Erfrecht - Les 1
Les 1: Testamenten → Brochure: Hoe regel ik mijn nalatenschap? / Stappenplan wilsbekwaamheid
- het verschil tussen wettelijk (= versterf) en testamentair erfrecht uitleggen aan cliënten;
- uitleggen wie op welk deel van de erfenis recht heeft;
- uitleggen wie een (levens)testament kan opstellen;
- adviseren welke onderdelen cliënten het beste in hun (levens)testament(en) zouden kunnen opnemen;
- uitleggen wat de functie is van een executeur-testamentair;
- een (levens)testament inschrijven in het Centraal Testamenten Register;
- een eenvoudig (levens)testament opstellen.
Begrippen
Nalatenschap = het vermogen, een geheel van goederen en schulden.
Erflater = overleden persoon.
Erfgenaam = degene op wie het vermogen overgaat.
Versterferfrecht = erfgenaam krachtens de wet.
Testamentair erfrecht = erfgenaam krachtens uiterste wilsbeschikking.
Legataris = degene aan wie het legaat (geldbedrag of object)wordt nagalaten, heeft een vordering op de
nalatenschap.
Legitimaris = heeft recht op een wettelijk erfdeel (legitieme portie), omdat hij of zij een kind is van de erflater.
Lastplichtige: de erfgenaam of de legataris die de verplichting heeft uit hoofde van de last.
Erfgenamen verkrijgen onder:
- Algemene titel, art. 3:80 lid 2 BW: zij volgen de erflater op in zijn rechten en verplichtingen uitsluitend op
grond van het overlijden.
- Bijzondere titel, art. 3:80 lid 3 BW: door een legataris. Die heeft van de erflater een vorderingsrecht toegekend
gekregen jegens de gezamenlijke erfgenamen of een of meer bepaalde erfgenamen of legatarissen, art.
4:117 lid 1 en 2.
Voorwaarden voor erfopvolging (erfopvolging bij versterf en testamentair erfrecht)
1) De erflater moet zijn overleden;
2) De erfgenaam moet bestaan op het ogenblik dat de nalatenschap openvalt, art. 4:9 en 56 BW;
3) De erfgenaam moet niet onwaardig zijn om te erven, art. 4:3 BW. Onwaardigheid treedt van rechtswege in
(veroordeelde).
Indien er geen erfgenamen zijn worden de goederen van de nalatenschap door de Staat onder algemene titel
verkregen, art. 4:189 BW.
Wie zijn erfgenamen bij versterf?
Zij die tot de erflater in familierechtelijke betrekking stonden en de langstlevende, niet van tafel en bed gescheiden
echtgenoot (art. 4:10 lid 1 onder a en lid 3 BW). Met de langstlevende echtgenoot is gelijkgesteld de langstlevende
geregistreerde partner, art 4:8 BW.
Erfopvolging uit eigen hoofde of bij plaatsvervulling
Uit eigen hoofde: op grond van de plaats die hij zelf onder de bloedverwanten van de erflater inneemt.
Plaatsvervulling: wanneer men de plaats inneemt die in beginsel aan een ander in de ordening toekomt. Het zijn
steeds afstammelingen die bij plaatsvervulling tot het erfdeel van degene wiens plaats zij vervullen groepen worden,
art. 4:10 lid 2 BW.
Parantele stelsel = Uit eigen hoofde achtereenvolgens, art. 4:10 lid 1 BW:
1. Echtgenoot en kinderen;
2. Ouders en broers en zussen;
3. Grootouders;
4. Overgrootouders
, De langstlevende echtgenoot heeft, als hij in gemeenschap van goederen is gehuwd met de erflater, recht op de helft
van de huwelijksgoederengemeenschap, art. 1:100 BW.
De langstlevende echtgenoot verkrijgt de goederen van de nalatenschap en neemt de schulden (art. 4:7 BW) voor zijn
rekening, art. 4:13 lid 2 BW.
Ieder van de kinderen krijgt een niet-opeisbare geldvordering jegens de langstlevende echtgenoot ter grootte van zijn
erfdeel, art. 4:13 lid 3 BW. Deze vordering is pas opeisbaar als de langstlevende overlijdt, in de schuldsanering komt,
of failliet is verklaard.
