Socialezekerheidsrecht:
- Basisboek Socialezekerheidsrecht 2020 – I.A.M. Van Boetzelaer-Gulyas
- VNW Socialezekerheidsrecht 2020 – I.A.M. Van Boetzelaer-Gulyas en G. van Keeken
- Kluwer collegebundel 2020-2021
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3 m.u.v 3.6.2 en 3.6.3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5: alleen 5.1, 5.4 en 5.7
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7 m.u.v. 7.5 en 7.7
Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 9 m.u.v 9.3 t/m 9.6
Hoofdstuk 10 m.u.v 10.6
Hoofdstuk 11
,Socialezekerheidsrecht 2020:
H1: Inleiding in het socialezekerheidsrecht
Sociale zekerheid biedt door de overheid inkomenszekerheid als mensen bijvoorbeeld door ziekte,
werkloosheid of ouderdom niet meer kunnen werken bestaanszekerheid/waarborgfunctie
Andere kant is de activeringsfunctie: verwacht wordt dat eenieder meedoet binnen de sociale
zekerheid.
Sociale zekerheid publieke stelsel dat het geheel van voorzieningen omvat die tot doel hebben het
waarborgen van de financiële zekerheid van burgers en hen te activeren.
Socialezekerheidsrecht stelsel van rechten en plichten die gelden binnen de sociale zekerheid. Een
recht is het krijgen van bijvoorbeeld een werkloosheidsuitkering. Plicht is premiebetaling.
Stelsel van sociale zekerheid:
Grote hoeveelheid wetten waardoor het systeem soms ondoorgrondelijk en moeilijk is
onderscheid gemaakt tussen:
1. Sociale verzekeringen: wordt premie afgedragen en daardoor betaald
2. Sociale voorzieningen: betaald uit belastingopbrengsten
Voor gemoedsbezwaarden geldt een speciale regeling: zijn ontheven van betaling van premies in
verband met hun levensovertuiging. Betalen via een omweg middels een speciale belastingheffing
meer belasting en behouden recht op een verzekering.
Hoogte premies wordt jaarlijks vastgesteld, afhankelijk van inkomen en leeftijd.
2 soorten verzekeringen:
a. Werknemersverzekeringen
b. Volksverzekeringen
Werknemersverzekeringen:
- Verzekerde is een werknemer of daarmee gelijkgesteld
- Werknemer is natuurlijke persoon die pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt
- In een privaat- of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat (aanwezig als is voldaan uit vereisten
7:610 BW
- Uitgevoerd door UWV
Sociale verzekeringen:
Werknemersverzekeringen:
- Ziektewet (ZW)
- Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
- Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)
- Werkloosheidswet (WW)
Volksverzekeringen:
- Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
- Algemene Ouderdomswet (AOW)
- Algemene nabestaandenwet (Anw)
- Wet langdurige zorg (Wlz)
- Zorgverzekeringswet (Zvw)
,Sociale voorzieningen:
- Participatiewet (Pw)
- Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (Wet IOW)
- Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Wet
IOAW)
- Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (Wet IOAZ)
- Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015)
- Jeugdwet (Jw)
- Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)
- Toeslagenwet (TW)
Digitaal klantdossier:
Als iemand een aanvraag doet vraagt uitvoeringsinstantie doorgaans een keer naar gegevens.
Gegevens worden opgeslagen in Digitaal Klantdossier (DGK).
Dossier bevat gegevens op het terrein van werk en inkomen (UWV, gemeenten, Belastingdienst en
SVB) en ook overige gegevens (zoals bezit auto).
Medewerker van uitkeringsinstantie kan via Suwinet de gegevens opvragen en aanvullende info van
betrokkene vragen.
Suwinet: service waarmee overheidsorganen gegevens van burgers en bedrijven digitaal bij elkaar
kunnen opvragen en naar elkaar kunnen sturen.
UWV, gemeenten en SVB werken veel samen, vooral wat betreft gezamenlijke dienstverlening
alles is geregeld in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI).
