag is gebaseerd op vertrouwen. De overheid
wordt vertrouwen geschonken maar wel op voorwaarde dat het wordt gehonoreerd. Gezag
verhoogt de compliance: burgers die de overheid gezag toedichten zijn meer bereid wet- en
regelgeving na te leven. Zij vertrouwen erop dat de overheid hen rechtvaardig behandelt; de
overheid handelt dan als gezegd vanuit sociaalwetenschappelijk perspectief legitiem als
burgers dat handelen als rechtvaardig ervaren. Legitimiteit en vertrouwen zijn dus cruciaal
voor het belastingrecht. Zonder vertrouwen is er nauwelijks een basis voor samenwerking in
het algemeen en bereidheid tot naleving van belastingwetten in het bijzonder.
2.1.2 Vertrouwen
Vertrouwen kan worden gedefinieerd ‘de overtuiging dat anderen ons niet met opzet kwaad
zullen aandoen, zeker niet als ze dit kunnen vermijden, en dat ze het goede met ons voor
hebben en indien mogelijk oog zullen hebben voor onze belangen’ en meer specifiek als ‘de
intentie om zich kwetsbaar op te stellen tegenover een vertrouwde op basis van positieve
verwachtingen over zijn of haar acties’. Het is zinvol een onderscheid te maken tussen twee
soorten vertrouwen: institutioneel vertrouwen (betreft vertrouwen in instituties zoals
wetgeving, overheid) en sociaal vertrouwen (vertrouwen in de medemens). Er zou sprake
kunnen zijn van een spill-over effect indien er sprake is van vertrouwen in bepaalde
instanties: een neiging tot vertrouwen zou kunnen worden gecreëerd waardoor er ook
vertrouwen is in andere situaties of in de interactie met andere instituties.
De bevordering van institutioneel en sociaal vertrouwen is wat Sloterdijk voor ogen heeft.
Vertrouwen ontwikkeld in relatie tot belastingheffing zou zo buiten de fiscaliteit kunnen gaan
werken en bijdragen aan de samenwerking in andere relaties en op andere gebieden in onze
maatschappij. Belastingheffing zou zo ook kunnen bijdragen aan een algemeen vertrouwen
in anderen of in sociale instituties zonder dat er enig contact is geweest. Dat is belangrijk,
want mensen die vertrouwen in anderen hebben, hechten meer aan het rechtssysteem als
uitdrukking van een geheel van normen die maatschappelijke samenwerking mogelijk maken
en ondersteunen en dat helpt op zijn beurt dit (belasting)rechtssysteem in stand te houden.
Gebrek aan vertrouwen kan leiden tot slechtere wetgeving.
2.2 Machiavelli en Smith
2.2.1 Machiavelli: vertrouwen en legitimiteit (en belastingen)
Machiavelli ging uit van de dingen zoals ze zijn en niet zoals men zich inbeeldt dat ze zijn.
Volgens hem moet de vorst in woord en verschijning een toonbeeld zijn van
betrouwbaarheid.
Vertrouwen, legitimiteit en belastingen
Het gaat Machiavelli om de trouw van hen die vrij zijn hun vertrouwen te schenken of niet.
Trouw maakt gehoorzamer, en omgekeerd. Maar gehoorzaamheid is eenrichtingsverkeer, en
dat is onvoldoende. Trouw werkt beide kanten op en is dus een kwestie van wederkerigheid.
Trouw is een sleutelwaarde die is gerelateerd aan, en is gebaseerd op vertrouwen.
Vertrouwen vereist voortdurende aandacht, moet steeds worden onderhouden.