De uit eigen hoofde geroepenen erven voor gelijke delen, art. 4:11 lid 1 BW. De plaatsvervullers vormen tezamen een
staak, art. 4:12 lid 2 BW.
Het erfdeel van de ouders is nooit minder dan een kwart, art. 4:11 lid 3 BW.
Het erfdeel van een halfbroer of -zus is de helft van het erfdeel van een volle broer/zus of een ouder, art. 4:11 lid 2
BW.
Als een erflater in de eerste en tweede parentele niemand achterlaat komt de derde groep aan de beurt. Tantes/ooms
en nichten/neven kunnen plaatsvervanger zijn.
Wilsrechten
Wanneer er sprake is van een stiefouderrelatie tussen de langstlevende en kinderen van de erflater, bijvoorbeeld in
het geval van een tweede huwelijk, kunnen de kinderen van de erflater ter versterking van hun erfrechtelijke positie,
een beroep doen op een wilsrecht bestaande uit een aanspraak op goederen in volle of blote eigendom. De
wilsrechten dienen ter waarborging van de rechten van de kinderen die in een stiefouderrelatie tot de partner van hun
overleden ouder staan, het zogenoemde stiefoudergevaar. Dit is geen verplichting. De wilsrechten spelen alleen als er
sprake is van een wettelijke verdeling. Wilsrechten = veiligstellen van goederen.
- 4 situaties, art. 4:19 t/m 4:22 BW;
- recht tot overdracht van goederen;
- wilsrechten alleen bij (niet-opeisbare) geldvorderingen;
- ouders kunnen wilsrechten uitbreiden, beperken of opheffen, art. 4:25 lid 6 BW.
Doelen wilsrechten:
- goederen van de familie en / of goederen met emotionele waarde veilig stellen;
- voldoening van de geldvordering veilig stellen.
Situatie 1, art. 4:19 BW (ouder die als eerst overlijdt)
Eerste ouder is overleden, langstlevende ouder doet aangifte om te (her)trouwen. Kind met geldvordering op de
langstlevende ouder mag de ouder verzoeken om goederen aan hem over te dragen. De ouder is verplicht goederen
over te dragen met de waarde van de geldvordering. Het kind is dan wel eigenaar, maar ontvangt slechts het blote
eigendom. De langstlevende ouder mag gebruik blijven maken van de goederen, hij houdt het vruchtgebruik.
Situatie 2, art. 4:20 BW (ouder die als eerst overlijdt)
Het kan zijn dat als de langstlevende ouder aangifte heeft gedaan van het huwelijk je geen gebruik heb gemaakt van
het eerste wilsrecht. De ouder is inmiddels getrouwd, en nu overlijdt hij. Eerst moet er gekeken worden naar de
nalatenschap van de eerst overleden ouder. De geldvordering die het kind had op dat overlijden op de langstlevende
ouder wordt nu opeisbaar. Het kind kan de stiefouder verzoeken goederen over te dragen in plaats van geld. Het kind
krijgt nu wel direct het volle eigendom.
Situatie 3, art. 4:21 BW (2e ouder die overlijdt)
De nalatenschap van de langstlevende ouder. Hiervoor ontstaat een nieuwe wettelijke verdeling. Hij laat een
echtgenoot en kinderen achter. Het kind krijgt nu een niet-opeisbare geldvordering op de stiefouder. Het kind kan de
stiefouder verzoek goederen uit het nalatenschap van zijn langstlevende ouder over te dragen. Let wel: ook hier
krijgen zij slechts het blote eigendom.
Situatie 4, art. 4:22 BW (2e ouder die overlijdt)
Hebben de kinderen geen gebruik gemaakt van het derde wilsrecht, dan is er nog een laatste wilsrecht op het
moment dat de stiefouder overlijdt. Op dat moment wordt de geldvordering die het kind had op de langstlevende
ouder opeisbaar. De kinderen kunnen bij de erfgenamen van de stiefouder goederen opeisen. Zij krijgen dan de volle
eigendom.