Gegevens worden niet opgevraagd als ze verkregen kunnen worden uit de polisadministratie van
UWV, verzekerdenadministratie van SVB en//of de gemeentelijke basisregistratie personen, art 30c,
33 jo art 35 Wet SUWI.
Rechtsbescherming:
Meeste procedures binnen socialezekerheidsrecht zijn bestuursrechtelijke procedures regels Awb
worden gevolgd (geldt bijv. voor AKW, AOW, Wet WIA en zorgtoeslag)
Zvw-geschillen worden door burgerlijke rechter afgedaan in verband met privaatrechtelijke structuur
Zvw.
Belangrijke elementen:
1. Geen verplichte procesvertegenwoordiging
2. Het begrip besluit, bestuursorgaan en belanghebbende
3. Het maken van bezwaar en bestuursrechter
1. Geen verplichte procesvertegenwoordiging:
Niet gehouden om een advocaat of andere gemachtigde in de arm te nemen, maar mag zichzelf
vertegenwoordigen rechtsbescherming wordt zo laagdrempelig gehouden.
2. Besluit, bestuursorgaan en belanghebbende:
Besluit roept een rechtsgevolg in het leven en wordt door bestuursorgaan met openbaar gezag
genomen, art 1:3 jo 1:1 Awb.
,Raad van bestuur van het UWV of SVB nemen besluiten bestuursorgaan wordt bedoeld.
Aanvrager is belanghebbende bij het besluit. Als hij geen uitkering krijgt treft dit besluit alleen hem.
Derden kunnen ook belanghebbende zijn.
3. Bezwaar en bestuursrechter:
Er kan niet meteen naar bestuursrechter worden gestapt moet eerst bezwaar worden gemaakt
binnen 6 weken.
Bezwaarschriftprocedure heeft heroverwegende functie, wordt heroverwogen (ex nunc) door zelfde
bestuursorgaan dat besluit heeft genomen.
Art 7:2, 7:13 en 7:3 sub c Awb
Pas wanneer bezwaar is gemaakt kan naar bestuursrechter worden gestapt. Instellen van beroep
heeft niet tot gevolg dat werking van beslissing op bezwaar schorst, art 6:16 Awb.
Geschil wordt door een rechter afgedaan, art 8:10 lid 1 Awb. Enkelvoudige kamer kan besluiten dat
een geschil naar meervoudige kamer wordt doorverwezen.
Is er een spoedeisend belang dan kan terwijl bezwaar is gemaakt of beroep is aangetekend bij
voorzieningenrechter een voorlopige voorziening worden gevraagd, art 8:81 Awb.
Op uitspraak bestuursrechter staat hoger beroep open bij hoger beroepsrechter.
In socialezekerheidsrecht is dat afhankelijk van soort geschil CRvB en soms Afdeling
bestuursrechtspraak Raad van State of Gerechtshof. Cassatie mogelijk bij Hoge Raad.
- Tijdig bezwaar- of beroepschrift indienen, binnen 6 weken, art 6:7 Awb
- Griffierechten betalen, art 8:41 Awb
,H2: Kinderen
Het recht op kinderbijslag is inkomens- en vermogensonafhankelijk. Voor kinderbijslag wordt een
premie betaald bekostigt uit algemene middelen (belastingen).
Uitvoering en aanvraag:
AKW is een volksverzekering en wordt uitgevoerd door de SVB, art 34 Wet SUWI jo art 14 AKW.
Kinderbijslag hoeft maar een keer worden aangevraagd, bij vestiging in Nederland of geboorte
SVB wordt na aangifte op de hoogte gebracht.
SVB stuurt bij geboorte van het eerste kind binnen 2 tot 4 weken een aanvraagformulier naar de
ouders, bij aangifte nieuwe geboorten keert SVB automatisch een hoger bedrag aan kinderbijslag uit.
Voorwaarden:
Recht op kinderbijslag komt aan de verzorgers toe. Voorwaarden:
1. Behoren tot de kring van verzekerden, art 6 AKW
2. Een kind dat jonger is dan 18 jaar en dat:
a. Tot het huishouden van de verzekerde behoort; of
b. Door de verzekerde wordt onderhouden, art 7 lid 1 AKW
Voorwaarde 1: kring van verzekerden
Verzekerd is de ingezetene, ingezetene is degene die in NL woont, art 2 AKW. Waar iemand woont
wordt naar omstandigheden beoordeeld, art 3 lid 1 AKW omstandigheden en feiten moeten van
dien aard zijn dat een duurzame band van persoonlijke aard tussen de persoon en Nederland is.
Geen ingezetenen maar in Nederland of op het continentaal plat in dienstbetrekking werk verrichten
en loonbelasting moeten betalen, art 6 lid 1 sub b AKW ook in aanmerking kinderbijslag.
Continentaal plat: exclusieve economische zone voor zover deze grenst aan de territoriale zee van
NL, art 1 onder d AKW.
Ook vreemdelingen die rechtmatig in NL verblijven zijn verzekerd voor de AKW, art 6 lid 2-4 AKW.
Voorwaarde 2: kind jonger dan 18 en tot het huishouden van verzekerde behoort of door verzekerde
wordt onderhouden
Er moeten kosten voor het kind worden gemaakt. Tweedeling:
a. Tot het huishouden van de verzekerde behoort, art 7 lid 1 sub a AKW; of
b. Door de verzekerde wordt onderhouden
Sub a: behoort tot huishouden als het 4 nachten per week thuis doorbrengt.
Voor kinderen van 16 of 17 jaar gelden extra voorwaarden, art 7 lid 2 AKW. Verzekerde krijgt
kinderbijslag als de 16 of 17 jarige:
- Onderwijs in NL volgt om een startkwalificatie (MBO-2, HAVO of VWO) te halen, art 7 lid 2 sub a
AKW.
- Een vergelijkbare opleiding als voor het behalen van een startkwalificatie in het buitenland volgt,
art 7 lid 2 sub b AKW.
- Van bovenstaande is vrijgesteld omdat hij bijvoorbeeld zwaar gehandicapt is, art 7 lid 2 sub a-b
AKW.
- De startkwalificatie of een vergelijkbare opleiding in het buitenland heeft behaald, art 7 lid 2 sub
c-d AKW
,Gaat een 17-jarige met Havodiploma op zak doorleren, blijft recht op kinderbijslag bestaan ondanks
recht op stufie stufie is een leenstelsel.
Gemeenten moeten beoordelen of kinderen van 16 en 17 in NL overdag op school zitten om hun
startkwalificatie te halen, art 7 lid 3 AKW leerplichtambtenaar meldt een verzuim aan SVB als
volgens hem maatregelen om 16 of 17-jarige weer naar school te krijgen niet hebben geholpen, art
22 Leerplichtwet na zo’n melding kan de kinderbijslag stoppen.
Verblijf ziekenhuis/inrichting:
Verblijft kind langer dan 6 maanden in een instelling, stopt kinderbijslag hoort niet meer tot
huishouden verzekerde
Sub b: verzekerde moet kind onder 18 jaar onderhouden kosten maken die noodzakelijkerwijs
verband houden met het onderhoud van het kind dat niet thuis woont, zoals meebetalen aan eten
en kleding, art 1 Buk.
Verzekerde moet bijdrage aan onderhoud kind leveren.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
- Enkele kinderbijslag
- Dubbele kinderbijslag
Bedrag aan onderhoud van een uitwonend kind om voor kinderbijslag in aanmerking te komen
433 per kalenderkwartaal
Voor dubbele bijslag 1149 per kalenderkwartaal, art 5 lid 1 jo art 6 lid 1 Buk.
Begrip kind:
Een kind in de zin van AKW is, art 4 lid 1 AKW:
1. Een eigen kind
2. Aangehuwd kind (stiefkind); of
3. Pleegkind
1: eigen kind:
Kind dat tijdens het huwelijk is geboren, erkend dan wel geadopteerd, art 4 lid 2 sub a-b AKW.
2: aangehuwd kind:
Voor aangehuwd kind, kan ook kinderbijslag ontvangen worden.
3: pleegkind
Pleegouder kan voor een pleegkind een pleegvergoeding krijgen, art 5.1-5.2 Regeling Jeugdwet.
Basisbedrag is leeftijdsafhankelijk: voor kind van 14 634 euro per maand. Boven op dit bedrag kan
onder voorwaarden nog een maximale toeslag van 3,77 per dag worden toegekend, art 5.2 lid 1-2
Regeling Jeugdwet.
Pleegouder die pleegvergoeding krijgt heet geen recht op kinderbijslag. Pleegkind in de zin van AKW
een kind dat als eigen kind wordt onderhouden en opgevoed, art 4 lid 3 AKW.
Voor pleegkind dat niet thuis woont kan ook kinderbijslag worden ontvangen. Extra voorwaarden:
1. De pleegouder heeft dezelfde juridische rechten en plichten als wettige ouders
2. Pleegouder onderhoudt het kind als eigen kind hoewel het in een ander huishouden verblijft
Pleegouder kan waarvan een kind tot zijn huishouden behoort en opvoeding en financieel de
verzorging van dit kind op zich neemt kinderbijslag ontvangen, ondanks gezag bij wettige ouders ligt.
Ingang:
,Kinderbijslag wordt per kwartaal uitbetaald. Voldoen op peildatum aan voorwaarden recht op
kinderbijslag, art 11 lid 1-2 AKW.
Peildatum is de eerste dag van een kalenderkwartaal: 1 januari, 1 april, 1 juli, 1 oktober.
Voor de onderhoudseis door verzekerden wordt over het gehele kalenderkwartaal gekeken, art 11 lid
3 AKW jo art 5-6 Buk.
Te late aanvraag:
Wordt de aanvraag voor kinderbijslag te laat ingediend recht op kinderbijslag gaat met
terugwerkende kracht in van maximaal 1 jaar, art 14 lid 3 AKW.
Uitbetaling:
Uitbetaling kinderbijslag vindt plaats binnen 3 maanden na afloop kwartaal waarover recht op
kinderbijslag ontstaat art 18 lid 1 AKW. In de praktijk geschiedt uitbetaling in het kwartaal erna
stel Henk is op 1 jan geboren, recht op kinderbijslag ontstaat op 1 jan en uitbetaling is in april.
Hoogte en duur:
Kinderbijslag is niet afhankelijk van het inkomen of vermogen verzekerde. Met inkomen kinderen
wordt geen rekening gehouden.
Kinderbijslag wordt per kind uitgekeerd en is afhankelijk van de leeftijd (leeftijdsdifferentiatie) van
het kind, ar 12 lid 1 AKW:
Per kwartaal zijn de bedragen in 2020:
0 t/m 5 jaar 70% = 221,49
6 t/m 11 jaar 85% = 268,95
12 t/m 17 jaar 100% = 316,41
Als kind 6 of 12 wordt, wordt hoogte automatisch aangepast, art 13 lid 9 AKW.
Recht op kinderbijslag duurt tot dat kind 18 jaar wordt.
Dubbele kinderbijslag:
Dubbele kinderbijslag wordt uitgekeerd als sprake is van:
a. Intensieve zorg bij een thuiswonend ziek of gehandicapt kind
b. Om onderwijsredenen of om ziekte of handicap niet thuiswonend en niet tot het huishouden van
een ander behorend kind.
Sub a: thuiswonend: ziek of gehandicapt kind
Gehandicapt of ziek kind van 3 tot 18 jaar dat wel tot het huishouden van de verzekerde behoort en
aangewezen is op intensieve zorg, art 7a AKW dit moet blijken uit een positief advies van Centrum
indicatiestelling zorg (CIZ), art 11-12 Buk.
CIZ-advies is positief als, art 2 Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg:
1. Uit indicatiebesluit, conform Wet langdurige zorg (Wlz), blijkt dat kind aangewezen is op
permanent toezicht of op 24 uur per dag zorg in de nabijheid; of
2. Blijkens de beoordeling van het CIZ het kind intensieve zorg nodig heeft.
Indicatiebesluit: besluit dat overeenkomstig Wet langdurige zorg afgegeven wordt
Beoordeling CIZ: gebeurt aan de hand van puntenlijst waarop 10 onderwerpen staan, art 3 Regeling
uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg.
, CIZ maakt gebruik van beoordelingskader. Als alle 10 onderwerpen langs zijn gelopen, worden
punten bij elkaar opgeteld.
Er is sprake van intensieve zorg als:
0 tot 6 jaar: minimaal 5 punten
6 tot 10 jaar: minimaal 4 punten
10 tot 18 jaar: minimaal 3 punten
Ook het kind dat een punt krijgt toebedeeld voor onderwerp medische verzorging krijgt positief
advies, art 3 lid 4 Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg.
SVB en aanvrager van dubbele kinderbijslag ontvangen advies CIZ. Onder voorwaarden is er ook
recht op een extra bedrag aan kinderbijslag van 2163,22 voor de alleenstaande of alleenverdienende
ouder, art 7a lid 2 AKW.
Sub b: niet thuiswonend: onderwijs of ziek of gehandicapt kind
Dubbele kinderbijslag als kind door het volgen van onderwijs of door ziekte of gebrek van het kind
niet tot het huishouden van de verzekerde of een ander behoort, art 7 lid 6 sub a-b AKW.
Er moet sprake zijn van een causaal verband tussen ziekte en uitwonend zijn bijvoorbeeld met een
meervoudig complexe handicap in een instelling wonen.
Voor dubbele kinderbijslag voor niet thuiswonend kind moet verzekerde het kind onderhouden met
een bijdrage van ten minste 1149 euro per kwartaal, dit is 383 per maand.
Niet thuiswonend: onderwijs
Kind jonger dan 16 jaar: als kind uit huis gaat om onderwijs te volgen, kan dubbele kinderbijslag
worden ontvangen, art 7 lid 6 sub b onder 1 jo art 6b AKW.
Andere gevallen: BOL-opleiding, BBL-opleiding of bij ministeriële regeling te bepalen school, art 7 lid
6 sub b onder 5 AKW.
Afstand tussen school en woonadres moet meer dan 25 km zijn, art 2 Regeling dubbele
kinderbijslag om onderwijsredenen + beroepsopleiding of school moet op de lijst van opleidingen
staan die recht geven op dubbele kinderbijslag.
16- en 17- jarigen:
Bijvoorbeeld op kamers gaan wonen om onderwijs te kunnen volgen, kinderbijslag blijft gelden
zolang aan voorwaarden zijn voldaan.
Bijverdiensten: hebben geen gevolgen voor kinderbijslag.
Scheiding en co-ouderschap:
SVB betaalt vaak kinderbijslag aan een ouder uit, meestal de moeder, art 18 lid 2 AKW. Bij scheiding
tussen ouders komt de zorg voor een kind in de meeste gevallen bij een ouder te liggen. Ouder die
dagelijkse zorg voor het kind op zich neemt ontvangt de kinderbijslag, art 18 lid 4 AKW.
Co-ouderschap; als kind afwisselend bij beide ouders woont en beide ouders het kind onderhouden
kinderbijslag wordt verdeeld volgens afspraak die ouders maken, in een overeenkomst of
rechterlijke beschikking. Is niets geregeld ieder krijgt de helft, art 10 Buk.
Woonlandbeginsel: